View Colofon
- "Šťastný konec" translated to CZ by Markéta Chlebovská,
- "Un final fericit" translated to RO by Virginia Popovic,
- "O final feliz" translated to PT by Ilija Stevanovski,
- "Srečen konec" translated to SL by Natalija Milovanović,
- "Final feliz" translated to ES by Ivana Palibrk,
- "Lieto fine" translated to IT by Sara Latorre,
- "Szczęśliwe zakończenie" translated to PL by Aleksandra Wojtaszek,
Roel Schuyt
Stefanie Liebreks
Een gelukkig einde
Ik werd wakker van de regen. Hij had zich met mijn droom vermengd, waardoor ik in eerste instantie niet wist uit welke wereld hij kwam. Ik zwom in de eindeloosheid van de Stille Oceaan. Ik weet dat het de Stille Oceaan was, ik herkende hem van tv-programma’s. Ik zwom door zijn turquoise en kristal. Zo zeggen ze dat in die reportages, turquoise en kristal. Langs mijn heupen zwierden de sierkralen om mijn badpak mee vast te knopen. Ik herkende het van de foto. Mijn eerste badpak, voor kinderen. De hemel had de gordijnen al dichtgedaan, terwijl ik nog bezig was de knoop los te krijgen. Dikke druppels spatten op mijn kruin en uitgestrekte armen, het werden er steeds meer en ze werden steeds dikker, tot het water de hele wereld had bedekt. Het omsloot me als een eeuwige omhelzing, een ondoordringbare baarmoeder. Ik sloeg mijn armen uit voor een verticale duik en werd op dat moment wakker. Jammer. Ik wou dat ik had leren zwemmen. Maar ik wist in ieder geval zeker dat de oceaan niet de oplossing was.
Al sinds mijn jeugd heb ik intense dromen. Complex. Overtuigend. Spannend, in tegenstelling tot mijn dagelijkse leven. Daar komen alleen maar cijfers in voor. Precieze rekenkundige operaties. Boekhoudkundige berekeningen en fiscale rekeningen. Rentepercentages over ziektekosten en sociale premies. Deels op een bankrekening, deels in contanten. Het is tientallen jaren geleden dat ook ik voor het laatst alles op mijn rekening heb ontvangen. Ik probeer er niet aan te denken. Denken deed ik dertig jaar geleden ook al niet echt. Ik was zoals iedereen. Aan het eind van een verspilde dag verheugde ik me altijd op mijn slaap. Vanochtend moest ik al na het eerste geluid van mijn wekker opstaan. Ik moest nog een was draaien, inpakken, wat overgebleven rekeningen wegwerken en ik had nog een afspraak staan met het reisbureau. Irena – de medewerkster bij wie ik het arrangement had besproken – herinnerde me herhaaldelijk aan alle voorbereidingen die ik voor de reis nog moest treffen. Ze overlaadde me met nuttige tips en vertelde welke verzekeringsmaatschappijen betrouwbaar waren en welke aanvullende zorgpakketten ik zou moeten nemen. Ze trok zich slaafs terug toen ik haar nogal bits toebeet dat ik geen verzekering hoefde en dat ze me niet meer moest lastigvallen, want ik zou zomaar naar een ander reisbureau kunnen gaan. Ik reageerde ongeveer net zo toen ze opmerkte dat ze tegen een vergelijkbare prijs een paar leuke cruises in de aanbieding hadden. Ze keek me bezorgd aan, alsof ze niet helemaal zeker wist of een verblijf in de tropen wel geschikt voor me was. Ik onderbrak haar nogal grof. Omdat ik niet dagelijks met mensen communiceer, is mijn tolerantiedrempel voor dit soort geintjes erg laag. Maar zij had het ook niet gemakkelijk. Had ik haar een klap verkocht, dan zou ze nog steeds vriendelijk knikken en zeggen ik snap het, sorry dat ik me ermee bemoei, ik wilde alleen maar helpen, want dat is de behandeling die je krijgt als je een reis boekt naar een bestemming als de mijne. Ik herinner me onze eerste ontmoeting en de ongelovige blik waarmee Irena me aankeek toen ik haar vroeg een van de duurste reizen die ze aanboden voor me na te gaan. Ik weet zeker dat ze een aanbetaling van me verwachtte voor Bečići of Chalkidiki. Toen ik haar aandacht eenmaal had, kreeg haar gezicht de kleur van de hoogst haalbare bonus van die maand. De regen klettert tegen de ramen. Ik strompel naar het balkon en neem een kijkje door de jaloezieën. Aan de andere kant van de straat zie ik Marina’s schaduw de gordijnen recht hangen. Natuurlijk, ze is al wakker. Mijn vriendin staat iedere ochtend steevast om 6.45 op. Terwijl ze de kamer lucht, spoelt ze haar mond met pompoenolie om te ontgiften. Deze alternatieve therapie heeft ze zichzelf opgelegd. Ze gelooft dat er methodes bestaan om het lichaam in goede vorm te houden. Onlangs begon ik er zelf ook bijna in te geloven, maar niet voor lang.
Ik heb nog een halfuur tot Marina klaar is met haar ochtendrituelen. Ze luistert regelmatig naar het weerbericht, doet de oefeningen die haar chiropractor haar voorschrijft en stopt de gaten in haar kleding. Marina is door een rugblessure voortijdig afgekeurd, maar geeft niet op. Ze gelooft in een happy end en zal dan ook klaarstaan wanneer het komt. Wanneer ze brood haalt, boodschappen doet en bloemen koopt, draagt ze altijd make-up, haar nagels zijn gelakt en ze loopt met haar kin omhoog. Ze stemt haar oorbellen af op haar kleding, haar tas op haar schoenen, haar glimlach op de blik van haar gesprekspartner. Nadat ze haar inkopen heeft gedaan, legt ze het fruit in een rieten mand, de bloemen in een vaas, waarna ze de groente wast en op een laag vuurtje laat pruttelen. Als ze haar gezondheid al op het spel zet, zegt ze, dan liever in de kroeg. Ze mist nooit de bijeenkomsten met haar oud-collega’s, eens per maand, tot in de kleine uurtjes. En vervolgens weer een uitgebalanceerd dieet, vroeg opstaan, dagelijkse wandelingen, pompoenolie. Ze is twaalf jaar ouder dan ik, maar je zou het haar niet geven. Marina heeft zich met haar kattenklauwen aan deze wereld vastgeklampt en is niet voornemens die binnenkort te verlaten. Of het nu mazzel is of pech, Marina geeft mij ook nog niet op, ze nodigt me altijd uit om met haar mee te gaan, of ze nu via Facebook kaarten voor het theater heeft gewonnen of voor een gratis bezoek aan de Romeinse kelders onder Belgrado. Ze gaat overal naartoe en komt altijd sterker thuis. Ze belt me altijd op om te vertellen hoe het was. Gisteren belde ze met de vraag of ik me een oude chanson kon herinneren die populair was toen we nog meisjes waren, en die ging over de stad en de golven. Ze wilde het lied opzoeken op het internet, maar wist de woorden niet meer. Het lag op het puntje van mijn tong, maar ik kon het me maar niet voor de geest halen… Dat maakte me een beetje verdrietig, meer nog om haar dan mezelf.
Marina is voor mij de reden om uit bed te komen, mijn tanden te poetsen, de telefoon op te nemen, want alles is makkelijker dan mezelf tegenover haar voor al die rommel en slordigheid te moeten excuseren.
Vorige maand vond ik achter de garage een dode hond. Als honden de dood voelen naderen, zonderen ze zich af. Ze verbergen zich voor mensen en brengen de laatste uren die hun op aarde resteren ver van nieuwsgierige ogen door. Deze hond was tussen de garage en de container weggekropen. Zijn kaken, samengeplakt door opgedroogd slijm, leken tijdens zijn laatste, krampachtige ademtocht te zijn versteend. Rond zijn peervormige hoofd zwermden vliegen en uit zijn neusgat staken groene vleugeltjes. Dat buiten beschouwing gelaten leek het alsof hij sliep. Ik haalde mijn telefoon uit mijn tas en nam een foto van de dode hond, ik zorgde ervoor dat niemand me zou zien. Marina zou later ontzet reageren en weigeren naar de foto te kijken, ze tuitte haar lippen als blijk van walging: ‘Ik weet niet wat je daar nu zo fascinerend aan vindt. Dieren kunnen, in tegenstelling tot mensen, nergens invloed op uitoefenen.’ ‘Mensen zijn ook dieren,’ was mijn antwoord. Dat was mijn manier om de redelijk rustige en precieze Marina te laten zien hoe sluw ik was. Ik zaai dan een klein beetje onrust in haar opgeruimde leven alsof ik haar daarmee, zonder dat ze het wist, voorbereidde op verrassingen die op de loer liggen. Van al wat nog komen gaat, weet Marina vooralsnog alleen dat ik mijn appartement verkocht heb en met vakantie ga.
Ik zit op de rand van mijn bed en kleed me aan. De nieuwe medicijnen maken me misselijk en draaierig. Ik heb geleerd te leven met een onzichtbare octopus die zich krampachtig om mijn middel klampt en zijn tentakels om mijn ledematen geslingerd houdt. Dat is mijn zware, tienjarige kind dat ik maar niet van me losgerukt krijg. Daarom wandel, slaap en denk ik met die ballast alsof het nooit anders is geweest. Maar er zijn inmiddels weer nieuwe dingen bijgekomen. De laatste tijd is mijn bloedsomloop wat verslechterd, dus draag ik twee paar sokken en handschoenen zonder vingers. Het kost me moeite om mijn trui aan te trekken. Mijn pyjamabroek trek ik als laatste uit. Als ik met mijn kont van het bed kom, vind ik op het dekbed een onaangename verrassing. Een natte, rode vlek. Als er op dit helse lichaam dat voortdurend verandert en verzwakt iets positief viel aan te merken, was het wel de menopauze. En nu, een paar maanden later, bloed ik weer. Mijn eigen organisme herprogrammeert me en laat me wennen aan onophoudelijke veranderingen. Het houdt me, kort gezegd, voor de gek. De ziekte van Hashimoto was altijd al een veeleisende gast, maar sinds vorige maand is mijn toestand achteruitgegaan.
Ik vind een overgebleven pak maandverband. Ik haal het uit de groene verpakking en plak het dunne vel in de katoenen, opgedragen onderbroek die ik uit een plastic zak met oude was heb gevist. Ik ben er niet het type naar om overbodige dingen te bewaren, ik ben geen hamster. Er zijn mensen die niets weggooien. Hun planken en vitrines liggen vol met spullen die stof vergaren, maar het is blijkbaar geen optie om ze van de hand te doen. Ik hoor daar niet bij. Ik verzamel niet, ik herinner me. Materiële herinneringen verstikken me, ze zijn veeleisend, nemen je ruimte en je alledaagsheid in, ze zijn zorgbehoevend, ze vervallen, hun einde brengt droefenis met zich mee. Mijn discipline is de herinnering en iedere dag ververs ik mijn collectie. Wellicht valt het me daarom nu niet zo zwaar om weg te gaan.
Een flink deel van mijn spullen heb ik al ingepakt en in een gehuurde opslagruimte gestald. Mijn laden en kasten zijn keurig leeg. Op tafel enkel nog een boek, een detective die mijn aandacht heeft weten te vangen, en mijn documenten. Mijn paspoort, medisch dossier, recepten voor mijn medicatie die ik op moet halen en een verklaring van de Sociale Dienst:
Leeftijd: 53
Geslacht: Vrouw
Burgerlijke staat: ongehuwd
Kinderen: geen
Ouders: overleden
Opleiding: middelbare school, economisch profiel
Werkstatus: werkloos
Geregistreerde werkjaren: 8,2
Jaren werkervaring: 32
Besluit van de commissie: uitkering afgewezen
Marina is een vervelende, achterdochtige geit. Ze vraagt wat ik de hele dag in mijn eentje uitspook. Ze praat zacht en gedecideerd, woord voor woord. We kennen elkaar lang en goed, ze moet doorhebben dat zich achter haar rug om iets belangrijks afspeelt. Ik durf haar niet de waarheid te vertellen, maar ik kan ook niet liegen. Ik wil haar gezicht niet zien wanneer ze beseft wat ik van plan ben, want ik vrees dat ze me niet zou begrijpen. Vaag antwoord ik: Ik moet nog wat laatste dingen wegwerken voordat ik op reis ga. Marina denkt dat ik deze vakantie heb geboekt om op zijn minst een deel in te halen van alles wat ik gedurende mijn leven ben misgelopen, en dat ik na drie weken als hernieuwd terugkeer, meer zoals zij, gemotiveerd en met een hervonden rust; dat ik in een klein appartement ga wonen dat ik van het resterende geld heb gekocht.
Ik ben niet meer bang voor pijn. Niets zou me zwaarder vallen dan wakker en machteloos in dit bed te moeten liggen, tegenover het platte tv-scherm, onder dit gebarsten plafond. Het gaat pijn doen wanneer ik door de bossen klauter, in de koude zee zwem, de tas op mijn rug draag en de stenen onder mijn zolen voel. Mijn opgeblazen buik gaat pijn doen en ook mijn longen, mijn rug en de tong in mijn mond, maar dat stelt allemaal niets voor, want het is maar tijdelijk. De natuur is voor mij een onontdekte planeet en ik wil er zo diep mogelijk in doordringen. Grotere wensen heb ik niet.
Mijn knobbeltje, mijn kleine stukje vrijheid. Indien het niet op het scherm van de scanner was verschenen en miljarden van zijn vraatzuchtige kinderen had aangekondigd, was ik misschien nooit uit deze oude woning weggegaan. Ik weet eigenlijk niet eens hoe lang het er al zit, het is jaren geleden sinds ik voor het laatst een uv-scan van mijn schildklier heb laten maken. Toen de klachten begonnen ging ik naar de dokter, omdat ik dacht dat ik van therapie moest veranderen, het zou immers niet de eerst keer zijn. Een afspraak voor een nieuw onderzoek dient een paar maanden van tevoren te worden gemaakt, waardoor ik een halfjaar in onwetendheid heb gezeten. Ik dacht dat mijn keelpijn door een virus kwam, Marina neemt namelijk altijd virussen uit de buitenwereld voor me mee. Tot ik kennismaakte met de nieuwe diagnose: anaplastisch schildkliercarcinoom. De arts vertelde me dat er veel tijd verloren was gegaan en dat we snel moesten reageren. En dat deed ik.
Ik geloof niet in god. Ik geloof in Marina en de donkere man op plastic slippers, die aan de ingang van het dorp Westerse bezoekers ontvangt. Zijn aanwezigheid geeft de garantie dat ze beschermd zijn tegen zakkenrollers en guerrillatroepen. Vervolgens begeleidt hij ze naar de lokale medicijnman, telt het geld en laat ze binnen in een lage, donkere ruimte met een aarden vloer. Ik geloof dat die man, dun en gevangen in zijn eigen dorp, weet hoe je aan een pistool moet komen. Hij zal proberen met mij over de prijs te onderhandelen en weet niet dat ik bereid ben alles te geven. Wanneer ik niet langer in staat zal zijn van het water en de regen te genieten, wanneer het me moeite begint kosten om zelfs mijn ogen nog te openen en een slok thee te nemen, wordt alles wat ik bezit van hem.
*
Ik heb een gat in de dag geslapen. Soms ben ik zo moe dat ik een uur of twee wegdommel, soms wat langer. Toch hou ik me nog altijd aan de stelregel dat nachtrust het belangrijkst is, maar dat ik eerst moet douchen, schoon ondergoed aantrekken en mijn tanden poetsen. Ik ga pas naar bed wanneer ik zie dat het licht in Marina’s slaapkamer uit is. De lucht ruikt naar regen. Golven zullen deze stad overstromen, de tekst schiet me weer te binnen, en brengen me terug naar dromenland. Ik zal het Marina als het licht wordt wel laten weten.