View Colofon
Original text "Comunismul văzut de copiii foarte mici" written in RO by Andrei Crăciun,
Other translations
Published in edition #1 2017-2019

Het communisme gezien door de allerkleinsten

Translated from RO to NL by Jan Willem Bos
Written in RO by Andrei Crăciun

Ik ben vier jaar oud en ben nooit hoger geweest dan de eerste verdieping. Ik  ben ervan overtuigd dat de blauwe slang van de leuning oneindig is, dat hij  hoger en hoger en hoger klimt, totdat hij door het geteerde dak van ons  flatgebouw heen breekt en onzichtbaar naar de hemel rijkt. Dat is een ge dachte die ik met niemand deel. Mijn angst warmt zich bij de vlam van deze gedachte. 
De mensen dalen af van de hogere verdiepingen, aan de kant van  hemel, sommigen spreken op een fluistertoon met elkaar en ik versta niet  wat ze zeggen. Maar nooit heerst er stilzwijgen tussen hen. Nooit is er  stil-te. De fluisteringen zweven van de een naar de ander. Ze zijn als bijen of  wellicht als vette vliegen, waarvan je niet weet wat ze te verbergen hebben. 
Maar er is niet alleen gefluister tussen de mensen. Soms is er die be spottelijke uitgelatenheid. De mannen slaan kleine glaasje achterover. Ik  stel me voor dat die glaasjes een tovergeest bevatten die hun hart bevrijdt  en hun tong losmaakt. Ik weet echter dat die geest soms hun verstand weg neemt, en dan maken gefluister en vrolijkheid plaats voor het gescheld van  de vrouwen. Telkens als het gescheld van de vrouwen uit het flatgebouw  opklinkt, zegt mijn moeder tegen me dat het niet onze zaken zijn en drukt  me tegen zich aan, Dat vind ik fijn: ik vind het fijn als mama me tegen haar  aan drukt, zodat ik – diep in mijn binnenste – de kant kies van de geest die  de mannen hun verstand ontneemt. 
Steeds vaker valt de duisternis. Die lui hebben de stroom weer afgeslo ten! zei mijn vader een keer. Mijn moeder stak haar wijsvinger omhoog en  bracht hem naar haar lippen. Mijn vader heeft die zin nooit weer gezegd,  maar ik ben hem niet vergeten. Wanneer die lui het licht pikken, verschijnt  er een krukje voor iedere deur op onze verdieping. Op het krukje gaat de  man des huizes zitten. Soms, al is dat heel zelden, mogen wij, de kinderen,  hen zelfs gezelschap houden. De mannen zeggen dingen tegen elkaar die ik  maar half begrijp. Ze zijn allemaal jong, ze hebben allemaal een verblin dend gebit dat straalt in het donker. 
Degenen die uit de hemel neerdalen, vanaf de bovenste verdiepin gen, hebben geen tanden meer, ze lijken op de wat oudere kinderen, die ze  kwijtraakten zodra ze naar school gingen. Ik weet niet waarom degenen die  vanuit de hemel neerdalen helemaal niet trots zijn op hun fietsenrekken. Ik  kijk naar mijn vaders tanden, ik kijk naar de tanden van de buren. 
Soms is er ineens een explosie van licht, onze hele flat wordt verlicht  en dan stel ik me voor dat we binnen in een vuur leven dat ons niet kan  deren. Wanneer die lui de stroom weer aanzetten, sluiten alle mannen een  tel hun ogen en uiten een ontevreden gemompel, dat minder dan een oog wenk duurt. 
Ik ben vier jaar oud, het is nacht, alle lampen zijn gedoofd, ik word  wakker en ik roep mijn moeder. Mama antwoordt niet. Ik roep mijn vader.  

Papa antwoordt niet. Ik ben alleen en alles is zwart, ik ben vier jaar oud en  ik kan van de wandklok aflezen hoe laat het is, ik ben vier jaar oud, het is  vijf uur ’s ochtends en ik ben in de steek gelaten. 
Ik loop naar de keuken, ik weet precies waar ik moet wezen, ik klau ter op een stoel, zo kan ik bij de la waarin papa een bijl bewaart. De bijl  heeft een steel die half rood, half blauw is geschilderd. Ik pak de bijl, pak de  stoel, zet die voor de deur die toegang geeft tot de wereld. Ik klim op de  stoel en begin met het lemmet van de bijl op het hardboard te rammen. Ik  huil en ram op het hardboard. 
Het is me bijna gelukt om een spleet te maken in de deur waardoor  mijn beschermengel naar binnen zou kunnen komen. Oma heeft me een  keer verteld dat ik een beschermengel heb. Aan de andere kant, in de  wereld, is echter niet mijn beschermengel. Aan de andere kant is oom  Petre, de kleermaker, die tegen me schreeuwt dat ik moet ophouden. Ik  houd niet op en oom Petre schreeuwt tegen me: Hé, wat is er, ben je ver domme gek geworden? 
Ik laat de bijl uit mijn hand vallen, spring van de stoel en ren de ach terste kamer in, waar ik ga zitten huilen met mijn knieën tegen mijn borst  gedrukt. Oom Petre trapt tegen onze deur, onze deur vliegt door het halle tje, maar ik zie dat niet, ik zie niets meer, ik heb een gordijn van tranen voor  
mijn ogen. Oom Petre komt naar mij toe in de achterste kamer en zegt dat  ik hem moet aankijken. Dat wil ik niet. En toen kwam mama. Mama duwt met één hand oom Petre uit de weg en neemt me in  haar armen, net zoals wanneer het vrouwengeschreeuw opklinkt in het  flatgebouw. Ik heb nu geen tranen meer, ik kan mijn vader zien, die de  kamer vult wanneer hij er naar binnen stapt. Over zijn schouder hangt een  blauw tasje waar de hals van een lege melkfles uitsteekt. 
De volgende dag hebben mijn ouders me naar Petruța gebracht. Het  was 1 augustus. Boven ons hoofd brandde de lucht en mijn moeders schoe nen lieten sporen achter op het asfalt. Het was de dag waarop ik me heb  voorgenomen nooit meer bang te zijn. Het was de dag waarop ik me heb  voorgenomen een grote jongen te zijn. Ik had Petruța vanaf onze eerste kennismaking de oorlog willen verklaren, maar ze had een blik die geen te genstand duldde. Petruța had de ogen van een goedmoedige reus. Ze was  de oudste persoon die ik ooit had gezien. Ik heb haar niet meer de oorlog  verklaard, ik was verliefd geworden op haar ogen en ben haar dus maar  gaan gehoorzamen. En ik weet niet waarom, maar sindsdien kan ik niet meer lange tijd in de ogen van een oud iemand kijken. 
Mijn ouders waren allebei docent wiskunde op de enige lagere  school in de stad, wiskunde was een ver afgelegen werelddeel, dat je kon be reiken nadat je had geleerd dat als je twee appels hebt en Petruța je nog twee  appels geeft, je uiteindelijk vier appels hebt. Ik hield niet van appels.

Petruța werd betaald om voor mij te zorgen terwijl mijn ouders het  druk hadden met de school en andere dingen. En voor me zorgen deed ze.  Zij sneed mijn appels in partjes. Daarna heb ik nooit meer een appel gege ten als hij niet door een vrouwenhand in partjes was gesneden. 
Voor dag en dauw dropten mijn ouders me af bij Petruța thuis en  pas laat in de middag kwamen ze me weer ophalen. Ik was gelukkig bij  Petruța, we luisterden samen naar de nieuwtjes die via de radiogolven uit  de hoofdstad tot ons kwamen. Het waren nieuwtjes over de Eenheidspartij  en Onze Grote Leider, maar voor Petruța hadden deze geen enkele beteke nis. Wanneer de stem van onze Grote Leider klonk, sloeg ze met haar hand  door de lucht in de richting van de grond, met een gebaar dat niets anders  kon betekenen dan: Hou toch op… 
Op een dag vroeg Petruța me vanuit het niets: Wil je dat ik je leer  dansen? 
Ik gaf haar geen antwoord, want dat had ik niet. Niemand had me  ooit eerder zoiets voorgesteld en ik wist ook niet zo goed wat het betekende  om te dansen. Petruța vatte mijn zwijgen op als instemming. Petruța leerde  me dansen en ik weet niet eens wanneer het oktober is geworden. 
Ze had een koekoeksklok, de koekoek kwam waardig uit zijn houten  huisje naar buiten en kondigde het hele uur aan. Het was oktober, de koe koeksklok maakte zich op om te melden dat het twaalf uur was. Toen had  Petruța een ander idee, dat mijn leven een andere wending heeft gegeven.  Zij vertelde me iedere dag verhaaltjes. Maar ditmaal wilde ze niet dat ik  naar haar luisterde: Nou moet jij eens een verhaaltje vertellen. 
Ik keek door het raam, en in de tuin (Petruța bewoonde een eenka merappartement in een kleine villa die tijdens de Laatste Grote Oorlog  door de Duitsers was gebouwd, een oorlog waar ik niets van wist) zag ik  een reusachtige en grijze en ontbladerde en erg eenzame boom. 
Ik heb Petruța toen een verhaaltje verteld over een monster dat wou  dat hij de prins was en een strijd op leven en dood aanging met andere  kleine monsters die in hem leefden. Petruța keek me met haar grote ogen  aan en zei alleen: Je bent een geboren verteller. 
Petruța praatte niet veel, maar ze zei altijd alles wat er te zeggen was.  Een jaar lang ging ik naar haar toe alsof ik naar een academie ging, zelfs als  ik niet wist wat een academie betekende. 
Ik ben opgegroeid naar haar evenbeeld: zij was eenzelvig, ik was een zelvig. We waren twee eenlingen. Dat jaar – het gelukkigste jaar van mijn  leven – verwijderde mij van mijn vrienden uit de flat, dat jaar verwilderde  me, en bevrijdde me dus. Ik was heel trots op mijn vrijheid. Dat jaar dra peerde het kleed van deze vrijheid over mijn schouders, waar ik me nooit  meer van heb willen ontdoen, dat jaar heeft me geleerd in eilanden te gelo ven. 

Op een andere dag verscheen er, niemand weet waarvandaan, in  Petruța’s tuin een zwarte kat met een heldere streep die zijn schedel op  grappige wijze in tweeën deelde. Petruța was niet bijzonder dol op dieren,  ze noemde ze allemaal beesten, ze had een zeer duidelijke scheidslijn ge trokken tussen beesten en mensen en hechtte veel waarde aan deze scheids lijn. Maar deze zwarte kat… Misschien dat Petruța er iets in zag of dat ze  alles deed zonder stil te staan bij het belang van haar daden, zoals stervelin gen nu en dan overkomt. 
Petruța besloot, zonder met mij te overleggen, dat wij vanaf nu voor  die kat zouden zorgen. Ze verwierp mijn voorstel hem een naam te geven.  Een naam is iets definitiefs, ik denk dat Petruța niet zo hield van definitieve  gebeurtenissen. Papa heeft nooit geweten wat wij deden met de melk waar  hij om vier uur ’s ochtends voor opstond. Papa heeft nooit geweten dat we die deelden met een zwarte kat die nooit een eigen naam heeft gehad.  Misschien wist mama het wel, mama wist altijd alles. 
Petruța en ik hadden een geheim. En niets heeft meer gewicht bij de  toenadering tussen twee mensen dan een geheim. De zomer was weer aan gebroken. En op een dag tijdens die zomer, voor het eerst sinds we elkaar  hadden ontmoet, verscheen de zwarte kat niet meer in de tuin. Petruța en  ik renden wanhopig de straat op. We waren bang haar ergens vermorzeld onder de wielen van een auto te vinden, toen speet het ons dat ze geen  naam had waarmee we haar konden aanroepen, maar daarvoor was het nu  te laat. 
We hebben haar twee uur aan een stuk lopen zoeken, waarna we  naast elkaar op de stoeprand zijn gaan zitten en een stilte tussen ons in  hebben laten ontstaan die van alles had kunnen betekenen. Boven ons  bevond zich een strook hemel die was begonnen te bloeden.

More by Jan Willem Bos

Geen ogenblik Portasar

Daar is Lucas zo snelvoetig dat hij rent en de nieuwe beelden nauwelijks de  gelegenheid krijgen om de oude tijdig te vervangen. De wind waait kalm en  efficiënt, heel weinig wrijving. De boomgaarden zijn omringd door bos en in het bos heeft Lucas, dankzij het ondernemen van een wandeling, een  kanjer van een linde gevonden, met wittige bladeren aan de achterzijde, met een zeer grote holte aan de voet. Daarin bevonden zich droog zand en  beddengoed waarop je kunt slapen wanneer het regent, en een jampot.  Daar ontbreekt het Lucas nooit aan nummers, zodat hij kan optellen, ver menigvuldigen en ...
Translated from RO to NL by Jan Willem Bos
Written in RO by Cătălin Pavel

Omgekeerde opstandigheid

Zijn leven met Carmen Ottomanyi had een onverwachte aanvang geno men aan het einde van de vijfde klas van de middelbare school. De dag dat  hij had besloten de stad te verlaten, was hij op zoek gegaan naar dat lange  meisje uit de parallelklas, een zekere Fahrida (haar vader kwam uit Iran),  die zich echter Frida liet noemen. Hij wilde de stad verlaten omdat hij  ervan overtuigd was dat als je weggaat, je je beperkingen achter je laat, een  overtuiging die nergens op slaat, maar als je nooit in je leven zoiets voelt,  ben je een beklagenswaardig iemand. Hij had die Frida aangetroffen te  midde...
Translated from RO to NL by Jan Willem Bos
Written in RO by Cătălin Pavel

Het dilemma van de bruine paraplu Eerste deur rechts Niets

Er was eens een keer, in de werkelijkheid, een bruine paraplu gevonden.  Het was een van die grote paraplu’s die ruimte biedt aan twee mensen, en  hij had een houten handvat. Hij verbleef in een ijssalon, in een stoffig  hoekje. Erin huisde een stel langpootspinnen. Op een avond… – het was  een zomeravond – opende de paraplu zijn ogen en zei: ‘Ik vertrek.’ Het  probleem was dat de bruine paraplu geen benen had en nergens in zijn  eentje naartoe kon. Iemand moest hem meenemen.  De volgende ochtend opende Carl zijn winkel zoals altijd en pos teerde zich achter de toonbank, in afwachting van klan...
Translated from RO to NL by Jan Willem Bos
Written in RO by Anna Kalimar

Een engel

‘Ssst, daar komt ze aan.’  Zonder zich te verroeren hurken de mannen in de doorloop tussen  de flatgebouwen en houden hun adem in. Voor hen komt een vrouw met  een groene regenjas voorbij. Ze heeft een tas, schoenen en handschoenen  van slangenleer. Haar hakken produceren een scherp geluid en in haar op gestoken haar zijn een paar strengen losgeraakt. In het voetgangersgebied  wemelt het van de winkelende mensen, bij wie de vrouw met haar buiten sporige luxe uit de toon valt. Niettemin fluit niemand haar na, sommigen  doen zelfs een stap opzij wanneer ze haar zien aankomen.  ‘Kom op, nu,’ flui...
Translated from RO to NL by Jan Willem Bos
Written in RO by Anna Kalimar

De Dageraadlaan: het begin

Iedereen heeft het recht, en dit is een goddelijk recht, wat ook niet anders  kan, op een laatste zin, het hoeft niet per se een lange zin te zijn, hij hoeft  ook niet te lijken op een afscheidsboodschap, maar het is wel van belang dat hij waar is, zo veel waarheid als er tenminste in een zin past, ook al is het  dan de laatste, want de waarheid heeft de neiging om grillig te zijn, wat niet  wil zeggen dat ze niet bestaat, ze bestaat wel degelijk, en moet ook gezegd  worden, al kan ze niet gezegd worden in een verhaal, want een verhaal heeft  zijn eigen waarheid, die niet hetzelfde is als de w...
Translated from RO to NL by Jan Willem Bos
Written in RO by Andrei Crăciun

Tijd is een cirkel

Tegen de dageraad droomde hij van een moord die was begaan onder een amandelboom en van vier loterijlotjes, allemaal nieten. Het was zondag.     De jonge arts huilde in zijn slaap en werd wakker met betraande wangen en omarmd door een purperen droefheid. Hij at met lange tanden, trok rouwkleding aan en wachtte op het telefoontje waarin hem zou worden bevestigd wie in de loop van de nacht was overleden.     Zijn grootvader was ergens in het begin van de twintigste eeuw geboren, in een wereld zo ver verwijderd dat er nauwelijks foto’s van zijn bewaard.      Zijn grootvaders vader had al voor de ...
Translated from RO to NL by Jan Willem Bos
Written in RO by Andrei Crăciun

Ballingschap

Het bed was als een schip dat de wateren van de nacht doorkliefde. De twee, in elkaars armen, hadden de structuur van een duistere golf, af en toe doorbroken door een lichtstraal. Mysterieus en kalm dobberde het schip, en rondom was er niets dan de aanblik van de eindeloze uitgestrektheid van het water, zonder dat dit angstaanjagend was. Ze hadden elkaar pas kortgeleden teruggevonden.  Soms speelden ze tennis. Soms dronken ze zelfs een biertje na afloop. Dergelijke vergankelijke vriendschappen ontstonden vaak tussen de eenzame loontrekkers die naar deze stad waren overgeplaatst. Over het alge...
Translated from RO to NL by Jan Willem Bos
Written in RO by Anna Kalimar

De metro

Maandagochtend hoorde hij de metro het station binnenrijden op het moment dat hij zijn ticket in het apparaat stopte en hoewel hij niet verlaat was – en zelfs als hij dat wel was geweest, was het nog geen probleem – voelde hij toch een dwingend verlangen om die metro te halen, een verlangen dat niet zozeer iets als de lekkere trek was, als wel een soort bizarre vorm van wraaklust, en hij spurtte de trap af. Er gebeurde echter iets heel merkwaardigs. Zoals men zegt dat wanneer je doodgaat, je hele leven voor je geestesoog voorbijtrekt, zo trok, gedurende de paar tellen die T. nodig had om alle ...
Translated from RO to NL by Jan Willem Bos
Written in RO by Cătălin Pavel
More in NL

Ik was het nooit, Maar ben het nu wel. Gevoelig voor elke Weersverandering.

De wind blies de sneeuw eerst, aan de ene kant van het kanaal, in je gezicht, en dan, nadat je de brug over was gegaan, in de rug, wat het hele proces ietwat aangenamer maakte. Als je in die richting liep, kon je het landschap makkelijker bekijken, zonder je ogen toe te hoeven knijpen. Het kanaal was nog niet helemaal bevroren, maar over een paar dagen wel. Dat was zo goed als zeker. Eerst leek het wel gezichtsbedrog, maar algauw werd duidelijk dat een zwaan zich door de halfbevroren oppervlakte probeerde te worstelen, in het midden van het kanaal.      Hij laat al ploeterend een spoor achter,...
Translated from SR to NL by Pavle Trkulja
Written in SR by Marija Pavlović

Het gaat over

Het gaat over een man die de weg naar huis niet wil verliezen. Hij is ge maakt van brooddeeg. Hij vertrekt. Elke paar meter plukt de man een krui meltje van zichzelf, en laat het vallen. Eerst plukt hij een arm weg. Daarna  zijn oren, en zijn neus. Vervolgens plukt hij een gat in zijn buik. In het vol gende beeld kijken we door het gat van de man. In het gat zien we, in de  verte, een kleine huisje. Achter het raam staat een oude vrouw aan een tafel.  De vrouw kneedt een klomp deeg. Aandoenlijk muziekje. Einde.  Het gaat over iemand die gelukkig is, maar niet zo gelukkig dat het  iets is om ov...
Written in NL by Maud Vanhauwaert

Doodsmeisje

Stremming. Zelfmoord door verwurging is betrekkelijk zeldzaam. De strop wordt in de regel meerdere malen om de nek gewikkeld en soms bevindt zich eronder een zacht voorwerp. Door de prikkeling van de nervus vagus en het afknellen van de halsslagaders tijdens de wurging wordt de bloedstroom naar de hersenen belemmerd en worden de luchtwegen afgesloten. Maar gewoonlijk wordt niet het gehele strottenhoofd afgesloten en daarom duurt het overlijdensproces langer dan bij verstikking door ophanging, als het tenminste niet enkel blijft bij verlies van bewustzijn en het losraken van de strop. Zelfmo...
Translated from CZ to NL by Annette Manni
Written in CZ by Lucie Faulerová

Cathedra of hoe je slagroom maakt

Sommige mensen dromen niet wanneer ze vliegen. Ze zakken weg in hun kunstleren stoel, trekken de grijze fleecedeken tot vlak onder hun kin, zetten een koptelefoon op hun hoofd en laten het zachte gebrabbel van een film met Eddy Murphy hun oren binnenstromen. Ze slapen zelfs, maar niets in hen maakt beelden aan. Geen enkele gedroomde, wonderlijke ervaring weet hun hersenen (die gevangen in hun hoofden in het vliegtuig razendsnel vooruit bewegen) te vinden. Hun slaap is even plat en uitgestrekt als de bovenkant van de wolken. Anderen dromen in vliegtuigen juist heftig en veel. Ze woelen in hun ...
Written in NL by Joost Oomen

Een wildvreemde stad

Een wildvreemde stad Amsterdam was tegen het vallen van de herfst kleurig en grillig. Zon en regen wisselden elkaar af als de weesgegroetjes op een rozenkrans. Tijdens een felle hoosbui stond ik onder een brug en wachtte tot de regen stopte. Ik had een fietstochtje in de omgeving van Amsterdam gepland. Ik wilde de beroemde polders zien, de door slootjes doorkruiste diepgroene weilanden met dominante windmolens die hun wieken uitstrekken als vogelverschrikkers. Het zou mijn eerste uitje worden in een nieuwe stad. De eerste ervaring waarmee min of meer het begin werd ingeluid van de vriendschap...
Translated from CZ to NL by Annette Manni
Written in CZ by Anna Háblová

Draden

Het zoeken begint niet bewust. Ik voel me met haar verbonden op een alarmerende, onverklaarbare manier en haar verdwijnen laat me met vragen achter. Ik vraag me bij het wakker worden af waar ze slaapt en hoe ze leeft, en blijf aan haar denken, zacht en wollig masturberend tussen de lakens terwijl ik naar de wolken door het kantelraam kijk. Wanneer ik de fruitkramen in onze wijk passeer, overloop ik met mijn vingertoppen de sinaasappelen, tot ik een exemplaar vind dat me aan haar doet denken, eentje met volmaakte poriën. Ik belandde in haar yogalessen door mijn aanhoudende nekpijn. De kinesist...
Written in NL by Hannah Roels