View Colofon
Original text "Os Meninos Escritores" written in PT by José Gardeazabal,
Other translations
Published in edition #1 2017-2019

De kleine schrijvers

Translated from PT to NL by Anne Lopes Michielsen
Written in PT by José Gardeazabal

Bijna alles wat die dag gebeurde, speelt zich hier af. Ik houd mijn wijsvin ger tegen mijn slaap. Vele jaren later, wanneer ik mijn zoon voor het eerst  meeneem om het ijs te ontdekken, denk ik aan alle gebeurtenissen van die  ene dag terug als ‘de executie’. 
Er ging niemand dood. De mensen waren gevaarlijk, vooral de  kleine kinderen, die in de bomen hingen. Hun voeten bungelden – en de  ergste misdrijven zouden van de tongen uit het midden van de monden  komen. 
Luisteren doet pijn, wandelen is een truc. Laten we wandelen. Zelfs kleine dictatortjes worden groot. Kinderen wonen samen met  hun ouders op aarde, al miljoenen, of misschien duizenden jaren lang.  Miljoenen, stel je voor! Kinderen van cellen en leeuwen, dochtercellen van  cellen, een keten van kinderen die hun ouders volgt, met de eenzaamheid  van buiksprekers. De beste bloedbaden verlopen in stilte, het gebeurt gaan deweg. Een andere manier om dat te zeggen: de dood berust in de vergetel heid. Familie is een wassen neus, uiteindelijk sterven we allemaal. Die  kleine dictatortjes? Laat ze groot worden. 
Ja, bijna alles is nog hier, zoals het eerst was. We kwamen aan bij het  gele huis met verhuld enthousiasme zoals de grote schrijvers. We werden  geen vrienden. Een reden? We hadden geen behoefte aan vriendschap. Eén  reden is genoeg. We waren samen, onder hetzelfde dak, klein in hetzelfde  huis. Voor altijd? 
‘Mijn moeder is wiskundelerares, ze geeft wiskunde. Mijn vader is  wiskundeleraar, hij geeft wiskunde. Ik wil geen wiskunde geven.’ We kwamen daar om over gedrag te schrijven en om het te verbete ren. Een van de kleintjes wilde schilder zijn, een andere bergbeklimmer, en  een derde hield van vrouwen. Heel erg. Dat was vóór het voorval. Die  jongen hield van vrouwen zoals een volwassen man van vrouwen houdt, als  een uitvinding van vlees en botten, beter dan een moeder. De jongen las  over vrouwen en keek naar foto’s van vrouwen in tijdschriften. De macht  van de drukpers. 
‘Ik hou van vrijheid,’ legde hij me uit op een dag dat hij het niet over  vrouwen had. 
‘Weet je het zeker?’ 
Die groep kinderen teerde op een eeuwenoude roeping: het treite ren van hun ouders. Het interessantst was dat ze nu zonder ouders verder  moesten. Als een kudde bijeengedreven in naam van de literatuur, het  minste van hun problemen was dat ze wees waren. Ja, technisch gezien  hadden velen een vader, hoewel hun definitie van ‘vader’ die was van het  eerste object waar ze nooit van hadden gehouden. De zoon van de kolonel,  bijvoorbeeld, kreeg nooit post. Het werd augustus en oktober maar er kwam geen enkele brief, en zelfs oktober had zijn hoofdletter verloren die  herinnerde aan een revolutie. 
Mijn verhaal? Dat is heel simpel. Ik wilde dat de anderen mij leuk  vonden. Heel graag. Mensen, dieren, bomen, het werd met de dag gevaar lijker. Grijp de dieren opdat ze van je houden. Kap een boom opdat hij je,  horizontaal, leuk kan gaan vinden. 
De literatuurlessen gingen zo: de literatuur moest in ons het zorg vuldige inlevingsvermogen van wiskundigen zaaien. Ze vroegen ons een  verhaal per week te schrijven en verzekerden ons ervan dat we aan het eind  van het jaar tweeënvijftig verhalen zouden hebben en dat daar één goede  tussen zou zitten. Literatuur was een ambacht, als de tijd, en de verhalen als  landen; sommige zijn gelukkig, de kleine eilandjes in de Stille Oceaan, waar  vrouwen vanaf hun taille naar boven naakt zijn. 
Of we vijanden hadden? Het witte vel. Ik voorzag duizenden vijan dige pagina’s, wit als sneeuw. Ik maakte er proppen van en deed alsof er in  de sneeuw een gevoel schuilde. 
‘Wat is dat witte?’ 
‘Dat is een gevoel.’ 
Gevoelens komen met duizenden tegelijk en we kunnen ze niet alle maal omleggen. We zeggen vijand maar denken allemaal aan een andere  vijand. Vijand, alsof je zoiets als hond zegt. Iedereen denkt aan zijn eigen  hond en uiteindelijk hebben we toch iets gemeen. 
Nog een les literatuur? Zoeken naar het evenwicht tussen laten zien  en vertellen. Beide handen in de lucht, de ene om te laten zien, de andere  om te vertellen, vind het evenwicht ertussen, tussen beide handen in de  lucht. Meer literatuur? Niemand heeft god nodig om een verhaal te vertel len, iets minder dan god is al genoeg. Probeer de alwetendheid in de derde  persoon: ze zei en ze dacht, tegelijkertijd. Doe alsof je een god bent als je  schrijft. 
Cacat, de zoon van de kolonel, vertelde het verhaal van Roodkapje  en hij was de wolf, de boswachter, de bijl en de tanden van de wolf. Hij had  verschrikkelijke honger. Schrijf niet als je honger hebt, was hun advies.  Tijdens de opdracht over Amerikaanse literatuur wilde Cacat natuurlijk de  tanden van de walvis zijn, of het been van de kapitein dat was opgegeten. 
Het mooiste leslokaal hadden ze Weltliteratur gedoopt. Het had een  Oost-Europese stijl, met lage, witte plafonds en het zachte licht leek op de  zonsondergang in Wenen, Boedapest, Berlijn. Er liepen kakkerlakken. 
In het begin zag niemand het gevaar van Cacats neigingen. Niet eens  Aleaa, het slachtoffer, of ik. Zonder dat ik het doorhad, wilde iedereen uit eindelijk schrijver zijn – in de slechtste zin van het woord. Naderden we de  alwetendheid weer? Die kinderen wilden alwetend zijn met het mes in de hand, en ze waren op zoek. Ze keken altijd vanuit het mes, vanuit het oog punt van het vlees, ze schreven schrikbarend ondervoed. Het was een keus. Cacat kondigde aan dat hij zichzelf zou tatoeëren, op zijn rug. Hij  zou het met de scherpe tanden van een vork doen. Hij durfde niet en op de  dag dat de moed hem in de schoenen zonk, ontdekte Cacat een manier om  Aleaa te kwellen. 
‘Jouw moeder is heel mooi, jouw moeder is heel mooi.’ 
In opdracht van Cacat omcirkelden de jongens Aleaa, hun hoofden  geheven als blinde mieren, en ze overtuigden hem van de schoonheid van  zijn eigen moeder. Een belediging dus. Aleaa huilde en ik trok me geregeld  terug, tevergeefs op zoek naar een nieuwe betekenis voor moederlijke  schoonheid. 
‘De buik van je moeder,’ schreeuwden ze, ‘ik heb je moeders buik  gezien.’ 
‘D’r haar.’ 
‘Ik heb haar hand gezien.’ 
‘Haar tenen.’ 
‘Haar ellebogen en haar billen.’ 
‘Vooral d’r billen.’ 
Het woord buik klonk gelogen. We leerden literatuur en we leerden  liegen, maar liegen zonder te doden. Voor sommigen was niet doden een  teleurstelling. Er was het equivalent van bloed in die kring van mieren.  Buik klonk als een Indiaans woord, zojuist uit wraak overgekomen uit  Amerika in ruil voor de mazelen en de pokken die we hun eeuwen geleden  hadden toegestuurd. 
‘Laat je elleboog zien!’ commandeerde Cacat. 
‘Dat doe ik niet.’ 
We zijn bang voor onze eigen elleboog. Iets vertrouwds en onzicht baars. Aleaa hield vol. Uiteindelijk liet hij zijn onzichtbare elleboog zien. ‘Ik laat niks zien.’ 
De kring van mierenjongens zong: ‘Wij hebben je moeders elleboog  gezien! Wij hebben…’ Het had iets magisch-realistisch, vooral iets realis tisch eigenlijk, met die intense focus op bepaalde lichaamsdelen. De werke lijkheid is de beste literatuur. En waarom schreven die kinderen? Schreven  ze met hun maag, met het bloed dat in hen stroomt? Voor hun leven, voor hun vrienden, zodat er van hen werd gehouden? Schreven ze zoals een  boom appels geeft, schreven ze als een appelboom? 
Op een dag verstoorde een van de volwassenen het bloedbad.  ‘Denken jullie dat dit Auschwitz is? Dit is Auschwitz niet, dit is een demo cratie!’ Cacat had geen idee wat Auschwitz was, hij dacht dat Auschwitz  iemand was. Ik weet nog dat ik dacht: hij weet niet wat Auschwitz is, hij  denkt dat het een persoon is. Wie is Auschwitz? Hoe kan iemand niet weten dat Auschwitz geen persoon is? Hoe kan een mens niet weten wat…?  Mensen, weet wat Auschwitz is! 
‘Ik wil de democratie opeten,’ mompelde Cacat, zijn honger be aamde zijn onwetendheid. 
Het einde kwam plotseling, twee dagen nadat ik aan Auschwitz  moest denken, toen Cacat een vrouwenlichaam in een tijdschrift bestu deerde terwijl hij aan zijn benen in een boom hing, met zijn hoofd naar be neden. Van die geweldige hoogte was Cacats tong, al uit zijn mond, klaar  om te doden. Maar toen bleef Cacat stil, bedachtzaam en alert als een kreu pele, en het waren de kleine schrijvers op de grond in hun mierencirkel die  de arme Aleaa voor een laatste keer omsingelden met verschrikkelijke vers jes over moederlijke schoonheid. 
‘Aleaa heeft een mooie moeder, mooie moeder, mooie moeder!’ En daarna begreep ik het. En daarna zag ik het. Eigenlijk zag en be greep ik het, in die eeuwenoude volgorde. Ik was Homerus, de blinde  broer, en de vrouw uit het tijdschrift sprak, heel en naakt, op zo’n manier  dat niemand ooit een naakte vrouw had gezien. In de Bijbel wordt het fy sieke niet beschreven. Niet van personen, niet van God. Wat ik zag was  rauw en echt. Zonder enige zekerheid dat die vrouw in het tijdschrift de  moeder van Aleaa was, begreep ik de gretigheid van de jongens, hun op winding, hun onvermogen tegenover de vrouw die een teken uit de toe komst was. De vrouw was heel mooi. Gebruik je vijf zintuigen, wees niet  alleen visueel, zeggen ze tegen de leerlingen van de literatuur. Hoog uit die  boom daalde iets neer wat geur en tast imiteerde, maar het landde op de  grond als een beeld en belofte van chaos. Er was geen chaos, dus dat was  geen begin. Daar hield het op. 
Ik baande me een weg ernaartoe. In het midden lag Aleaa, op de  grond, zijn rug zo naakt als het lichaam van zijn fictieve moeder. Op zijn  rug stond een notenbalk met kleine lettertjes, oppervlakkig in zijn huid  gezet met een vork. Ik kijk naar zijn rug, zijn huid en zijn ellebogen, vooral  zijn ellebogen. 
Iets hield daar op. Gebeurt er iets? 
De val verdoofde ons als een vergelding. Er viel een overdreven stilte,  Cacat had niet genoeg tijd om zijn schreeuw af te maken. Hij vloog uit de  boom op de grond met de snelheid van een gewonde op de vlucht. We  dachten dat hij op slag dood was. Met zijn hand over de vrouwen klampte  hij het tijdschrift vast, schaamteloos, de stille vingers imiteerden de geur  van krachtige inspiratie. Een minuutlang keken we, niemand verroerde  zich. 
Cacat was niet dood. 
Van alle jongens werd er niet één schrijver. Een paar dichters, na tuurlijk, een gerenommeerd vertaler. Aleaa werd een Olympisch hoog springer en Cacat een van de meest nauwgezette medewerkers bij een  begrafenisondernemer. Ik heb altijd gedacht dat geen van die jongens die  dag ooit was vergeten, die schoonheid, dat ongeluk.

More by Anne Lopes Michielsen

Om je maar niet te zien

Je weet al dat ik de kinderen heb meegenomen, hun kleren, toilettas, kleine  porties biologisch eten verdeeld over vershoudbakjes in schreeuwerige  Benettonkleuren, hun boeken heb ik ook mee omdat ik Rogério ’s avonds  alleen in slaap krijg door hem voor te lezen, en zoals zo vaak schrikt hij dan  uren later wakker uit een nachtmerrie die zijn adamsappel verdrukt en  neem ik hem in mijn armen zoals ik jou in mijn armen nam, Marta, toen  we samen zo’n perfect nestje vormden dat we van boven gezien makkelijk  kon worden verward met die zwart-witte, Chinese symbolen waarin de on sterfelijkheid en...
Translated from PT to NL by Anne Lopes Michielsen
Written in PT by Valério Romão

Natalya

Zodra ik wist dat het probleem belastingontduiking was, belde ik mijn  boekhouder  hé, Zeferino, wat is dit nou, verdomme, zeg jij me ver domme wat dit is, je zei dat je alles onder controle had, dat ik de brieven  van de belasting gewoon kon negeren en dat jij alles zou regelen, wat is dit  verdomme,  en tegen Misé, die ik net twee dagen daarvoor een heel degelijke zir konium ring had gegeven,  we moeten de ring terugbrengen, prinsesje, ik leg het je  later allemaal uit  ik spoelde mijn maag met twee kalmeringstabletten en een halve fles  wodka, ging languit op de bank liggen en ik zette mijn...
Translated from PT to NL by Anne Lopes Michielsen
Written in PT by Valério Romão

Eindelijk heb je een kamer voor jezelf

Ik zit ongemakkelijk, maar ik durf niet te bewegen omdat ik je niet wakker  wil maken. De zeurende pijn bedaart als ik mijn rug recht. Ik zit half op de  rand van het bed en laat het matras helemaal voor jou. Nu je in een diepe  slaap bent gevallen, kan ik je eindelijk zachtjes door je haar strelen. Je vindt  het maar niks als ik dat doe als je wakker bent.  Op de bank haalde ik de schade in. Wanneer je bijna in slaap viel, in  slaap gewiegd door een dag vol rennen en spelen, zette ik je voor een teken film. Dan bleef ik je door je haren woelen. Mijn liefkozingen liet je toe  omdat je half bui...
Translated from PT to NL by Anne Lopes Michielsen
Written in PT by João Valente

De brug

Op alle treinstations hangt een klok. Eigenlijk wel meer dan een. Boven het  loket hangt de moederklok. Dan heb je nog de kleinere op de perrons. De  praktische, die je zo lui maken dat je je telefoon niet meer uit je zak haalt of  op je horloge kijkt. Kinderen worden gefascineerd door deze klokken.  Omdat de secondewijzer zonder te stoppen rondgaat, is dat de enige  manier om te zien hoe de tijd verstrijkt. Ze kijken hoe de secondewijzer  naar boven glijdt en dan, als hij bijna verticaal staat, gaat hun hart sneller  kloppen en worden hun ogen groot. Wanneer de kleine wijzer eindelijk een  sp...
Translated from PT to NL by Anne Lopes Michielsen
Written in PT by João Valente

Na het laatste avondmaal

Het zijn geweldige dagen geweest. Zo gaat dat, sterven, ik herinner me elke minuut. Alsof je op een reliëfkaart van het nu ligt. Ik lig op mijn rug zodat ik elke bergtop, elke vallei, alle vlakten kan voelen. Het leven gaat niet voorwaarts of achteruit, er is alleen nu, nu, nu. Na een tijdje doet het pijn op een heel specifieke plek, als een dolksteek, en ik schrik op net als toen de rechter me ter dood veroordeelde. Zo gaat dat, het gebeurt verschillende keren, maar een ervan is definitief. Voor je gevoel kan het einde lang duren, voor mij is het al gaande sinds het vonnis van de rechter op h...
Translated from PT to NL by Anne Lopes Michielsen
Written in PT by José Gardeazabal

De leerschool

Toen ik de eerste had gebouwd, dacht ik een meesterwerk te hebben geschapen. Zoals een schilder de laatste toetsen op het inaugurele canvas van zijn carrière aanbrengt, dat hij met dezelfde vurigheid zal verstoten waarmee hij het in eerste instantie heeft omarmd. Ik heb hem naar mijn evenbeeld en gelijkenis gemaakt en toen ik voor de eerste keer leven in zijn ogen zag, was het alsof ik in de spiegel keek. Alleen de asynchrone reflectie verraadde mijn vergissing. Ik had me niet ingehouden en hem aardig wat meegegeven: kracht, behendigheid, strijdlust, een buitengewoon strategisch inzicht. En to...
Translated from PT to NL by Anne Lopes Michielsen
Written in PT by Valério Romão
More in NL

Jericho

Deel I – De ranch I De ranch, zo noemden ze hem, verhief zich eenzaam op een hoogvlakte, op de top van een lage heuvel. Het was een boerderij van twee verdiepingen, een houten bouwwerk, lang, smal en rechthoekig. Door het grote raam van de bovenverdieping keek Jens, vanuit de schommelstoel in de gang, naar het land, dat zich uitstrekte tot aan de overkant van de rivier. Zijn kleine, zwarte ogen stonden geen moment stil, speurden de in het duister gehulde horizon af, gespitst op elk verdacht detail. Elia en Natan zaten naast hem op de grond en speelden met verroeste speelgoedautootjes. J...
Written in NL by Sandra Verhulst

Paarden en demonen

Ik herinner me gisteren nog als de dag van gisteren. In Brussel nam ik de trein – twee treinen eigenlijk, want ik moest overstappen – naar Den Haag, en dat alleen om één enkel schilderij te zien.     Ik werd bezeten door een demon van obsessief verlangen, er was geen keuze, dus ik moest gewoon gaan.     Maar mijn reis verliep helemaal niet zoals ik verwacht had – een mooie, ontspannen reis naar Nederland – en dat besefte ik zodra ik het hotel uit liep, waarmee ik ook alles en iedereen achter me liet.     Op station Brussel-Noord stapte ik bijna op de verkeerde trein, omdat ik naar de vertrekti...
Translated from SL to NL by Staša Pavlović
Written in SL by Mirt Komel

Ik wil geen hond zijn

Liefdesverdriet termineren, typ ik. Dit moet nu stoppen. Ik zie verhalen van mensen, ik wil geen verhalen, ik wil oplossingen, geen compassie. Transformatie, typ ik. Google zegt dat je transformatie in de wiskunde en in de genetica hebt. Ik kies voor de tweede en maak daarmee mijn eerste keuze. Ik ben moe van dit lichaam dat al door te veel mensen is gekust, dat misschien wel verpest is, ik ben er roekeloos mee omgegaan, te vrijblijvend, het moet weg en anders en beter. Genetische transformatie. Sapkuur blinkt in mijn scherm. Transformeer in een nieuwe versie van jezelf. Een weckpot gevuld met...
Written in NL by Alma Mathijsen

De levenden

Mama is eenzaam en langzaam gestorven.  De doodsoorzaak, zeggen de artsen, was vergiftiging. Vergiftiging,  mama.  Wat een idiote gedachte.  Ik ben niet met de dokters in discussie gegaan, ik heb alleen de pa pieren getekend en de begrafenis geregeld. Als mama iets goed kende, was  het wel haar huisapotheek. Ze doseerde altijd heel zorgvuldig. Ze vergiste  zich nooit. Aan het kind heb ik zolang de officiële versie verteld, dat ze zich zelf per ongeluk had vergiftigd. Op een dag zal ik wel tegen haar zeggen dat haar oma zelfmoord heeft gepleegd.  Het meisje is overal bij geweest, we hebben het ...
Translated from ES to NL by Heleen Oomen
Written in ES by Mariana Torres

Het gaat over

Het gaat over een man die de weg naar huis niet wil verliezen. Hij is ge maakt van brooddeeg. Hij vertrekt. Elke paar meter plukt de man een krui meltje van zichzelf, en laat het vallen. Eerst plukt hij een arm weg. Daarna  zijn oren, en zijn neus. Vervolgens plukt hij een gat in zijn buik. In het vol gende beeld kijken we door het gat van de man. In het gat zien we, in de  verte, een kleine huisje. Achter het raam staat een oude vrouw aan een tafel.  De vrouw kneedt een klomp deeg. Aandoenlijk muziekje. Einde.  Het gaat over iemand die gelukkig is, maar niet zo gelukkig dat het  iets is om ov...
Written in NL by Maud Vanhauwaert

Flitsen

In een essaybundel getiteld Zen in the Art of Writing schrijft Ray Bradbury dat hij van zijn vierentwintigste tot zijn zesendertigste zijn tijd doorbracht met het opstellen van lijstjes zelfstandige naamwoorden. De lijst ging ongeveer zo: HET MEER. DE NACHT. DE KREKELS. HET RAVIJN. DE ZOLDER. DE KELDER. HET VALLUIK. DE BABY. DE MENIGTE. DE NACHTTREIN. DE MISTHOORN. DE ZEIS. HET CARNAVAL. DE DRAAIMOLEN. DE DWERG. HET SPIEGELPALEIS. HET SKELET. De laatste tijd is mij iets vergelijkbaars overkomen. Ik kom uit een familie die me een goede opvoeding heeft meegegeven en een goede manier om in het...
Translated from IT to NL by Sandra Verhulst
Written in IT by Sara Micello