View Colofon
Original text "Metroul" written in RO by Cătălin Pavel,
Other translations
Published in edition #1 2017-2019

De metro

Translated from RO to NL by Jan Willem Bos
Written in RO by Cătălin Pavel

Maandagochtend hoorde hij de metro het station binnenrijden op het moment dat hij zijn ticket in het apparaat stopte en hoewel hij niet verlaat was – en zelfs als hij dat wel was geweest, was het nog geen probleem – voelde hij toch een dwingend verlangen om die metro te halen, een verlangen dat niet zozeer iets als de lekkere trek was, als wel een soort bizarre vorm van wraaklust, en hij spurtte de trap af. Er gebeurde echter iets heel merkwaardigs. Zoals men zegt dat wanneer je doodgaat, je hele leven voor je geestesoog voorbijtrekt, zo trok, gedurende de paar tellen die T. nodig had om alle treden te nemen, met een illegale snelheid zijn hele leven aan hem voorbij. Het vervulde hem van afkeer en droefheid en de wens om dingen op te lossen door omhelzingen en door werk en door geschreeuw in de wildernis. Dat zogeheten leven verscheen met zijn stutten van zachtboard en zijn springplanken van karton, met op stangen geprikte mensen als de plastic spelers bij tafelvoetbal, met gepijnigde dieren en afvalhopen van fosforgips en bloemen in bepaalde straten. Het vormde zich niet om iets heen, zelfs niet om hem heen, en het enige wat hem vagelijk interessant toescheen, de enige grootsheid van zijn leven, kwam voort uit de buitengewoon kalme en zwijgzame manier waarop het hem negeerde, precies zoals het een geleedpotige van vloeibare stikstof in de Kuipergordel zou hebben genegeerd. Er bestond geen model dat zich herhaalde in dit leven, er vielen alleen bepaalde gebaren waar te nemen die hij telkens opnieuw maakte zonder dat dit ooit tot vergelijkbare gebeurtenissen leidde. Een dokter die juist die ochtend te horen had gekregen dat hij aan kanker leed, had ooit zijn navelstreng doorgesneden. Een bejaarde verpleegster had hem later penicilline toegediend, waar de vijfjarige jongen zich op geen stukken na zoveel aan ergerde als het vreselijke ding wat ze hem ieder keer zei, en dat zijn hele leven lang in zijn hoofd opkwam wanneer de dingen klote gingen, dat de naald soepeltjes naar binnen zou glijden, als een vliegtuig in een wolk. Hij had nooit meer wijsheid en toewijding gezien dan in de derde klas van de kant van de klasgenote met wie hij de bank deelde, Adriana Baicuș, van wie hij zich nooit zou laten scheiden – zelfs als de zon zou exploderen, dan nog zouden ze bij elkaar blijven. Hij had Adriana de sleutels van het huis nog niet teruggegeven, die zij toen had gepikt om ze bij hem achter te laten. De eindeloze jaren die hij had vergooid met sport en vervolgens had gecondenseerd in vluchtige herinneringen, in de slechtste decalcomanie, die nu de weerklank van een bijna grof geluk in zijn bovenkamer deed belanden, het geluk waarmee het door het gras achter een bal aan rennen gepaard gaat, plus een paar sensationele, beslissende doelpunten die hij had gescoord. Het doelpunt na een hels sprintje met aan weerskanten van hem de gebroeders Buda, die hijgend met hem opliepen, zodat hij ieder moment verwachtte door een van hen te worden getackeld, maar de overtreding was niet gekomen en zo waren ze met z’n drieën voortgerend, als een Siamese drieling, maar met de bal de hele tijd aan zijn voet gevolgd door dat harde schot, met z’n linker, en de bal was, alsof hij werd bestuurd door een astronoom, precies terechtgekomen waar het de bedoeling was, of toen hij niemand minder dan Bezmentu voorbij was gedribbeld, die kanjer die bij een club speelde, en Luciana had naar hem gekeken alsof hij een geestverschijning was en had hem water gebracht om te drinken, of dat doelpunt dat hij blindelings had gemaakt in de draai en van opzij, en hij had de bal op zijn wreef genomen op een manier zoals je alleen maar kon dromen en hij was hard en tegelijkertijd met een boogje, zoals Van Basten tegen Dasajev, het doel in gevlogen zodat hij zelf niet kon geloven wat een volmaakte goal dat was en zijn tegenstanders hadden naar hun hoofd gegrepen alsof ze door Onze-Lieve-Heer zelve waren verpletterd, of die strafschop, de avond leek te zijn gevallen precies tussen de vorige en die van hem in, het was laat, ze speelden tegen een team uit een andere wijk, het was een slachtpartij, en de bal was de bovenhoek in gevlogen zoals op de televisie en iedereen had gebruld omdat de overwinning van hen was, ja, van hen. Al die dingen kwamen buitengewoon zelden op in zijn geheugen, want achteraf gezien waren die jaren 13, 14, zelfs ook 15, ondergedompeld in de gruwelijke banaliteit van het provincialisme, T. herkende zich perfect in die jongen van zeven die hij geweest was, maar die van 13 was een mafkees die brieven stuurde naar buitenlandse voetbalclubs, die ’s nachts zijn ogen dichtdeed en dat doelpunt van Klinsmann analyseerde, die in duikvlucht onmerkbaar de richting van de bal had veranderd en er een nieuw, schitterend boogje aan had gegeven, genoeg om de vingertoppen van de keeper te vermijden, die vreselijk opgezwollen waren in hun handschoenen. En T. kon er een eed op doen dat toen hij de laatste vier treden af sprong, al zonder het verlangen er nog af te springen, de vrouw achter hem en niemand anders hem in haar armen zou nemen als de dood, als de dood waarmee je instemt omdat eindelijk tot je doordringt dat de hele verzonnen schoonheid van de wereld hier is, en hij zal haar schoen zien die zich om de dag in de voorraadkast verstopte vanwege de duivelse manier waarop de deuren werden geopend en gesloten zodat de spullen op de grond beetje bij beetje opzij werden geduwd, zoals de aardkorst kreukelt, en haar ringen die hij uit de zak van de stofzuiger haalde als uit de hersenen van een gehangene, en haar foto met de paarse jurk met witte stippels, die hem elektrische schokken bezorgde want hij was precies zoals zijn plastic mok op die helse kleurschool, het enige wat hij op deze aarde bezat, en toch was die jurk een van redenen geweest waarom hij verliefd op haar was geworden, zo meedogenloos zijn de dingen in ons leven, of hun vensters, daar op de bovenverdieping wanneer hij keerde en de auto parkeerde en niet het lef had om de radio uit te zetten en het huis binnen te gaan en weer ruzie met haar te maken, en dat zonder dat we een woord vuilmaken aan begrafenissen, over de doden niets dan goeds, en over begrafenissen niets dan kwaads. Toen hij beneden was, stonden de deuren van de metro nog open, maar T. keek er niet eens meer naar, hij liep in de richting van de stoeltjes en ging zitten. De metro vertrok en bijna meteen werden ook de andere stoeltjes op het perron bezet. Alles was nu eenvoudig. Algauw was hij niets anders dan een man die op de metro wacht om naar kantoor te gaan. Hij kwam over vier minuten en dat wachten vormde geen enkele probleem, het was een constante, voorspelbare en bijna aangename druk, als van een zwaar dekbed, ’s winters ver weg. De andere metro kwam uit de omgekeerde richting en toen T. het vertrouwde gedreun hoorde, voorafgegaan door een milde bries van industriële lucht, keek hij nieuwsgierig toe in afwachting van de verschijning van het monster. In plaats van het monster verscheen uit de mythologische tunnel een bijna sympathieke trein, met een aangezicht dat vertrouwen wekte, hoekig en braaf, lelijk en stabiel, de man met wie je je dochter graag ziet trouwen, met een metro, niet met een motorfiets, want het gaat je niet om haar geluk, maar om haar gemoedsrust. De gedachte aan deze dochter die hij nog niet had, verpestte voor T. volledig het comfortabele wachten, de echte minuten, vol van hun op de metro gelijkende waarheid. De herinnering aan de duizelingwekkende anamnese van zo-even, op de vieze trap, maakte hem even onpasselijk. We zouden zonder onze instemming verstoken dienen te blijven van dergelijke onthullingen, zomaar onderweg naar ons werk, in aanmerking genomen dat we op het juiste tijdstip zijn opgestaan, ons hebben gekleed zoals anderen van ons verwachten en netjes onze belasting hebben betaald, met kleine foefjes zonder welke je je zou schamen nog te leven. T. besloot om ook eens één dag van zijn leven onredelijk te zijn, hij stond op en liep in de richting van de trap, vastbesloten om aan de oppervlakte te komen en dan opnieuw af te dalen, om dat volkomen mislukte begin van zijn dag teniet te doen, een veel te zwaar begin dat aan een te licht schuitje hing. De mensen kwamen reeds overal vandaan, met aarzelende passen, en liepen in de richting van de vertragende metro gelopen, passen die leken te zeggen: wie, ik? Ik weet echt niet of ik in deze metro stap, dat besluit heb ik nog niet genomen en misschien neem ik dat ook wel nooit. Tegelijkertijd liep T. in omgekeerde richting tussen hen door, vastberaden op weg naar de trap, daar waar hij bij zijn aankomst was verslagen. Zodra hij die echter begon op te lopen, gebeurde er iets volslagen belachelijks, iets wat hem er een ogenblik toe bracht om geamuseerd really!? te zeggen, zoals je zegt wanneer de tweede klap volgt, veel harder dan de eerste, maar daarna verstijfde hij omdat hij wist dat alles nu serieus was geworden, nu hij werd bestookt door de toekomst waar hij lange tijd niet meer aan gedacht had, die niet-geleefde levensvorm verschanst in zijn eigen protest. Het was een leven waarin hij en geen ander blindelings de mouw van een blouse zoekt om hem zachtjes uit de jas te trekken terwijl het meisje dat haar mouw niet had vastgehouden weemoedig afwachtte. Het leed geen twijfel dat deze toekomst hem niet negeerde, maar aan hem trok als aan een enorm gewicht, die trap op omhoog, als aan een groot kapot voorwerp dat je niet meer nodig hebt, maar dat je ergens heen moet brengen om je er op de juiste plek van te ontdoen. Maar deze toekomst, waar T. met grote moeite trede voor trede aan wist te ontrukken, leerde hem nu dat hij de enorme blunder had begaan niet blij te zijn met alle frustraties die hij in het verleden had gevoeld, want frustratie zorgt ervoor dat je voelt dat je leeft en leert je duizend dingen, frustratie doet dat en niet de banale verwezenlijking van die verlangens, want in de toekomst volgden talloze momenten waarin hij zijn email opende bang dat hij een bericht van haar had gekregen en dan teleurgesteld was dat er geen bericht van haar was, en momenten dat zij niet snapte wat hij niet leuk vond aan die jurk, terwijl alle mannen hem wel leuk vonden, en momenten dat ze wandelden, de zon scheen en het zachtjes motregende en haar warme haar een wereld van vergiffenis was. In deze toekomst was ze het dochtertje dat opgroeide terwijl hij haar voorlas over pasja Turkut Reis die de vesting van Policastro brandschatte, ze was het dochtertje dat zei dat alleen papa lekkere boterhammen klaarmaakte, want die smeerde tenminste ook boter op de randjes, zodat het daar niet droog en oninteressant was, ze was het dochtertje dat water dronk terwijl hij haar strak aankeek, net zoals nu, in al deze huizen, een kind dat dorstig en ernstig uit een glas drinkt terwijl een van de ouders zwijgend, in gedachten verzonken toekijkt en zich bedenkt hoe erg de wereld dit kind gaat kwetsen. Van boven daalden schimmige jongeren af wier blikken over T. heen gleden als over iemand die niets meer te bieden had aan de levende mensen van het heden, of misschien daalden zijzelf voor drie minuten ergens anders af en niet in het metrostation. In de toekomst lagen terugkomsten uit reeds in het verleden aangevangen reizen, hij was een welvarend man geworden, hij was verhuisd naar de Aldo Morostraat en had twee wasmachines, hij liep over straat en bleef staan naast de zonovergoten muur bedekt met rode en groene bloemen, wier stilzwijgen de eenheid van de wereld waarborgde. Daarna liep hij door parken met bankjes waarop hier en daar een weggeworpen nat T-shirt lag, de jaren gingen voorbij en hij liep meerdere zielen mis. Op de volgende trede, steeds meer geld en meer eenzaamheid en hij speelde nooit meer voetbal en een dag waarvan hij nu slechts absurde beelden ziet, een auto langs de kant van de snelweg, met een vent die ernaast loopt te ijsberen met een telefoon aan zijn oor, een enigszins voorovergebogen kelner naast de tafel, een poes die zich uitrekt als een vastendag en onder een schutting door kruipt. En langs de leuning waren nog andere dingen waar we nog altijd niet over willen praten, opnieuw begrafenissen, waarna je thuis alleen achterblijft en een lade vol met spullen opentrekt, met afgebroken brillenpoten om onduidelijke redenen bewaard, als de poten van sprinkhanen, opnieuw frustratie en Pekod en Shoa en Koa en je tong plak ik tegen je gehemelte, zoals in Ezechiël. Op het metrostation vraagt een verkoper hem uitzonderlijk hartelijk of hij trek heeft in verse krakelingen, een hartelijkheid alsof het voor het eerst die dag was dat hij iemand krakelingen aanbood en hij deed het van ganser harte. T. nam een krakeling aan en keek op zijn horloge – hij had al een kwartier volkomen onzinnig verspild – en hij liep opnieuw over de metrotrap omlaag, kalm, met een kalmte die ook niet verdween toen hij zijn ticket in het apparaat stopt, toen hij, werktuiglijk, zijn oren spitste om te horen of de metro soms het station al naderde, maar vreemd genoeg kwam er geen enkel geluid uit de tunnel, alsof hij altijd al en voor altijd was afgesloten.

More by Jan Willem Bos

Geen ogenblik Portasar

Daar is Lucas zo snelvoetig dat hij rent en de nieuwe beelden nauwelijks de  gelegenheid krijgen om de oude tijdig te vervangen. De wind waait kalm en  efficiënt, heel weinig wrijving. De boomgaarden zijn omringd door bos en in het bos heeft Lucas, dankzij het ondernemen van een wandeling, een  kanjer van een linde gevonden, met wittige bladeren aan de achterzijde, met een zeer grote holte aan de voet. Daarin bevonden zich droog zand en  beddengoed waarop je kunt slapen wanneer het regent, en een jampot.  Daar ontbreekt het Lucas nooit aan nummers, zodat hij kan optellen, ver menigvuldigen en ...
Translated from RO to NL by Jan Willem Bos
Written in RO by Cătălin Pavel

Omgekeerde opstandigheid

Zijn leven met Carmen Ottomanyi had een onverwachte aanvang geno men aan het einde van de vijfde klas van de middelbare school. De dag dat  hij had besloten de stad te verlaten, was hij op zoek gegaan naar dat lange  meisje uit de parallelklas, een zekere Fahrida (haar vader kwam uit Iran),  die zich echter Frida liet noemen. Hij wilde de stad verlaten omdat hij  ervan overtuigd was dat als je weggaat, je je beperkingen achter je laat, een  overtuiging die nergens op slaat, maar als je nooit in je leven zoiets voelt,  ben je een beklagenswaardig iemand. Hij had die Frida aangetroffen te  midde...
Translated from RO to NL by Jan Willem Bos
Written in RO by Cătălin Pavel

Het dilemma van de bruine paraplu Eerste deur rechts Niets

Er was eens een keer, in de werkelijkheid, een bruine paraplu gevonden.  Het was een van die grote paraplu’s die ruimte biedt aan twee mensen, en  hij had een houten handvat. Hij verbleef in een ijssalon, in een stoffig  hoekje. Erin huisde een stel langpootspinnen. Op een avond… – het was  een zomeravond – opende de paraplu zijn ogen en zei: ‘Ik vertrek.’ Het  probleem was dat de bruine paraplu geen benen had en nergens in zijn  eentje naartoe kon. Iemand moest hem meenemen.  De volgende ochtend opende Carl zijn winkel zoals altijd en pos teerde zich achter de toonbank, in afwachting van klan...
Translated from RO to NL by Jan Willem Bos
Written in RO by Anna Kalimar

Een engel

‘Ssst, daar komt ze aan.’  Zonder zich te verroeren hurken de mannen in de doorloop tussen  de flatgebouwen en houden hun adem in. Voor hen komt een vrouw met  een groene regenjas voorbij. Ze heeft een tas, schoenen en handschoenen  van slangenleer. Haar hakken produceren een scherp geluid en in haar op gestoken haar zijn een paar strengen losgeraakt. In het voetgangersgebied  wemelt het van de winkelende mensen, bij wie de vrouw met haar buiten sporige luxe uit de toon valt. Niettemin fluit niemand haar na, sommigen  doen zelfs een stap opzij wanneer ze haar zien aankomen.  ‘Kom op, nu,’ flui...
Translated from RO to NL by Jan Willem Bos
Written in RO by Anna Kalimar

De Dageraadlaan: het begin

Iedereen heeft het recht, en dit is een goddelijk recht, wat ook niet anders  kan, op een laatste zin, het hoeft niet per se een lange zin te zijn, hij hoeft  ook niet te lijken op een afscheidsboodschap, maar het is wel van belang dat hij waar is, zo veel waarheid als er tenminste in een zin past, ook al is het  dan de laatste, want de waarheid heeft de neiging om grillig te zijn, wat niet  wil zeggen dat ze niet bestaat, ze bestaat wel degelijk, en moet ook gezegd  worden, al kan ze niet gezegd worden in een verhaal, want een verhaal heeft  zijn eigen waarheid, die niet hetzelfde is als de w...
Translated from RO to NL by Jan Willem Bos
Written in RO by Andrei Crăciun

Het communisme gezien door de allerkleinsten

Ik ben vier jaar oud en ben nooit hoger geweest dan de eerste verdieping. Ik  ben ervan overtuigd dat de blauwe slang van de leuning oneindig is, dat hij  hoger en hoger en hoger klimt, totdat hij door het geteerde dak van ons  flatgebouw heen breekt en onzichtbaar naar de hemel rijkt. Dat is een ge dachte die ik met niemand deel. Mijn angst warmt zich bij de vlam van deze gedachte.  De mensen dalen af van de hogere verdiepingen, aan de kant van  hemel, sommigen spreken op een fluistertoon met elkaar en ik versta niet  wat ze zeggen. Maar nooit heerst er stilzwijgen tussen hen. Nooit is er  st...
Translated from RO to NL by Jan Willem Bos
Written in RO by Andrei Crăciun

Tijd is een cirkel

Tegen de dageraad droomde hij van een moord die was begaan onder een amandelboom en van vier loterijlotjes, allemaal nieten. Het was zondag.     De jonge arts huilde in zijn slaap en werd wakker met betraande wangen en omarmd door een purperen droefheid. Hij at met lange tanden, trok rouwkleding aan en wachtte op het telefoontje waarin hem zou worden bevestigd wie in de loop van de nacht was overleden.     Zijn grootvader was ergens in het begin van de twintigste eeuw geboren, in een wereld zo ver verwijderd dat er nauwelijks foto’s van zijn bewaard.      Zijn grootvaders vader had al voor de ...
Translated from RO to NL by Jan Willem Bos
Written in RO by Andrei Crăciun

Ballingschap

Het bed was als een schip dat de wateren van de nacht doorkliefde. De twee, in elkaars armen, hadden de structuur van een duistere golf, af en toe doorbroken door een lichtstraal. Mysterieus en kalm dobberde het schip, en rondom was er niets dan de aanblik van de eindeloze uitgestrektheid van het water, zonder dat dit angstaanjagend was. Ze hadden elkaar pas kortgeleden teruggevonden.  Soms speelden ze tennis. Soms dronken ze zelfs een biertje na afloop. Dergelijke vergankelijke vriendschappen ontstonden vaak tussen de eenzame loontrekkers die naar deze stad waren overgeplaatst. Over het alge...
Translated from RO to NL by Jan Willem Bos
Written in RO by Anna Kalimar
More in NL

Hoe we minder zullen worden

1. In hun woonkamer hangt, naast een kalender, de rekening van een restaurant waar ze hadden besloten bij elkaar te blijven en een paar foto’s, een lijst van alle dieren en planten die met uitsterven bedreigd worden. Respectievelijk 3.079 en 2.655. Zij had die lijst al sinds haar dertiende en had toen, bij gebrek aan stickers, pleisters geplakt bij de dieren die ze het liefste wilde zien.  Hij dacht dat het een herinnering was uit haar jeugd en had nooit stilgestaan bij de mogelijkheid dat ze met uitsterven bedreigde dieren en planten zouden gaan zoeken.  Als er een nieuw dier op het lijstje w...
Written in NL by Rebekka de Wit

Ortensio

Volgens hem bestaat de wereld uit lijnen. Geen evenwijdige lijnen, het  maakt hem niets uit waar ze samenkomen. Wat telt is de ruimte ertussenin,  en wat die ruimte vult, wat geboren wordt en sterft in de tijd die ze onver anderlijk en denkbeeldig vastlegt in de geest van de eenzame waarnemer.  De horizon die de hemel scheidt van de baai van Sant’Eufemia is een  lijn. Bij een heldere zonsondergang lijkt de Stromboli vaak dichterbij. Hij  ziet eruit als een bijna zwarte piramide, van de top stijgt een grijze rook pluim op, die Ortensio met moeite kan onderscheiden. Een andere lijn  wordt gevorm...
Translated from IT to NL by Lies Lavrijsen
Written in IT by Maurizio Amendola

ONZE VADER

Het hele lichaam van mijn halfbroer heeft zich naar zijn onverschilligheid gevormd. Zijn benen, licht gekromd en in een vale spijkerbroek gestoken, eindigen in voeten die hij tijdens het lopen nauwelijks van de grond optilt, waardoor zijn aanwezigheid constant gepaard gaat met een sloffend geluid. Zijn bovenlichaam is als een uitgezakte ijstaart op zijn middel gezet. Hij heeft voorovergebogen schouders en slungelige armen die hij alleen opheft wanneer het hoogstnoodzakelijk is. Maar wat me het eerst opvalt als hij in de deuropening van zijn eengezinswoning verschijnt, zijn zijn wenkbrauwen en ...
Written in NL by Lotte Lentes

Hommeldal, of wat er is gebeurd in Strmičnik in de looptijd van een weekpasje

Dag 0 Zijn vingers gleden weer bijna als vanzelf naar zijn mobieltje, dat naast zijn soepbord lag. Dat wil niet zeggen dat hij iets ontzettends spannends had verwacht, hij deed het meer uit gewoonte… Telkens als hij thuis op bezoek kwam had hij de datingapp liever uitgezet. En hij wist nog steeds niet zeker of hij dat voor zichzelf en voor zijn familie deed – hij wou ze niet in verlegenheid brengen – of dat hij zichzelf zo beschermde voor het tweedehands ongemak: hij kon het idee niet verdragen de zielige pseudoniemen en triestige, halfwazige foto’s van zijn mededorpelingen te zien, de mensen...
Translated from SL to NL by Staša Pavlović
Written in SL by Agata Tomažič

Het tapiocapuddinkje

Die dag dat de zon zo fel scheen dat je haar niet kon zien, werd de lunch aangekondigd door de ronkende motor van het busje van de thuiszorg. De oude man zat onder de vijgenboom, zijn smoezelige hemd hing helemaal open en met een ironisch lachje om zijn lippen kauwde hij op een sigaret. Zijn ogen volgden de Braziliaanse die – met twee grote zweetplekken onder haar oksels en de rug van haar uniformbloesje al even doorweekt – uit de wagen stapte, er een lunchzakje uithaalde en op weg ging naar de aanbouw die dienstdeed als keuken, waar hij meestal te vinden was. ‘Oom João! Oom João!’ De grijns...
Translated from PT to NL by Finne Anthonissen
Written in PT by Daniela Costa

Een paar maanden later

12 augustus  ‘Mohammad, wees over een kwartier bij de telefoon. Ik denk dat ik haar gevonden heb!’     Ik spring uit mijn bed, doe verstrooid en zo vlug als ik kan mijn kleren aan en loop het hostel uit. Snel. Alsof het iets uitmaakt of ik nu vijf minuten vroeger of later aankom. Ik ren bijna de berg af, richting de haven, ergens tussen de joodse wijk Hardara Carmel en de voormalige Palestijnse wijk Wadi Salib. Toch hoor ik een zaag, waarmee wellicht ijzer gezaagd wordt, en ook kippen en hanen. Merkwaardig. De geur van een boerderij in het midden van de stad, die er alles aan doet om de geschi...
Translated from SL to NL by Staša Pavlović
Written in SL by Andraž Rožman