View Colofon
Original text "Aleea Zorilor: începutul" written in RO by Andrei Crăciun,
Other translations
Published in edition #1 2017-2019

De Dageraadlaan: het begin

Translated from RO to NL by Jan Willem Bos
Written in RO by Andrei Crăciun

Iedereen heeft het recht, en dit is een goddelijk recht, wat ook niet anders  kan, op een laatste zin, het hoeft niet per se een lange zin te zijn, hij hoeft  ook niet te lijken op een afscheidsboodschap, maar het is wel van belang dat hij waar is, zo veel waarheid als er tenminste in een zin past, ook al is het  dan de laatste, want de waarheid heeft de neiging om grillig te zijn, wat niet  wil zeggen dat ze niet bestaat, ze bestaat wel degelijk, en moet ook gezegd  worden, al kan ze niet gezegd worden in een verhaal, want een verhaal heeft  zijn eigen waarheid, die niet hetzelfde is als de ware waarheid, zonder  daarom echter minder te zijn, en die zin is mijn recht op een verhaal, en  daar zal ik dan ook gebruik van maken tot aan het einde, tot en met de  punt, ik heb veel punten gezet, ik was vroeger journalist, in de tijd dat er  nog gewoon kranten bestonden en wij, jong als we waren, niet geloofden  dat ze ten onder zouden gaan, maar uiteraard is dat wel gebeurd, want het doet er niet toe wat de jongeren denken, integendeel zelfs, bij de krant ver plichtten ze ons in korte zinnen te schrijven, om de lezer niet te vervelen,  maar de lezer raakte toch verveeld met ons, zoals mensen zich na verloop  van tijd vervelen, trouwens, al heeft u nooit horen zeggen dat mensen  doodgaan omdat het leven hen verveelt, kan het leven vermoeiend zijn, ik  heb nooit van korte zinnen gehouden, maar ik gebruikte ze wel, ik had  geen keus, niemand had een keus, en ter verdediging van mezelf kan ik  alleen aanvoeren dat ik af en toe een kat, altijd een zwarte kat, over mijn  korte zinnen liet lopen om nergens heen te gaan, en er liepen katten over  mijn korte zinnen en ik was er trots op dat ik niet net zo was als alle ande ren, ik geloofde in mijn zwarte katten, ik was bereid te sterven voor mijn  recht om de zwarte katten door de pagina’s van de krant te laten banjeren,  maar niemand vroeg me om voor zoiets te sterven, de journalisten sleten  hun dagen in immense zalen die redacties werden genoemd, ze vloekten  veel, ze vochten, ze dronken te veel, ze geloofden niet in God, ze geloofden  in rechtvaardigheid, de journalisten vreeën zonder voorspel, ze hadden  haast, ze hadden altijd haast, ze leefden echt voor de dag, ze gaven hun  leven voor een illusie en wanneer ze in de gaten kregen dat ze voor een illu sie hadden geleefd, stierven ze jong, waarna ze dadelijk in de vergetelheid  raakten, maar nu gebeurt zoiets niet meer, er bestaan geen kranten meer in ons land, er bestaan geen redacties meer, dat waren nog eens tijden, maar ik  wil niet een van die bejaarden worden, u kent ze wel, een van die bejaarden  die maar doorzaniken over hun verloren gegane jeugd, over rijtuigen en  paarden en met mysterie omgeven liefdes, want de waarheid, wispelturig  zoals we maar al te goed weten, is dat weemoed tegen de waarheid indruist,  ze heeft de neiging de waarheid op te poetsen, vroeger was alles beter, en  waarom zou het niet beter zijn, waarom zouden we niet dit recht hebben te  dromen van het leven dat we geleefd hebben, en misschien bestaan er ook  andere manieren om het einde te naderen, maar ik ken alleen deze, achterom kijken, altijd achterom, en alles wat er gebeurd is, evenals alles wat  niet gebeurd is, alle dagen en alle nachten van mijn verblijf op aarde vast leggen in deze unieke zin waarover ik geen oordeel verwacht en waarvoor ik  evenmin begrip verlang, het is mijn recht om deze precies zo op te schrijven  zoals mij goeddunkt, hij zou een wat langer gedicht kunnen zijn of hij zou  een brief kunnen zijn of hij zou zelfs een verslag kunnen zijn of hij zou – en  dat is hij eigenlijk ook – een bewijsbrief kunnen zijn, een bewijsbrief dat ik  ben geboren, mijn kindertijd heb doorgebracht, puber ben geweest en heb  gedanst, bier heb gedronken op terrasjes en naar de bioscoop ben geweest,  toneelvoorstellingen heb bezocht en heb geluisterd naar huilende pianis ten, pianisten huilen vaak in hun door mannen uit lang vervlogen tijden  geschreven sonates, mannen zoals tegenwoordig niet meer bestaan, die pia nisten plengen tranen tijdens hun zwerftocht door de fantasieën en noc turnes van deze mannen van vroeger, mannen met pruiken, en vooral heb  ik geschreven, geschreven, geschreven, ik was een tegenstander van grenzen  tussen geschreven woorden, ik was voorstander van volledige vrijheid en  gelijkheid van geschreven woorden, ik was voor de rehabilitatie van clichés,  ik heb clichés gebruikt en blijf dat doen, want ik ben er dol op, ze worden  misbruikt en bespot en niemand neemt ze serieus, al zou je zonder hen  niets meer kunnen zeggen, ik waardeerde vooral de stiltes, ik schreef omdat  ik het fijn vond mezelf te verliezen tussen mijn woorden en mijn komma’s,  als een pianist tussen de partituren van concerten van een halve eeuw of  nog langer geleden, de kranten waren mijn muziek, ik had mijn eigen  ritme, en mijn ritme bonsde als een hart, mijn ritme was niets minder dan  de ademhaling van de wereld, ik moest, snel!, snel!, alles ontdekken en in onbeduidende gebeurtenissen de betekenis der dingen zoeken, die uiter aard niet bestaat, iedere ochtend vernam ik wat er zoal in de wereld ge beurd was, iedere ochtend zocht ik de betekenis die niet bestaat, vervolgens  stuurden ze me werkelijk de wijde wereld in, en ik heb de wereld bereisd,  op een nacht in Havana, Cuba, heb ik de liefde bedreven met een jonge, zwarte vrouw, en in Beijing, China, heb ik een man uitgebuit, een sto koude, waarschijnlijk eeuwige Chinees, en die Chinees heeft mij met zijn  riksja door een oudtestamentische regenbui vervoerd, en tijdens een  winter, in Transnistrië, ben ik in de kofferbak van een auto gekropen, ik  leefde nog, ik heb de wanhoop leren kennen in een achterafstraat in Lima,  Perú, en ik heb een blinde gevolgd helemaal tot op het eiland Oia, en in  Brugge heb ik een juffrouw om haar middel gepakt en opgetild naar de  hemel en ze heeft toen waarachtig de hemel aangeraakt, in Istanbul heb ik  bijna de afdruk gezien die de voetstap van Mohammed in het zand had  achtergelaten, en op Sicilië heb ik schlagers geneuried voor ezels en de ge liefden van koetsiers, in Santiago de Chile heb ik de bolero gedanst op de  grote boulevards, ik heb een storm op zee doorstaan, tussen de steden Stockholm en Helsinki, ik heb nooit schipbreuk geleden, al heb ik zo veel  eilanden en zo veel schepen gekend, en Praag heeft een vuistvol met goud  over me uit gestrooid, in Lecce heb ik barokke verwachtingen gekoesterd,  ik ben niet gedood in een duel in Florence, al zou ik daar graag zijn omge 
komen, daar zijn begraven, op een heuvel, onder een olijfboom, en ik heb,  zonder enige spijt, mijn masker laten vallen midden in het festival van  Venetië, en in Moskou heb ik me verpletterd gevoeld door de symfonie van  een gruwelijke postindustriële stilte, in Minsk heb ik het standbeeld van  Lenin bekeken, en Lenin had niet de moed naar beneden te kijken, naar de mensen, in Parijs ben ik te laat gearriveerd en alle poëzie van de wereld was  al opgebruikt, in Jeruzalem heb ik met mijn hoofd tegen de Klaagmuur ge leund en een ogenblik lang heb ik zelfs een iets verhevener liefde bereikt, de  dochter van een rabbijn wilde met mij de woestijn in vluchten en ik heb  deze ontknoping alleen weten te verhinderen door er op een middag zelf vandoor te gaan, terwijl zij haar schoonheidsslaapje deed, dat ze zo hard  nodig had, ik heb een blank vers opgeofferd in die Amsterdamse buurt, en  in Napels heb ik me bezat, tot op het punt van een delirium, met zijn grote  schoonheid, in Lissabon heb ik een ogenblik stilte betracht bij de schim men van Pessoa, ik heb geluisterd naar de roep van de nachten, ik heb ach terbuurten en koningen en misdadigers en bedelaars en variétéartiesten  leren kennen, ik heb lange tijd gedoold door havens, door bordelen, door  mezelf, ik heb mensen in lijf en leden aan het licht gebracht, en een andere  keer, zeg ik u, heb ik domweg een hele nacht naar de zee gekeken, een hele  nacht de zee bekijken is overweldigend, en ik was dan ook overweldigd, ik heb barricades opgeworpen en ik heb muren omgegooid, ik heb geloofd in  de Internationale van Goede Mensen op de Planeet Aarde, en ik heb nooit  oorlog gevoerd, ik had niets met oorlogen, al heb ik aan oorlogen het begin  te danken, want ik woonde in die tijd aan de Dageraadlaan, in een kleine  provinciestad, en de hele stad was afhankelijk van de wapenfabriek, in de  wapenfabriek maakten ze eigenhandig wapens, en met die wapens werden  andere mensen gedood in Kinshasa of wellicht in Brazzaville of wie weet  waar?, maar ik heb nooit iemand zich horen afvragen of het wel of niet  goed was dat dit gebeurde, maar de beginnetjes neigen ertoe op te vliegen  en in een oogwenk ten hemel te stijgen, en het werd nacht, en het werd ochtend, en in de stad heerste geen rust meer, de dictator was zojuist ten  val gebracht, de vrijheid was aangebroken, maar vrijheid was ingewikkeld  en de mensen wisten niet wat ze ermee aan moesten, zoiets was onge hoord!, er had een revolutie plaatsgevonden en dat was een goede zaak,  want we zouden een boel sinaasappelen gaan eten, er is bij ons in de stad geen schot gevallen, helden hebben we niet gehad, in de hoofdstad is de  zoon van een machinebankwerker uit de wapenfabriek, student aan de  technische hogeschool, omgekomen, maar de oude vrouwtjes zeiden dat hij was gestorven doordat hij dronken was geweest, hij was dronken de  straat opgegaan om ook ‘vrijheid! vrijheid!’ te roepen, zoals er die winter  werd geroepen, hij liep te waggelen en te schreeuwen en een soldaat som meerde hem te blijven staan voor een routinecontrole, voor zover er sprake  kan zijn van routine tijdens een revolutie, en hij, zo dronken als hij was, peinsde er niet over om te blijven staan, en bovendien stak hij zijn hand in  zijn zak alsof hij een wapen tevoorschijn wilde halen, en de soldaat schoot  hem neer en verwondde hem dodelijk, want hij kon onmogelijk weten dat  de zoon van de machinebankwerker, student aan de technische hoge school, daar helemaal geen wapen had zitten, maar een fles drank, maar in  een revolutie zijn zulke dingen niet te vermijden, in de stad heerste niet  langer rust, te weinig mensen kozen de kant van de machinebankwerker,  slechts weinigen geloofden dat zijn zoon echt een held was geweest, er werd  gezegd dat hij nog een postume onderscheiding had gekregen ook, maar ik  kende niemand die iemand kende die dat lintje gezien zou hebben, en de machinebankwerker raakte aan de drank, hij werd een vaste klant van res taurant De Hinde, alle mannen, of ze nu frezers of draaiers of zelfs artsen  waren, werden uiteindelijk stamgasten van restaurant De Hinde, wanneer  het leven niet langer zin heeft, ik was toen pas zes, maar ik wist wat het be tekende om aan de drank te raken, bij ons, aan de Dageraadslaan, over kwam dat een hoop mannen, zij behoorden tot die kerels die ladderzat  door hun echtgenotes mee naar huis werden gesleept, ze sleurden hen mee  over straat terwijl ze hen allerlei lelijke woorden toevoegden, woorden die  wij, omdat we nog maar kinderen waren, niet mochten gebruiken, maar  natuurlijk deden we dat wel, en die arme kerels die aan de drank waren ge raakt wisten niet wat ze moesten doen en dan verkochten zij hun vrouwen  zo’n mep dat hun kaak er scheef van stond, want zo werd dat genoemd,  maar wij kinderen, beste mensen, zagen nergens een scheve kaak, we zagen  alleen dat die vrouwen opgezwollen ogen hadden, maar er waren ook ster kere vrouwen die met hen op de vuist gingen, die weerstand boden, en  meer dan eens wisten die mannen die aan de drank waren nauwelijks nog  hun voordeur te halen door alle scheldwoorden en klappen die ze over zich  heen kregen, en de machinebankwerker raakte ook aan de drank, zoals ik al  zei, zijn vrouw had hem al ten tijde van de dictator in de steek gelaten en  was bij een andere man ingetrokken, een vent met een smoel als een wolf,  een ruwe kerel, van het platteland, en de machinebankwerker was alleen  achtergebleven, en ’s nachts dacht hij aan zijn dode zoon, doodgeschoten  omdat hij tijdens een revolutie zijn hand in de binnenzak van een overjas  had laten glijden, wat je beter niet kunt doen, de machinebankwerker  raakte uiteraard zijn verstand kwijt, hij liep de hele tijd rond met een klein  leren tasje waarin hij worteltjes had zitten, hij haalde eindeloos worteltjes  uit dat tasje, het was alsof dat tasje eigenlijk een hoge hoed was waarin hij konijnen fokte, en die konijnen hadden al die worteltjes nodig, wat die  wortels in het leven van de machinebankwerker te betekenen hadden is een  ondoorgrondelijk raadsel, maar op een dag kwam ook dat leven ten einde,  hij had de dag zelf uitgekozen, hij heeft van een keukenstoel een schavot ge maakt en heeft zich verhangen, het liep al tegen de herfst, ze hebben hem begraven aan de rand van het kerkhof, het stadje had geeneens een kerk,  naast het kerkhof was alleen een kapel, en ze hebben de machinebankwer ker niet in de kapel gebracht, en het vreemdste was wel dat hij een alpino pet op had toen ze hem in de grond stopten, ik weet dat nog allemaal, hoe  zou ik het niet meer weten?, want ik kende hem vanuit de tijd van de dictator, toen hij een lange vent was die de hele hemel op zijn schouders kon  dragen...

More by Jan Willem Bos

Geen ogenblik Portasar

Daar is Lucas zo snelvoetig dat hij rent en de nieuwe beelden nauwelijks de  gelegenheid krijgen om de oude tijdig te vervangen. De wind waait kalm en  efficiënt, heel weinig wrijving. De boomgaarden zijn omringd door bos en in het bos heeft Lucas, dankzij het ondernemen van een wandeling, een  kanjer van een linde gevonden, met wittige bladeren aan de achterzijde, met een zeer grote holte aan de voet. Daarin bevonden zich droog zand en  beddengoed waarop je kunt slapen wanneer het regent, en een jampot.  Daar ontbreekt het Lucas nooit aan nummers, zodat hij kan optellen, ver menigvuldigen en ...
Translated from RO to NL by Jan Willem Bos
Written in RO by Cătălin Pavel

Omgekeerde opstandigheid

Zijn leven met Carmen Ottomanyi had een onverwachte aanvang geno men aan het einde van de vijfde klas van de middelbare school. De dag dat  hij had besloten de stad te verlaten, was hij op zoek gegaan naar dat lange  meisje uit de parallelklas, een zekere Fahrida (haar vader kwam uit Iran),  die zich echter Frida liet noemen. Hij wilde de stad verlaten omdat hij  ervan overtuigd was dat als je weggaat, je je beperkingen achter je laat, een  overtuiging die nergens op slaat, maar als je nooit in je leven zoiets voelt,  ben je een beklagenswaardig iemand. Hij had die Frida aangetroffen te  midde...
Translated from RO to NL by Jan Willem Bos
Written in RO by Cătălin Pavel

Het dilemma van de bruine paraplu Eerste deur rechts Niets

Er was eens een keer, in de werkelijkheid, een bruine paraplu gevonden.  Het was een van die grote paraplu’s die ruimte biedt aan twee mensen, en  hij had een houten handvat. Hij verbleef in een ijssalon, in een stoffig  hoekje. Erin huisde een stel langpootspinnen. Op een avond… – het was  een zomeravond – opende de paraplu zijn ogen en zei: ‘Ik vertrek.’ Het  probleem was dat de bruine paraplu geen benen had en nergens in zijn  eentje naartoe kon. Iemand moest hem meenemen.  De volgende ochtend opende Carl zijn winkel zoals altijd en pos teerde zich achter de toonbank, in afwachting van klan...
Translated from RO to NL by Jan Willem Bos
Written in RO by Anna Kalimar

Een engel

‘Ssst, daar komt ze aan.’  Zonder zich te verroeren hurken de mannen in de doorloop tussen  de flatgebouwen en houden hun adem in. Voor hen komt een vrouw met  een groene regenjas voorbij. Ze heeft een tas, schoenen en handschoenen  van slangenleer. Haar hakken produceren een scherp geluid en in haar op gestoken haar zijn een paar strengen losgeraakt. In het voetgangersgebied  wemelt het van de winkelende mensen, bij wie de vrouw met haar buiten sporige luxe uit de toon valt. Niettemin fluit niemand haar na, sommigen  doen zelfs een stap opzij wanneer ze haar zien aankomen.  ‘Kom op, nu,’ flui...
Translated from RO to NL by Jan Willem Bos
Written in RO by Anna Kalimar

Het communisme gezien door de allerkleinsten

Ik ben vier jaar oud en ben nooit hoger geweest dan de eerste verdieping. Ik  ben ervan overtuigd dat de blauwe slang van de leuning oneindig is, dat hij  hoger en hoger en hoger klimt, totdat hij door het geteerde dak van ons  flatgebouw heen breekt en onzichtbaar naar de hemel rijkt. Dat is een ge dachte die ik met niemand deel. Mijn angst warmt zich bij de vlam van deze gedachte.  De mensen dalen af van de hogere verdiepingen, aan de kant van  hemel, sommigen spreken op een fluistertoon met elkaar en ik versta niet  wat ze zeggen. Maar nooit heerst er stilzwijgen tussen hen. Nooit is er  st...
Translated from RO to NL by Jan Willem Bos
Written in RO by Andrei Crăciun

Tijd is een cirkel

Tegen de dageraad droomde hij van een moord die was begaan onder een amandelboom en van vier loterijlotjes, allemaal nieten. Het was zondag.     De jonge arts huilde in zijn slaap en werd wakker met betraande wangen en omarmd door een purperen droefheid. Hij at met lange tanden, trok rouwkleding aan en wachtte op het telefoontje waarin hem zou worden bevestigd wie in de loop van de nacht was overleden.     Zijn grootvader was ergens in het begin van de twintigste eeuw geboren, in een wereld zo ver verwijderd dat er nauwelijks foto’s van zijn bewaard.      Zijn grootvaders vader had al voor de ...
Translated from RO to NL by Jan Willem Bos
Written in RO by Andrei Crăciun

Ballingschap

Het bed was als een schip dat de wateren van de nacht doorkliefde. De twee, in elkaars armen, hadden de structuur van een duistere golf, af en toe doorbroken door een lichtstraal. Mysterieus en kalm dobberde het schip, en rondom was er niets dan de aanblik van de eindeloze uitgestrektheid van het water, zonder dat dit angstaanjagend was. Ze hadden elkaar pas kortgeleden teruggevonden.  Soms speelden ze tennis. Soms dronken ze zelfs een biertje na afloop. Dergelijke vergankelijke vriendschappen ontstonden vaak tussen de eenzame loontrekkers die naar deze stad waren overgeplaatst. Over het alge...
Translated from RO to NL by Jan Willem Bos
Written in RO by Anna Kalimar

De metro

Maandagochtend hoorde hij de metro het station binnenrijden op het moment dat hij zijn ticket in het apparaat stopte en hoewel hij niet verlaat was – en zelfs als hij dat wel was geweest, was het nog geen probleem – voelde hij toch een dwingend verlangen om die metro te halen, een verlangen dat niet zozeer iets als de lekkere trek was, als wel een soort bizarre vorm van wraaklust, en hij spurtte de trap af. Er gebeurde echter iets heel merkwaardigs. Zoals men zegt dat wanneer je doodgaat, je hele leven voor je geestesoog voorbijtrekt, zo trok, gedurende de paar tellen die T. nodig had om alle ...
Translated from RO to NL by Jan Willem Bos
Written in RO by Cătălin Pavel
More in NL

Tijdmeters in de oudheid

Hoe kun je de tijd meten? Kunnen we deze categorie van het denken en van de werkelijkheid wel echt begrijpen, of ontglipt hij ons zodra we hem proberen waar te nemen? In onze wereld van vandaag, waar klokken en kalenders op ieder gewenst moment voor iedereen toegankelijk zijn, kunnen we ons nog moeilijk voorstellen hoe het geweest moet zijn om te leven zonder te weten hoe laat of welke dag het was. Nog maar een paar generaties geleden  konden alleen de rijksten en best geschoolden een krant lezen en bezaten alleen zij een zakhorloge. Wie daarentegen op het platteland woonde en werkte, was voor...
Translated from IT to NL by Lies Lavrijsen
Written in IT by Fabio Guidetti

Het eiland

Nog altijd weet ik niet waar ik op de eilanden naar zocht. Ik weet alleen wat ik heb achtergelaten. Het land dat mijn paspoort heeft verstrekt. De vrouw die me ter wereld heeft gebracht. Spullen die voor geld te koop waren. Een wereld die ik niet in staat was te veranderen. Het zeewater was warm. In de avond glinsterden de golven van het oplichtende plankton. Na jaren reizen verwarde ik de havens tussen de palmen waar ik op de boot stapte. Ik verwarde de namen van de eilanden die begonnen met ko en nusa. Ik verwarde de donkere ogen en de kleurrijke kleding van de andere passagiers. Toch kwam ...
Translated from PL to NL by Charlotte Pothuizen
Written in PL by Urszula Jabłońska

De zon als hij valt

Op de ochtend van 11 juli 1978 vertrekt een vrachtwagen met een lading vloeibaar propeen in de richting van Barcelona. De vrachtwagen is afkom- stig uit een kleine stad in Catalonië en wordt bestuurd door een chauffeur met een dikke snor in het midden van zijn glimmende gezicht. Hij rijdt al twintig jaar voor hetzelfde bedrijf op dezelfde wagen en kent het wegennet van Spanje uit zijn hoofd. Om de tolwegen te omzeilen kiest hij altijd voor de wegen door het achterland.  Gastankjes zijn niet bedoeld om lang in de zon te staan en een enorme gastank beladen met vijfentwintig ton propeen, terwijl ...
Written in NL by Joost Oomen

Residence

Appartement 11  HET KIND  Dat kind, kijk goed naar dat kind.  Iedere zomer is dat kind een jaar ouder.  Iedere zomer geeft de zon zijn kastanjebruine haar een lichtere  kleur, rossig met een blonde glans. Iedere zomer pompt het ’s morgens de  banden van zijn bmx op en rijdt rondjes door de Residence, langs de stenen  tuinmuur van waarachter het zijn leeftijdsgenootjes begluurt die voetbal len op het gravelveld. Ze schreeuwen allerlei vieze woorden. Vieze woorden  die het kind zelf nog nooit gezegd heeft.  De Residence bestaat uit twee identieke gebouwen van drie verdie pingen. Ze zijn elkaars...
Translated from IT to NL by Lies Lavrijsen
Written in IT by Maurizio Amendola

Nec mergitur

De woonkamer was het minst goed ingericht. De schouw was kaal, de eettafel stond verloren voor de glazen schuifdeuren, zonder stoelen, de witgeschilderde muren leeg op de spijkers waar geen schilderijen aan hingen na. Iedere keer dat ze binnenliep voelde het alsof ze een balzaal betrad. Ze had er eigenlijk nog nauwelijks gezeten. De bank die ze uit het appartement in Den Bosch had meegenomen stond midden in de kamer, zonder kussens, geen kleed over de rugleuning. Een doos vol sjaals met daarop een dienblad diende als salontafel. Toen ze aankondigde dat ze ging verhuizen hadden mensen haar gevr...
Written in NL by Simone Atangana Bekono

Ballingschap

Het bed was als een schip dat de wateren van de nacht doorkliefde. De twee, in elkaars armen, hadden de structuur van een duistere golf, af en toe doorbroken door een lichtstraal. Mysterieus en kalm dobberde het schip, en rondom was er niets dan de aanblik van de eindeloze uitgestrektheid van het water, zonder dat dit angstaanjagend was. Ze hadden elkaar pas kortgeleden teruggevonden.  Soms speelden ze tennis. Soms dronken ze zelfs een biertje na afloop. Dergelijke vergankelijke vriendschappen ontstonden vaak tussen de eenzame loontrekkers die naar deze stad waren overgeplaatst. Over het alge...
Translated from RO to NL by Jan Willem Bos
Written in RO by Anna Kalimar