Hier zijn de mensen zeer achterdochtig. Maar of ze elders wel met open armen was ontvangen, dat zou Sonia niet durven zeggen. De mensen uit zíjn geboortestreek. Die tot het andere kamp behoren. In haar eigen omgeving kent ze geen stellen van eerdere generaties die vrienden en geen vijanden van elkaar zijn, zelfs als ze al een eeuwigheid samen zijn. Er zullen ook wel ergens paren zijn die voor het leven (en daarna) vrienden zijn, maar dat zijn er niet veel, dat zijn enorme mazzelaars en die zijn goed verstopt. En dan weet je, als jong iemand die om zich heen kijkt, vrijwel zeker dat jouw allerliefste jou uiteindelijk het leven zuur zal maken. Toch zal zo’n stel, als ze eenmaal uit elkaar zijn en de kinderen daar de dupe van worden, wanneer ze een nieuw leven beginnen, nog erger de pest aan elkaar hebben, en hun nieuwe partners kunnen niet anders, denkt Sonia, ja, die kunnen niet anders dan een hekel hebben aan die overblijfsels uit een eerder bestaan: de kinderen.
Maar kijk haar nou, ondanks dit alles, de trappen van een weerzinwekkend communistisch woonblok oplopen, tot op de derde etage, waar ze een paar seconden stil blijft staan, niet zozeer om op adem te komen na de inspanning, als wel om de nodige moed te verzamelen om aan te bellen. Ze heeft om haar schouder een linnen tas met daarin een pakje koffie van de hypermarkt, waarvan ze weet dat ze het niet zal aanbieden, want ze heeft niet opgelet en capsules voor een espressoapparaat in plaats van gemalen koffie gekocht. Ze heeft naar de verpakking gekeken, of die er wel mooi en ongewoon uitzag, en naar de prijs, het mocht niet te goedkoop zijn, maar ze zal de capsules met een mes moeten opensnijden om de koffie eruit terug te winnen, om voor zichzelf, thuis bij opa, koffie te kunnen zetten. Het komt er dus op neer dat ze met lege handen is gekomen.
De vierde echtgenote van haar vader ziet eruit als een weduwe zoals die uit de boekenlijst op school.
Sonia had haar zich anders voorgesteld. Eleganter, trotser, met meer crème.
De vrouw, Anișoara, draagt nog altijd rouwkleding en lijkt gesloopt door oprecht leed.
Ze wuift haar naar binnen en ze gaan samen op de bank in de woonkamer zitten. Ze heeft Sonia uit beleefdheid ontvangen. Toen Sonia’s peetmoeder contact opnam, had ze een halfhartig ‘ja’ gemompeld, maar het is duidelijk dat ze nu geen puf heeft voor wat voor dialoog dan ook en liever wacht tot Sonia zegt wat ze wil en waarom ze is gekomen.
Ze biedt haar niets aan.
Sonia heeft de neiging alles in woorden te willen vangen. Het is voor haar belangrijk om haar gevoelens uit te drukken. Maar wanneer je dingen wilt verwoorden die je niet op een rijtje hoort te zetten, of dingen waarvoor de taal simpelweg geen middelen heeft, loop je het risico op een volledig verkeerd spoor te komen. Soms lijkt dat erger dan het is. Soms kan het tot een bespottelijke situatie leiden. En nog weer andere keren kom je helemaal niet meer uit je woorden en kun je schrikken of de draad kwijtraken.
Sonia is naar haar vaders huis gekomen omdat ze wilde zien hoe hij leefde. Hoe zijn huis eruitziet, en de ruimte waar hij wakker werd en waar hij naar terugkeerde om te schuilen. Ze heeft alleen geen idee hoe ze dat nu nog moet verpakken in een antwoord op de vraag ‘waarom ben je hier?’
Ze wil weten waar zijn huis naar ruikt zoals ze wilde weten hoe het bij het archief van de Securitate rook, toen ze nog heel naïef was en geloofde dat je daar naar binnen kunt lopen en de loeizware dozen met dossiers meteen over je heen vallen. En toen het haar nog behoorlijk simpel leek om overal achter te komen, overal een mening over te vormen. Voordat ze erachter kwam dat je bij het archief heel precies moet vertellen waarvoor je bent gekomen en wat je zoekt, een papierwinkel aan formulieren moet ondertekenen om vervolgens maanden te moeten wachten voordat de auto met documenten uit het magazijn aankomt. Dat je toestemming moet vragen om kopietjes te maken. Dat je moet zweren dat de persoonlijke gegevens die jij onder ogen krijgt werkelijk uitsluitend zullen worden gebruikt voor het aangegeven doel.
Ze zocht naar een gevoel van afzondering en verstikking en hoopte dat daar iets uit zou komen. Een bepaalde geestestoestand.
Het appartement van haar vader is vrijwel leeg. Er staat alleen het strikt noodzakelijke.
Uit de bijeengeraapte beetjes informatie die ze van haar moeder en vooral van haar peetmoeder heeft gehoord, weet Sonia dat haar vader na ’89 op een bepaald moment op het gemeentehuis terechtgekomen is. Eerder om daar ‘wat te ritselen’. Ze heeft inmiddels uitgeknobbeld dat hij een paar keer van de ene naar de andere partij is overgelopen en op een bepaald moment het hoofd markten in de kleine provinciestad werd. Sonia’s beeld van hem, toch al grillig in haar hoofd, werd opnieuw aangepast. Waarom was hij naar een andere partij overgestapt? Was hij echt zo’n opportunist? Nu ze zijn sobere appartement ziet, wordt haar teleurstelling vreemd genoeg verdubbeld. Ze was bedacht op welvaart. Op overdaad, zelfs. Waarom zou je jezelf anders compromitteren in een vrije wereld, als je onder vrij tenminste ‘anders dan hiervoor’ kunt verstaan?
Ze probeerde zich voor te stellen wat voor discussies ze vlak voor de verkiezingen met haar vader zou hebben gehad. Dit was de eerste keer dat ze het uitprobeerde, een gesprek met haar vader, en het allereerste waar ze aan dacht was wat ze te bespreken zouden hebben gehad in die wankele periode van de verkiezingscampagnes, toen zoveel kinderen ruzie kregen met hun ouders. Toen in zoveel families, bij zoveel mensen haatstekels waren opgekomen, als op een stel duistere wezens, in die bizarre tijden die sommigen in een soort weerwolven veranderden. Zouden ze in staat zijn geweest op een beschaafde manier te praten over elkaars keuzes?
Van jongs af aan was ze er altijd vrij zeker van dat ze iemand anders was geweest als ze haar vader in haar leven had gehad, dat het haar sterker zou hebben gemaakt, beter opgewassen tegen allerlei soorten tegenspoed, alsof de simpele aanwezigheid van een man wolkjes van testosteron door het huis had doen zweven waaraan ook de vrouwen zich ongegeneerd konden laven op momenten dat ze scherp moesten zijn. Haar moeder had haar niet sterk weten te maken, sterker nog, ze had haar met haar eigen angsten en kwetsbaarheden opgezadeld, had haar met de mentaliteit van een eenzame en opgejaagde vrouw grootgebracht. Het enige waarmee ze haar goed had toegerust voor het leven – zo leek het Sonia – was dat ze zich altijd wist te verstoppen als ze moest huilen.
En toch, datgene waarvan ze tot nu toe altijd zo zeker heeft geweten dat het een stabiele factor zou zijn geweest, een soort anker, haar vader, kwam haar nu opeens voor als iets dat weleens extreem ontwrichtend had kunnen werken. Misschien had hij hen zelfs nog meer op drift gebracht, en misschien heeft haar moeder juist wel goed gehandeld, niet alleen door van hem te scheiden, maar door er alles aan te doen om hem op afstand te houden. Het staat vast dat Sonia nooit zal weten hoe het mét hem was geweest, en dat ze nu maar beter op haar moeders oordeel af kan gaan. Nu kan ze haar het volste vertrouwen geven, dat ze haar al die puberjaren had misgund, toen ze, omdat ze ontevreden was over zichzelf, schuldigen zocht tegen wie ze in opstand kon komen en op haar moeder stuitte, omdat ze alleen haar kende.
En met hem of zonder hem, ze was misschien nu precies dezelfde geweest, even argeloos en onzeker, en niet in staat scherp te zijn op de momenten dat ze denkt scherp te moeten zijn, niet in staat tot een doeltreffender protest dan het kapotgooien van een favoriete vaas. Ze had eens gelezen over onderzoek naar tweelingen die, als ze bij de geboorte gescheiden en door verschillende gezinnen geadopteerd worden, uiteindelijk een onwaarschijnlijk overeenkomstig leven leiden. Ze beginnen aan dezelfde studie of doorlopen allebei drie echtscheidingen.
Omdat ze ziet dat ze met haar handen op haar tegen elkaar gedrukte knieën blijft zitten en niets zegt, besluit Anișoara na lang wachten zelf het gesprek op gang te brengen.
‘Ik heb het ook al meermaals tegen Claudia gezegd, toen ze hier was. Hij heeft me in het testament alleen het appartement nagelaten. En ik zou het aan hem hebben nagelaten als het omgekeerd was geweest, zo hebben we het vastgelegd. Ik weet niet wat Claudia zich voorstelde, de akte kan niet worden bestreden.’
Sonia zegt niets. Ze is niet gekomen om deze vrouw ergens van te beschuldigen, omdat zij in het huis kan blijven. Ze zou haar eigenlijk moeten afkappen en dat moeten zeggen.
In plaats daarvan vraagt ze: ‘Hield hij van u?’
‘Ik heb hier ook voor gewerkt, al is het maar omdat ik het met hem moest uithouden,’ zegt Anișoara en haar ogen schieten vol.
‘Het spijt me als dit een te vrijpostige vraag is… Ik vroeg me af of… of hij wel in staat was lief te hebben.’
‘Misschien hield hij van die anderen. Toen hij jonger was… Van jouw moeder, misschien…’
Alle vrouwen – echtgenotes en dochters – verkeren onder de indruk dat anderen van hem meer liefde kregen, omdat ze weigerden te geloven dat hij zó bot kon zijn. Toch is het niet anders. Sommige mensen zijn bot.
‘Mag ik zijn spullen bekijken?’ vraagt Sonia.
‘Waarom?’
‘Ik ben benieuwd. Dat is echt het enige waarvoor ik gekomen ben, om een beeld te krijgen.’
‘Waarom ben je er nu? Waarom kwam je hem niet opzoeken toen hij nog leefde?’