View Colofon
Original text "Timpul e un cerc" written in RO by Andrei Crăciun,
Other translations
Published in edition #1 2017-2019

Tijd is een cirkel

Translated from RO to NL by Jan Willem Bos
Written in RO by Andrei Crăciun

Tegen de dageraad droomde hij van een moord die was begaan onder een amandelboom en van vier loterijlotjes, allemaal nieten. Het was zondag.
    De jonge arts huilde in zijn slaap en werd wakker met betraande wangen en omarmd door een purperen droefheid. Hij at met lange tanden, trok rouwkleding aan en wachtte op het telefoontje waarin hem zou worden bevestigd wie in de loop van de nacht was overleden.
    Zijn grootvader was ergens in het begin van de twintigste eeuw geboren, in een wereld zo ver verwijderd dat er nauwelijks foto’s van zijn bewaard. 
    Zijn grootvaders vader had al voor de geboorte van de jonge arts het tijdelijke met het eeuwige verwisseld. Hij stamde uit een nog oudere tijd, toen mensen zich op de rug van paarden over de aarde verplaatsten en hun einde vonden op kruispunten van wegen door een mes dat fatsoenlijk in hun hart was geplant, of juist door een mes dat geniepig tussen hun schouderbladen was gestoken. Maar met hem was het anders afgelopen: hij was gestorven aan kanker, als een doodgewoon iemand. Ze hadden geen enkele gezamenlijke herinnering. 
    Het was nog geen acht uur ’s ochtends toen de moeder van de jonge arts belde.
    ‘Opa is overleden,’ zei ze tegen hem.
    ‘Dat weet ik,’ antwoordde hij haar.
    ‘Hoe weet je dat?’
    ‘Ik heb ervan gedroomd.’
    Reeds de dag daarna begeleidde de jonge arts zijn grootvader naar zijn graf en wie in zijn ogen blikte, kon daar de dood van alle mensen zien.
    De jonge arts sjokte voort achter de doodskist, met verkild hart onder een zon die de hele lucht in brand had gestoken – en de lucht was nu paars.
    De jonge arts sjokte voort achter de doodskist en dacht aan alle doden van zijn familie, verzwolgen door de aarde van dit land dat hen allemaal haatte. Hij dacht aan de broer van zijn moeder. Zijn oom, die een ongekend knappe vent was geweest, was zijn verstand verloren en daarom hadden ze hem naar het gesticht gebracht en daar heeft hij, tijdens een andere nacht, een jerrycan met benzine gepikt van de adjunct-directeur van het gesticht en al zijn kleren uitgetrokken, de benzine over zich heen gegoten en zichzelf in brand gestoken, waarna hij als een fakkel over de binnenplaats van het gesticht was gerend. De gekken keken naar hem vanachter de tralievensters, maar het enige wat ze konden doen was brullen. Niemand schonk er aandacht aan – wie luistert er naar een stelletje gekken?
    En zijn schitterende lijf brandde totdat er van die oom niets meer over was dan een nutteloos hoopje as.
    De jonge arts dacht dat de tijd louter een cirkel was en dat op een dag een ander lid van zijn familie zich zou overgieten met benzine en zichzelf in brand zou steken op de binnenplaats van het gesticht. 
    Op zijn zeventiende was zijn grootvader lid geworden van de Communistische Partij. Het enige excuus dat de jonge arts daarvoor kon bedenken, was dat hij joods was (hoewel hij bij zijn geboorte een Turkse naam had gekregen). 
    Een dromerige joodse puber, met een haakneus en grote, donkere ogen die alles zagen en niets vergaten. Hem was een gouden toekomst beloofd en hij was zo naïef geweest om dat nog te geloven ook en was een fanatieke Marx-freak geworden. 
    Toen zijn grootvader twintig was en briljant wiskundestudent, had hij zich een stuk in de kraag gedronken tijdens een fuif en had zo zijn leven verpest. Straalbezopen was hij op een standbeeld van Lenin geklauterd. 
    Hij verkocht de profeet uit het oosten geen klappen, maar hij kuste hem op beide wangen, alsof hij een oude gabber van hem was, een broer, een iets kleiner uitgevallen God, die niettemin op de wangen kon worden gekust. 
    En het waren zijn studie- en drinkgenoten geweest die hem hadden verlinkt. Hij werd uit de Partij gezet, van de Universiteit verwijderd en veroordeeld voor deze schandalige intimiteiten. Hoe haal je het in je hoofd om Lenin op zijn in steen gegoten wangen te kussen? 
    Hij werd na acht maanden in vrijheid gesteld en ze lieten hem een vakopleiding volgen. Zo is opa loodgieter geworden. 
    Met zo’n dossier als het zijne kon hij eigenlijk nergens meer op hopen, maar het land wilde afstand nemen van de Sovjet-Unie en dus werd zijn geval opnieuw tegen het licht gehouden totdat hij het tot loodgieter in een kazerne had geschopt.
    En laat dit nou uitgerekend de kazerne zijn waar de Dictator aan zijn einde is gekomen. De jonge arts was opgegroeid ten tijde van de Dictator, had rijmpjes opgezegd voor de Dictator, had schoolboeken gebruikt die allemaal begonnen met het portret van de Dictator (waarop – net als bij Van Gogh – slechts één oor te zien was, en dat geretoucheerd, want de Dictator had ook nogal flaporen).
    Zijn opa, de loodgieter, had de Dictator en zijn Echtgenote, de Dictatoresse, gezien, hoe ze daar lagen tegen de muur van de kazerne, hun lijven vol met kogels. Hij was getuige geweest van de terechtstelling, als een toevallige Spanjaard ten tijde van de Inquisitie, als een Franse koopman ten tijde van de jakobijnse terreur.
    Voordat de Dictator werd gefusilleerd, had hij ‘De internationale’ geneuried, en dat, vertelde zijn grootvader, had hem ontroerd en een steen op zijn hart gelegd, al had zijn grootvader geen enkele reden om de dood van de Dictator en van het communistische regime te betreuren. 
    Of misschien dat hij er toch, met zijn verstand van een wiskundige die tot de gevangenis en later tot banale lichamelijke arbeid was veroordeeld omdat hij het standbeeld van Lenin had gekust, nooit in was geslaagd de communisten te haten. 
    Net nadat er uit de Dictator bloed was gevloeid, begon het te sneeuwen. En zijn grootvader zag hoe er uit de hemel sneeuw neerviel en hoe de sneeuw rood kleurde van het bloed van de Dictator, waarna er een dik floers over zijn blik kwam en hij niets meer zag.
    In die tijd zat de jonge arts nog op de lagere school. Tijdens die nacht verscheen voor het eerst – ook in hun proletarische flatgebouw – de Kerstman. Hij had een metalen vliegtuig voor hem bij zich, dat, hoewel het vleugels had, niet kon opstijgen. Hij had het gevonden onder een kunstboom waarin gekleurde papiertjes waren opgehangen die leken op snoepwikkels. Kleurpapier dat in de leegte slingerde. Hij had de Kerstman zelf niet gezien, maar andere kinderen hadden er getuigenis van afgelegd dat hij een dwerg was. 
    Veel later hebben ze allemaal begrepen dat degene die de proletariërs in alle haast hadden uitgedost en onder een wattenbaard hadden verstopt (watten die voor intieme aangelegenheden werden gebruikt door de collegaatjes en levenspartners van de heren proletariërs), niemand anders was dan hun ondermaatse buurman van de begane grond. 
    Maar nu spoken de dwerg van de begane grond en de wikkels van die onbestaande snoepjes door het hoofd van de jonge arts en vermengen zich daar met het bloed van de Dictator. 
    De Dictator was geboren als boerenzoon, hij was als vrijwel ongeletterde door het leven gegaan, als schoenmakersleerling was hij in de Grote Stad komen werken, de communisten onderkenden zijn verbetenheid en stuurden hem op pad om pamfletten uit te delen en kleine boodschappen te doen, hij was als vijftienjarige in de bajes beland, waar hij leergeld betaalde naast de hoge communistische pieten. Daar leerde hij schaken, pionnen offeren en wachten op een fout van zijn tegenstander. Daar leerde hij geslepenheid.
    De Dictator greep zich vast aan de manen van de macht en liet die niet meer los totdat hij ineenzeeg langs de muur van kazerne onder de blikken van de grootvader van de jonge arts, die in de tijd slechts een lagere scholier was die nooit Kerstmannen had gezien. 
    De Dictator werd rondgereden in de koets van de Engelse koningin en uit dat ritje is de legende ontstaan dat de Dictator, wars van enig protocol, een scheet zou hebben gelaten in de koets, waarna hij het paard van de koningin de schuld gaf. De legende deed een volledig decennium de ronde, hij werd op een fluistertoon rondverteld, na de nodige voorzorgsmaatregelen wat betreft de ontvanger van die informatie, die een agent van de Geheime Politie kon zijn, en dat dikwijls nog was ook. 
    Maar de mensen waren zo dol op dat verhaal, dat niet waar hoefde te zijn om geloofd te worden, dat ze hun banen en hun vrijheid en hun leven in de waagschaal stelden om het maar niet verloren te laten gaan.
    De Dictator had het neerstorten van een vliegtuig in Moskou overleefd en een onbestemd aantal aanslagen op zijn leven. Hij was ook jong geweest en als jongeman had hij eigenhandig boeren neergeschoten die hun land niet hadden willen opgeven ten gunste van de Partij. Hij had geweten hoe hij wreed moest zijn.
    Hoewel hij stotterde, stak hij gluiperige redevoeringen af waarmee hij de mensen een rad voor ogen draaide, en de mensen hadden voor hem geklapt en zelfs van hem gehouden, maar zijn macht was uiteindelijk met zijn verstand aan de loop gegaan, zoals gebeurt met iedereen wiens schouders niet zijn toegerust voor een dergelijke last. 
    De Dictator had zijn macht genadeloos uitgebuit, hij had stadions gevuld met de lichamen van de jongeren van zijn land, en de jongeren hadden met hun lichaam zijn naam geschreven. En angst en kou en honger heersten in het koninkrijk van de voormalige schoenmakersleerling.
    Mensen probeerden te ontsnappen en staken de Grote Rivier over onder een kogelregel die zelfs ’s nachts niets ophield. De jonge arts had ook de legende gehoord van een leerling van de school voor verkeersvliegers, die eenvoudigweg tijdens een examen was gevlucht met vliegtuig en al, dat hij pas weer aan de grond zetten op een snelweg in een Aziatisch rijk.
    De Dictator had ongeboren kinderen vervolgd, kerken gesloopt en de Grote Stad verminkt, die hij had vormgegeven naar zijn eigen inzichten – de Grote Stad was het summum van de waanideeën van een gestoorde farao geworden. 
    In de handpalm van de jonge arts flakkerde het enorme glimwormlijf van het allernieuwste model telefoon. Het ging niet aan om op zulke momenten de oproep te beantwoorden, maar de waarheid was dat hij zin had om op een oproep te reageren – de lokroep van de kranten van de wereld, allemaal gevangen in het Unieke Netwerk. Hij voelde deze aandrang juist omdat hij heel goed wist wat hij in de pagina’s daarvan zou aantreffen: een actueel overzicht van oorlogen, gebrandschatte dorpen, bals en acrobaten, andere dictatoren en hun muren, dezelfde komedie afgedekt met dezelfde tragedie, zoals immer en altijd, dezelfde tragikomedie, waar niemand ooit aan ontkomt. 
    Mensen houden niet van grote verrassingen. Tijd is een cirkel, anders zou niets te verdragen zijn, bedacht de jonge arts zich weer. 
    Vanuit de doodskist leek zijn grootvader hem een verschrikte glimlach toe te werpen, die erop zou kunnen duiden dat zijn ziel reeds ten hemel was gevaren en had ontdekt dat God niet bestond of die wellicht nergens op duidde. 
    Zijn grootvader was als jood geboren, had een Turkse naam gedragen, in zijn jeugd had hij zichzelf uitgeroepen tot communistische atheïst, maar tegen het einde van zijn leven begon hij hem te knijpen voor de God van het Nieuwe Testament en had hij zich, in het geheel niet voor de vorm, tot het christendom bekeerd. Het was misschien onrechtvaardig geweest dat dit zo liep, maar ook de God van het Nieuwe Testament wist hoe hij onrechtvaardig moest zijn, zodat de grootvader van de jonge arts zonder biecht en zonder oliesel was gestorven. 
    Hij had tijdens zijn slaap een hartaanval gekregen. Toen ze hem aantroffen, was zijn gezicht verwrongen in een grimas die ze, uit esthetische overwegingen, zonder al te veel succes hadden geprobeerd te verdoezelen. Nee, zijn grootvader glimlachte niet naar hem. En alleen een dichter die ergens onderweg zijn gezond verstand was kwijtgeraakt, zou kunnen verzinnen dat zijn dichte ogen een uitnodiging tot een dans inhielden. 
    De jonge arts was geen dichter die ergens onderweg zijn gezond verstand was kwijtgeraakt. Hij stopte de telefoon in zijn broekzak en sjokte verder met zijn blik op de punt van zijn zwarte schoenen gericht. 
    Het verdriet dat het gezelschap leek te omgeven was niet echt. Onderweg waren ze op een circus gestuit dat van dorp naar dorp trok en niet weinigen hadden geglimlacht bij de aanblik van dat circus en moesten toen terugdenken aan hun jonge jaren, waarin de dood afwezig was. 
    En laten we wel wezen, echt oude mensen, zoals de grootvader van de jonge arts was, daar rouwt eigenlijk niemand om. Ze zijn te oud om de levenden nog tot nut te zijn, ze hebben erfenissen om na te laten – hun wereld is niet langer hier, bij de meesten van hen is de verrotting al ingezet en ze wachten alleen nog tot we ons de moeite getroosten hen te begraven. 
    De jonge arts wist dat hij, werktuigelijk, deelnam aan een ritueel dat eigenlijk bespottelijk was, maar hij deed zijn best voor te wenden dat hij er diep door geraakt werd. Dat werd hij niet.
    Hij dacht aan hen die eerder gestorven waren, maar hij deed dat alleen omdat hij maar al te goed wist dat de mens (iedere mens) een optelsom van kraakbeen en bloed en botten is en dat op een dag de nog ongeboren zoon van zijn zoon achter zijn doodskist aan zal lopen om die hele poppenkast voort te zetten, tot in alle eeuwigheid.
    Een zwaarlijvige priester had ‘eeuwige nagedachtenis’ voor de overledene ingezet, een sliert ouwe wijfjes was begonnen te weeklagen, waarmee ze in wezen ook hun eigen dood beweenden. Een kat zonder één oog en met een geel oog sprong tussen twee kruisen op de begraafplaats en de jonge arts bedacht zich weer dat al deze dingen al eerder waren gebeurd en opnieuw zouden gebeuren, telkens opnieuw en opnieuw en opnieuw en opnieuw.
    En voordat God met zijn ogen zal hebben geknipperd, zal de nog ongeboren zoon van zijn zoon voor de jonge arts een kalf uit de toekomst offeren en zal hij, voor de teraardebestelling, muzikanten uit de toekomst inhuren en de muzikanten zullen die muziek van ver weg ten gehore brengen en de aarde zal ook hem omvatten en het graf zal zich sluiten onder de belofte dat hij nooit vergeten zal worden, maar uiteraard gaat zoiets niet gebeuren, en ook de jonge arts zal al gauw worden vergeten, zoals mensen worden vergeten, met uitzondering van heiligen, seriemoordenaars, koningen en hun maîtresses.
    De jonge arts verwijderde zich enkele stappen van de aarde die zijn grootvader verzwolg, daarna verwijderde hij zich nog meer en toen glipte hij, ongezien, de poort van de begraafplaats uit en liep een zigeunerin tegen het lijf, en die zigeunerin vroeg hem om een muntje ter nagedachtenis van de overledene, en hij haalde een vuistvol muntjes uit zijn zak en liet die in de uitgestrekte hand van de zigeunerin vallen, en toen begon het te regenen en allebei richtten ze hun blikken op om te zien wat de bron van die regenbui was. 
    En na enkele ogenblikken, of wellicht waren er enkele eeuwigheden verstreken, verwijderde de jonge arts zich nog verder, en hij keek niet meer om, zodat hij niet in de gaten had dat de kat zonder één oog en met een geel oog steeds achter hem aan kwam, als een schaduw.

More by Jan Willem Bos

Geen ogenblik Portasar

Daar is Lucas zo snelvoetig dat hij rent en de nieuwe beelden nauwelijks de  gelegenheid krijgen om de oude tijdig te vervangen. De wind waait kalm en  efficiënt, heel weinig wrijving. De boomgaarden zijn omringd door bos en in het bos heeft Lucas, dankzij het ondernemen van een wandeling, een  kanjer van een linde gevonden, met wittige bladeren aan de achterzijde, met een zeer grote holte aan de voet. Daarin bevonden zich droog zand en  beddengoed waarop je kunt slapen wanneer het regent, en een jampot.  Daar ontbreekt het Lucas nooit aan nummers, zodat hij kan optellen, ver menigvuldigen en ...
Translated from RO to NL by Jan Willem Bos
Written in RO by Cătălin Pavel

Omgekeerde opstandigheid

Zijn leven met Carmen Ottomanyi had een onverwachte aanvang geno men aan het einde van de vijfde klas van de middelbare school. De dag dat  hij had besloten de stad te verlaten, was hij op zoek gegaan naar dat lange  meisje uit de parallelklas, een zekere Fahrida (haar vader kwam uit Iran),  die zich echter Frida liet noemen. Hij wilde de stad verlaten omdat hij  ervan overtuigd was dat als je weggaat, je je beperkingen achter je laat, een  overtuiging die nergens op slaat, maar als je nooit in je leven zoiets voelt,  ben je een beklagenswaardig iemand. Hij had die Frida aangetroffen te  midde...
Translated from RO to NL by Jan Willem Bos
Written in RO by Cătălin Pavel

Het dilemma van de bruine paraplu Eerste deur rechts Niets

Er was eens een keer, in de werkelijkheid, een bruine paraplu gevonden.  Het was een van die grote paraplu’s die ruimte biedt aan twee mensen, en  hij had een houten handvat. Hij verbleef in een ijssalon, in een stoffig  hoekje. Erin huisde een stel langpootspinnen. Op een avond… – het was  een zomeravond – opende de paraplu zijn ogen en zei: ‘Ik vertrek.’ Het  probleem was dat de bruine paraplu geen benen had en nergens in zijn  eentje naartoe kon. Iemand moest hem meenemen.  De volgende ochtend opende Carl zijn winkel zoals altijd en pos teerde zich achter de toonbank, in afwachting van klan...
Translated from RO to NL by Jan Willem Bos
Written in RO by Anna Kalimar

Een engel

‘Ssst, daar komt ze aan.’  Zonder zich te verroeren hurken de mannen in de doorloop tussen  de flatgebouwen en houden hun adem in. Voor hen komt een vrouw met  een groene regenjas voorbij. Ze heeft een tas, schoenen en handschoenen  van slangenleer. Haar hakken produceren een scherp geluid en in haar op gestoken haar zijn een paar strengen losgeraakt. In het voetgangersgebied  wemelt het van de winkelende mensen, bij wie de vrouw met haar buiten sporige luxe uit de toon valt. Niettemin fluit niemand haar na, sommigen  doen zelfs een stap opzij wanneer ze haar zien aankomen.  ‘Kom op, nu,’ flui...
Translated from RO to NL by Jan Willem Bos
Written in RO by Anna Kalimar

De Dageraadlaan: het begin

Iedereen heeft het recht, en dit is een goddelijk recht, wat ook niet anders  kan, op een laatste zin, het hoeft niet per se een lange zin te zijn, hij hoeft  ook niet te lijken op een afscheidsboodschap, maar het is wel van belang dat hij waar is, zo veel waarheid als er tenminste in een zin past, ook al is het  dan de laatste, want de waarheid heeft de neiging om grillig te zijn, wat niet  wil zeggen dat ze niet bestaat, ze bestaat wel degelijk, en moet ook gezegd  worden, al kan ze niet gezegd worden in een verhaal, want een verhaal heeft  zijn eigen waarheid, die niet hetzelfde is als de w...
Translated from RO to NL by Jan Willem Bos
Written in RO by Andrei Crăciun

Het communisme gezien door de allerkleinsten

Ik ben vier jaar oud en ben nooit hoger geweest dan de eerste verdieping. Ik  ben ervan overtuigd dat de blauwe slang van de leuning oneindig is, dat hij  hoger en hoger en hoger klimt, totdat hij door het geteerde dak van ons  flatgebouw heen breekt en onzichtbaar naar de hemel rijkt. Dat is een ge dachte die ik met niemand deel. Mijn angst warmt zich bij de vlam van deze gedachte.  De mensen dalen af van de hogere verdiepingen, aan de kant van  hemel, sommigen spreken op een fluistertoon met elkaar en ik versta niet  wat ze zeggen. Maar nooit heerst er stilzwijgen tussen hen. Nooit is er  st...
Translated from RO to NL by Jan Willem Bos
Written in RO by Andrei Crăciun

Ballingschap

Het bed was als een schip dat de wateren van de nacht doorkliefde. De twee, in elkaars armen, hadden de structuur van een duistere golf, af en toe doorbroken door een lichtstraal. Mysterieus en kalm dobberde het schip, en rondom was er niets dan de aanblik van de eindeloze uitgestrektheid van het water, zonder dat dit angstaanjagend was. Ze hadden elkaar pas kortgeleden teruggevonden.  Soms speelden ze tennis. Soms dronken ze zelfs een biertje na afloop. Dergelijke vergankelijke vriendschappen ontstonden vaak tussen de eenzame loontrekkers die naar deze stad waren overgeplaatst. Over het alge...
Translated from RO to NL by Jan Willem Bos
Written in RO by Anna Kalimar

De metro

Maandagochtend hoorde hij de metro het station binnenrijden op het moment dat hij zijn ticket in het apparaat stopte en hoewel hij niet verlaat was – en zelfs als hij dat wel was geweest, was het nog geen probleem – voelde hij toch een dwingend verlangen om die metro te halen, een verlangen dat niet zozeer iets als de lekkere trek was, als wel een soort bizarre vorm van wraaklust, en hij spurtte de trap af. Er gebeurde echter iets heel merkwaardigs. Zoals men zegt dat wanneer je doodgaat, je hele leven voor je geestesoog voorbijtrekt, zo trok, gedurende de paar tellen die T. nodig had om alle ...
Translated from RO to NL by Jan Willem Bos
Written in RO by Cătălin Pavel
More in NL

Natalya

Zodra ik wist dat het probleem belastingontduiking was, belde ik mijn  boekhouder  hé, Zeferino, wat is dit nou, verdomme, zeg jij me ver domme wat dit is, je zei dat je alles onder controle had, dat ik de brieven  van de belasting gewoon kon negeren en dat jij alles zou regelen, wat is dit  verdomme,  en tegen Misé, die ik net twee dagen daarvoor een heel degelijke zir konium ring had gegeven,  we moeten de ring terugbrengen, prinsesje, ik leg het je  later allemaal uit  ik spoelde mijn maag met twee kalmeringstabletten en een halve fles  wodka, ging languit op de bank liggen en ik zette mijn...
Translated from PT to NL by Anne Lopes Michielsen
Written in PT by Valério Romão

Omgekeerde opstandigheid

Zijn leven met Carmen Ottomanyi had een onverwachte aanvang geno men aan het einde van de vijfde klas van de middelbare school. De dag dat  hij had besloten de stad te verlaten, was hij op zoek gegaan naar dat lange  meisje uit de parallelklas, een zekere Fahrida (haar vader kwam uit Iran),  die zich echter Frida liet noemen. Hij wilde de stad verlaten omdat hij  ervan overtuigd was dat als je weggaat, je je beperkingen achter je laat, een  overtuiging die nergens op slaat, maar als je nooit in je leven zoiets voelt,  ben je een beklagenswaardig iemand. Hij had die Frida aangetroffen te  midde...
Translated from RO to NL by Jan Willem Bos
Written in RO by Cătălin Pavel

Jericho

Deel I – De ranch I De ranch, zo noemden ze hem, verhief zich eenzaam op een hoogvlakte, op de top van een lage heuvel. Het was een boerderij van twee verdiepingen, een houten bouwwerk, lang, smal en rechthoekig. Door het grote raam van de bovenverdieping keek Jens, vanuit de schommelstoel in de gang, naar het land, dat zich uitstrekte tot aan de overkant van de rivier. Zijn kleine, zwarte ogen stonden geen moment stil, speurden de in het duister gehulde horizon af, gespitst op elk verdacht detail. Elia en Natan zaten naast hem op de grond en speelden met verroeste speelgoedautootjes. J...
Written in NL by Sandra Verhulst

Flitsen

In een essaybundel getiteld Zen in the Art of Writing schrijft Ray Bradbury dat hij van zijn vierentwintigste tot zijn zesendertigste zijn tijd doorbracht met het opstellen van lijstjes zelfstandige naamwoorden. De lijst ging ongeveer zo: HET MEER. DE NACHT. DE KREKELS. HET RAVIJN. DE ZOLDER. DE KELDER. HET VALLUIK. DE BABY. DE MENIGTE. DE NACHTTREIN. DE MISTHOORN. DE ZEIS. HET CARNAVAL. DE DRAAIMOLEN. DE DWERG. HET SPIEGELPALEIS. HET SKELET. De laatste tijd is mij iets vergelijkbaars overkomen. Ik kom uit een familie die me een goede opvoeding heeft meegegeven en een goede manier om in het...
Translated from IT to NL by Sandra Verhulst
Written in IT by Sara Micello

Sommige dingen veranderen nooit

Ik voelde nog geen angst voor je, daarom reikte mijn hand omhoog, de jouwe vragend te zakken. En dan ging je hand in dalende lijn, liftmuziek als warme doekjes, met aders als kronkelende slangen die altijd zwijgen, je beet op je nagels totdat ze krompen tot schelpjes, en daar zakte jouw hand om die van je zoon vast te nemen en we verstrengelden ze met onze wormen van vingers. Arme jij. Daarvoor droeg je me in je armen, neuriede je slaapliedjes midden in de nacht toen jij ook moest liggen ronken. Je veegde meer dan eens mijn billen af, raakte met je wormen mijn kak aan die me van ballast ontde...
Translated from PT to NL by Finne Anthonissen
Written in PT by Luis Brito

Ik deel de lucht met de vogels

Soms wordt het echt ondraaglijk. Ze smakken zo luid dat ik er wakker van werd. Daarnaast kibbelen ze over wie de lekkerste hap gaat krijgen, dus terug in slaap vallen kan ik ook niet. Ik hoor alles, hoewel de ramen dubbel glas hebben en goed sluiten. De ene wil een pompoenpit, de andere lijnzaad, want die zijn zo knapperig, de jongsten grijpen naar broodkruimels, de vrouwtjes hebben geen zin in een vetbol. Wie had ooit gedacht dat zanglijsters, roodborstjes, pimpelmeesjes en groenvinken niet alles wat hun snavels tegenkomen in hun buikjes willen proppen. Die bewoners van ons park zijn behoorli...
Translated from SL to NL by Staša Pavlović
Written in SL by Agata Tomažič