View Colofon
Original text "L'Impero Romano e la crisi dei rifugiati (370-410 d.C.)" written in IT by Fabio Guidetti,
Other translations
Published in edition #1 2017-2019

Barbaren in het Romeinse Rijk

Translated from IT to NL by Lies Lavrijsen
Written in IT by Fabio Guidetti

Waarom kwam het Romeinse Rijk ten val? Over die vraag breken wij  Europeanen ons al sinds het begin van onze geschiedenis het hoofd, waar bij we vaak ook reflecteren (soms expliciet, soms stilzwijgend) over de ge volgen van die gebeurtenis uit het verre verleden op ons heden. We waren  onder de indruk van de monumentale overblijfselen van het oude Rome,  groeiden op met de immateriële erfenis ervan, bewonderden de economi sche, technologische en culturele verworvenheden van het Romeinse Rijk;  en we vroegen ons af hoe de westerse beschaving geëvolueerd zou zijn als de  ineenstorting van dat Rijk geen invloed gehad zou hebben op individuele  leefomstandigheden, en de complexiteit van de maatschappelijke organisa tie niet drastisch gereduceerd zou hebben. Generaties intellectuelen  hebben gezocht naar de meest ‘waarachtige en diepgaande redenen van die  cesuur’. Hoe kon het gebeuren dat een van de grootste en duurzaamste  rijken uit de geschiedenis, dat eeuwenlang voor vrede en welvaart in de me diterrane wereld gezorgd had, en dat door een van zijn beroemdste burgers, de filosoof Plutarchus van Chaeronea, omschreven werd als ‘de mooiste  van alle menselijke scheppingen’, met een solide bestuurlijk en militair ap paraat, een verfijnde cultuur, een gedegen technologische kennis, een hoge lijk gespecialiseerd sociaal en economisch leven dat gereguleerd werd door  een coherent wettenstelsel, ten onder ging door toedoen van hordes half geciviliseerde, nauwelijks georganiseerde barbaren? Voor de Europese be schaving, die zichzelf als erfgenaam en voortzetting van Rome beschouwt,  komt daar ook een meer verontrustende bedenking bij: hoe voorkomen we  dat dit opnieuw gebeurt? 
In zijn boek Der Fall Roms. Die Auflösung des römischen Reiches im  Urteil der Nachwelt (De val van Rome. De ontbinding van het Romeinse  Rijk gezien door de ogen van latere generaties) dat in 1984 verscheen, wijdde  de Duitse historicus Alexander Demandt maar liefst 150 bladzijden aan een  overzicht en classificatie van alle redenen die tot dan toe naar voren gescho ven waren om dit historische fenomeen te verklaren: van de opkomst van  het christendom tot spanningen tussen de sociale klassen, van de uitput ting van natuurlijke hulpbronnen tot een gebrekkige werking van de  staatsmachinerie. Tegen die achtergrond bleken de experts evenwel vooral  van mening te verschillen over de rol die de barbaarse invallen gespeeld hebben in het proces: was dat een toevallige omstandigheid, die bij wijze  van spreken de genadeslag gaf aan een staatsstructuur die al op de rand van  de afgrond stond? Of was deze opeenvolging van traumatische gebeurte nissen de rechtstreekse oorzaak van de ineenstorting van de staatsinstellin gen en het territoriale bestuursapparaat, en dus de ondergang van het Rijk?  In het besluit van zijn boek Het rijk der christenen (L’empire chrétien) uit  1947 verwierp de Franse geschiedkundige André Piganiol de theorieën vol gens welke de val van Rome te wijten was aan interne factoren. Hij stelde dat het Rijk een sterk en vitaal organisme was, dat uitsluitend te gronde ge richt werd door de steeds frequentere en verwoestendere barbaarse inval len. De befaamde laatste woorden van het boek luiden: ‘De Romeinse  beschaving is geen natuurlijke dood gestorven. Ze werd vermoord.’ Toch  laat Piganiol daarmee de hoofdvraag onbeantwoord: de Romeinen waren  er eeuwenlang in geslaagd de barbaarse volkeren af te houden en op min of  meer vreedzame wijze in het rijk te integreren, dankzij een combinatie van diplomatie, een gecontroleerde immigratiepolitiek, een open houding ten  opzichte van handelscontacten, en het vertoon van militaire suprematie.  Hoe kwam het dat dit evenwicht in de vierde eeuw verstoord raakte en Rome niet meer in staat was de druk op zijn grenzen het hoofd te bieden? 
De migratiestromen in het oude Rome vormden het thema van een  boek van Alessandro Barbero uit 2006, getiteld Barbari: immigrati,  profughi, deportati nell’Impero Romano (Barbaren: migranten, vluchte lingen, gedeporteerden in het Romeinse Rijk). Barbero toonde aan dat im migratie een fenomeen van lange duur was, nauw gelinkt aan de expansie  van het Rijk en aan de behoefte de greep op het territorium te behouden.  Een aanzienlijk deel van die migratie gebeurde uiteraard intern: veel  mensen uit de provincies trokken weg naar de hoofdstad of naar de rijkere  steden, aangelokt door de grotere economische mogelijkheden en het uit zicht op sociale mobiliteit; maar er waren ook migranten van buitenaf, die  de duizenden kilometers lange landsgrenzen overstaken die de provincies  van Rome van andere staatseenheden scheidden: van de Germaanse stam men in Centraal-Europa over de Berbers in de Sahara tot het rijk van de  Parthen en later de Perzen in het oosten. Die grenzen waren allesbehalve  hermetisch, vaak eerder symbolisch dan tastbaar (op enkele uitzonderin gen na, zoals de Muur van Hadrianus in Brittannië), en eromheen ontston den authentieke grensgemeenschappen die dreven op handelscontacten  tussen binnen- en buitenland en op de inzet van barbaarse werkkrachten.  In het merendeel van deze gebieden werd de situatie gestabiliseerd in de  Augusteïsche of Julisch-Claudische periode, toen volkeren die grotendeels  dezelfde taal, gebruiken en tradities deelden plotseling gescheiden werden  door de grenzen van het Romeinse territorium: gebieden die de keizerlijke  soevereiniteit (min of meer vrijwillig) aanvaardden, werden geleidelijk aan geürbaniseerd en geromaniseerd, terwijl volkeren buiten de grenzen hun  eigen gebruiken en staatsordening behielden, zij het onder het toeziend  oog van hetzelfde keizerlijke gezag. Hoewel het verschil tussen binnen- en  buitenland op bestuurlijk en fiscaal vlak duidelijk afgelijnd was, betekende  het universalistische ideaal dat aan de Romeinse expansie ten grondslag lag  dat de autoriteit van de princeps in theorie van toepassing was op de hele  mensheid: de keizer stond in voor het welzijn van iedereen die bijdroeg aan het gemeenschappelijke belang, en moest degenen straffen die het bedreig den – of die nu op Romeins grondgebied woonden of niet. Deze situatie bleef ongeveer twee eeuwen ongewijzigd: pas tijdens  het principaat van Marcus Aurelius in de laatste decennia van de tweede  eeuw veranderde de grenspolitiek, om twee redenen: een externe en een in terne. De eerste was de geopolitieke instabiliteit van Centraal-Europa: in  die tijd waren de Marcomannen bezig hun grondgebied uit te breiden,  omdat ze hun overwicht op de omringende Germaanse stammen wilden  versterken. Veel van die stammen sloten zich bij de Marcomanse gelederen  aan, maar veel andere, die met geweld uit hun woonplaats verdreven of  vrijwillig vertrokken waren, trokken op naar de Romeinse provincies, met  min of meer vijandige bedoelingen. Gedurende de vijftien jaar durende  oorlogen aan het Donaufront hanteerde het Rijk beurtelings een strategie  van opvang of deportatie ten opzichte van deze stammen: enerzijds werd  aan kleine groepen barbaren de mogelijkheid geboden zich vreedzaam op  Romeins grondgebied te vestigen, anderzijds werden verslagen vijanden als  gevangenen naar Rome overgebracht, waar ze gevestigd werden in ont volkte gebieden waarvan ze door hun arbeid de economische en demografi sche toestand moesten verbeteren. Dat gebeurde naar aanleiding van de  tweede factor waarvan sprake was: de zogenaamde ‘Pest van Antonius’, een verwoestende epidemie van waarschijnlijk de pokken, die jarenlang aans leepte en waarvan de verspreiding juist door de grote troepenbewegingen  tijdens de Donau-oorlogen in de hand gewerkt werd. De opvang van  vluchtelingen en de gedwongen vestiging van gedeporteerden vormde een  oplossing voor de demografische inzinking die de pest in bepaalde gebie den had veroorzaakt. Dat die gebieden opnieuw bevolkt werden door  gronden toe te wijzen aan barbaarse stammen was uiteraard potentieel ge vaarlijk (er zijn gevallen van opstand bekend), maar het was niettemin  beter dan het terrein gewoon onbenut te laten: de keizerlijke autoriteit  wilde bovenal voorkomen dat uitgestrekte landstreken waar geen boeren  meer waren, geen landbouw- en belastingopbrengsten meer opleverden. Na twintig jaar relatieve stabiliteit begonnen de barbaren opnieuw  druk te zetten op de grenzen, deze keer nog hardnekkiger, en dat bleef zo  gedurende de hele derde eeuw. Die aanhoudende druk was een zware be proeving voor de institutionele draagkracht van het Rijk, dat door de  grootste crisis van zijn geschiedenis ging. Toch veranderden de jachtige op eenvolging van keizers, de voortdurende burgeroorlogen en de verwoestin gen die de barbaarse strooptochten aanrichtten niets aan de Romeinse politiek jegens bevolkingsgroepen die zich op het grondgebied van Rome  wilden vestigen: militaire tegenstand bieden aan vijandige groepen, maar  integreren wie er vreedzaam wilde leven. Die integratie verliep vooral via  het leger, dat steeds meer barbaren inlijfde om de door de aanhoudende oorlogen uitgedunde rangen te versterken. Nieuw was het rekruteren van barbaren niet – velen van hen behoorden tot krijgshaftige stammen en  waren getrainde vechtersbazen – maar omdat het leger in deze periode een  toenemend aanzien genoot, konden sommige van deze rekruten verras sende posities bereiken. In 235 werd Gaius Julius Maximinus de eerste princeps van barbaarse afkomst; hij werd door de soldaten tot keizer uitge roepen op het hoogtepunt van een briljante militaire carrière. We weten  niet hoe hij zijn etnische identiteit zelf aanvoelde, maar zijn afkomst belette  hem in ieder geval niet om de Romeinse belangen en de territoriale gren zen met hand en tand te verdedigen tegen de Alemannen en de Sarmaten. Helaas volstonden dergelijke inspanningen niet. In de donkerste jaren van  de crisis, halverwege de 3de eeuw, werden de Romeinen in een hoe langer  hoe slechtere onderhandelingspositie gedwongen. In 251 werd Decius de  eerste keizer die op het slagveld sneuvelde, toen hij probeerde een inval van  de Goten tot staan te brengen; in 260 werd Valerianus gevangengenomen  door de Perzen, een blamage die zware gevolgen had voor het moreel van  het leger en van alle Romeinen. 
Opmerkelijk genoeg leverden precies de Balkanprovincies, die het  meeste te lijden hadden onder de invallen en waar het gros van de vreed zaam gevestigde barbaren woonde, de keizers van de late derde eeuw. Die  slaagden erin de territoriale integriteit van het Romeinse Rijk te herstellen  en de grenzen te stabiliseren. Tegen het einde van deze opleving, in 301,  konden keizer Diocletianus en zijn collega’s in de voorrede bij het be roemde Prijzenedict met recht verklaren dat het hun gelukt was de rust aan  de grenzen te laten weerkeren: ‘Nu de toestand van de wereld weer vredig is  en in een bedding van diepe kalmte rust, kunnen we de onsterfelijke goden  danken, terugdenkend aan de oorlogen die we zegevierend besloten  hebben [...] wij, die dankzij de welwillendheid van de goden een einde ge maakt hebben aan de sinds lang woedende plunderingen door barbaarse  volksstammen, door diezelfde volkeren te vernietigen.’ Dat de barbaren  compleet weggevaagd waren, klopte natuurlijk niet, maar het valt niet te  ontkennen dat het Rijk na een periode van diepe crisis zijn stabiliteit en  overwicht op de omringende naties herwonnen had, althans in Europa en  Afrika (in Azië was de situatie complexer, vanwege het goed georganiseerde  en altijd vijandige Perzische Rijk). In de vierde eeuw had Rome zijn  machtspositie terug, en ging het door met zijn traditionele beleid van mili taire interventies tegen de agressiefste volkeren, terwijl vluchtelingen en  bannelingen vreedzaam werden opgevangen. Wel was er een belangrijk ver schil waar het de integratie van migranten in de maatschappij betrof. Tot  halverwege de derde eeuw werden barbaarse rekruten gewoon in het leger  opgenomen en onder het bevel van Romeinse officieren gesteld. Dat veran derde toen keizer Gallienus het monopolie van de senatoren op bevelhebbende posities afschafte, en deze posities toevertrouwde aan be roepsmilitairen. Deze maatregel verhoogde de sociale mobiliteit in het  leger gevoelig: alle rekruten, ook barbaarse, konden op basis van individu ele verdiensten toegelaten worden tot bevelhebbende functies, de geluk kigsten zelfs tot het keizersambt. Wat in het geval van Maximinus een  vroege uitzondering was, werd vanaf de laatste decennia van de derde eeuw  steeds vaker de norm. 
Zodra de crisis bedwongen was, kende het Rijk in de vierde eeuw  een periode van hernieuwde stabiliteit, en de relatieve vrede in de grenspro vincies ging gepaard met een duidelijke versnelling van het integratieproces  van barbaarse volksstammen. In de tweede helft van de vierde eeuw begon  dit systeem echter spaak te lopen: de oorzaak daarvan was een nieuwe toe vloed van vluchtelingen, die met zo veel waren dat de Romeinse adminis tratie zowel lokaal als centraal in grote moeilijkheden kwam. De opvang  van de nieuwkomers verliep zo rampzalig dat het integratiebeleid niet  alleen mislukte, maar dat sommige groepen migranten het staatsgezag en  de Romeinse wetten zelfs gewoon verwierpen: binnen de kortste keren  kreeg Rome af te rekenen met een groep georganiseerde en gewapende  vreemdelingen over wie het geen enkele controle had, die zich vrijelijk over  het hele grondgebied verplaatsten, leefden van plunderingen en zich luk raak gronden toe-eigenden. Toen de Romeinse samenleving besefte welke  catastrofe zich voltrok, ging men op zoek naar oorzaken: de verslagen en overpeinzingen van auteurs uit die periode, in het bijzonder de geschied schrijvers Ammianus en Eunapius, verdienen het in detail geanalyseerd te  worden om te begrijpen hoe een goedbedoeld opvang- en integratieproces  kon ontsporen tot een ernstige bedreiging voor Rome. Het vervolg van dit  verhaal is een weinig verheffende opeenstapeling van inschattingsfouten,  beleidsmatige en organisatorische dwalingen, ontoereikende of overtrok ken reacties. Het is vast en zeker interessant om dit gebeuren te begrijpen;  bovendien kan het een nuttige waarschuwing zijn, zodat iets gelijkaardigs  ons bespaard blijft.

More by Lies Lavrijsen

Ortensio

Volgens hem bestaat de wereld uit lijnen. Geen evenwijdige lijnen, het  maakt hem niets uit waar ze samenkomen. Wat telt is de ruimte ertussenin,  en wat die ruimte vult, wat geboren wordt en sterft in de tijd die ze onver anderlijk en denkbeeldig vastlegt in de geest van de eenzame waarnemer.  De horizon die de hemel scheidt van de baai van Sant’Eufemia is een  lijn. Bij een heldere zonsondergang lijkt de Stromboli vaak dichterbij. Hij  ziet eruit als een bijna zwarte piramide, van de top stijgt een grijze rook pluim op, die Ortensio met moeite kan onderscheiden. Een andere lijn  wordt gevorm...
Translated from IT to NL by Lies Lavrijsen
Written in IT by Maurizio Amendola

Residence

Appartement 11  HET KIND  Dat kind, kijk goed naar dat kind.  Iedere zomer is dat kind een jaar ouder.  Iedere zomer geeft de zon zijn kastanjebruine haar een lichtere  kleur, rossig met een blonde glans. Iedere zomer pompt het ’s morgens de  banden van zijn bmx op en rijdt rondjes door de Residence, langs de stenen  tuinmuur van waarachter het zijn leeftijdsgenootjes begluurt die voetbal len op het gravelveld. Ze schreeuwen allerlei vieze woorden. Vieze woorden  die het kind zelf nog nooit gezegd heeft.  De Residence bestaat uit twee identieke gebouwen van drie verdie pingen. Ze zijn elkaars...
Translated from IT to NL by Lies Lavrijsen
Written in IT by Maurizio Amendola

Het Romeinse Rijk in 100 data

9  11 september. Na een bloedige veldslag van meer dan drie dagen bij het  Teutoburgerwoud, in het noordelijke deel van Germanië, worden drie hele  Romeinse legioenen met aan het hoofd gouverneur Publius Quinctilius  Varus in de pan gehakt door een alliantie van Germaanse volksstammen  onder leiding van Arminius, hoofdman van de Cherusken. Het nieuws  van de nederlaag brengt een enorme schokgolf teweeg in Rome: Augustus  besluit alle manschappen terug te trekken uit de gebieden tussen de Rijn  en de Elbe, die in de jaren vanaf 12 v. Chr. veroverd waren door Drusus en  daarna Tiberius (de zonen...
Translated from IT to NL by Lies Lavrijsen
Written in IT by Fabio Guidetti

Tijdmeters in de oudheid

Hoe kun je de tijd meten? Kunnen we deze categorie van het denken en van de werkelijkheid wel echt begrijpen, of ontglipt hij ons zodra we hem proberen waar te nemen? In onze wereld van vandaag, waar klokken en kalenders op ieder gewenst moment voor iedereen toegankelijk zijn, kunnen we ons nog moeilijk voorstellen hoe het geweest moet zijn om te leven zonder te weten hoe laat of welke dag het was. Nog maar een paar generaties geleden  konden alleen de rijksten en best geschoolden een krant lezen en bezaten alleen zij een zakhorloge. Wie daarentegen op het platteland woonde en werkte, was voor...
Translated from IT to NL by Lies Lavrijsen
Written in IT by Fabio Guidetti
More in NL

Een gelukkig einde

Ik werd wakker van de regen. Hij had zich met mijn droom vermengd, waardoor ik in eerste instantie niet wist uit welke wereld hij kwam. Ik zwom in de eindeloosheid van de Stille Oceaan. Ik weet dat het de Stille Oceaan was, ik herkende hem van tv-programma’s. Ik zwom door zijn turquoise en kristal. Zo zeggen ze dat in die reportages, turquoise en kristal. Langs mijn heupen zwierden de sierkralen om mijn badpak mee vast te knopen. Ik herkende het van de foto. Mijn eerste badpak, voor kinderen. De hemel had de gordijnen al dichtgedaan, terwijl ik nog bezig was de knoop los te krijgen. Dikke drup...
Translated from SR to NL by Pavle Trkulja
Written in SR by Jasna Dimitrijević

Communie

‘Zou het hier zijn?’  ‘Dit is het adres op het briefje, komt het je niet bekend voor?’ ‘In mijn herinnering is dit een stuk braakland. We hadden meer  gehad aan de naam van het restaurant.’  ‘Ze heeft het je gegeven toen ze belde.’  ‘Het moet hier zijn. Er staan een hoop auto’s,’ antwoordde ik, ter wijl ik al richting aangaf om te parkeren.  ‘Bel je zus even, dan weten we het zeker.’  ‘Ik heb het niet opgeschreven omdat ik dacht dat we niet zouden  gaan. Ik ken dat kind niet eens.’  ‘Het is attent van ze dat ze ons hebben uitgenodigd. Misschien is  het wel een goed moment voor jou om… Je weet ...
Translated from ES to NL by Heleen Oomen
Written in ES by Roberto Osa

Het tapiocapuddinkje

Die dag dat de zon zo fel scheen dat je haar niet kon zien, werd de lunch aangekondigd door de ronkende motor van het busje van de thuiszorg. De oude man zat onder de vijgenboom, zijn smoezelige hemd hing helemaal open en met een ironisch lachje om zijn lippen kauwde hij op een sigaret. Zijn ogen volgden de Braziliaanse die – met twee grote zweetplekken onder haar oksels en de rug van haar uniformbloesje al even doorweekt – uit de wagen stapte, er een lunchzakje uithaalde en op weg ging naar de aanbouw die dienstdeed als keuken, waar hij meestal te vinden was. ‘Oom João! Oom João!’ De grijns...
Translated from PT to NL by Finne Anthonissen
Written in PT by Daniela Costa

Logboek van een laatste dag

I suppose, I said, it is one definition of love, the belief in something that only  the two of you can see.  Rachel Cusk, Outline Voor de zoveelste keer verbiedt ze me de kaart van het eiland uit mijn  rugzak te halen.  ‘Dan lijken we net toeristen,’ zegt ze.  ‘Maar we zijn toch ook toeristen?’ vraag ik.   Ze antwoordt niet, maar kijkt met samengetrokken wenkbrauwen  naar het scherm van haar telefoon. Iemand raadde haar een app aan waar mee je kaarten van een specifiek gebied kunt downloaden zodat je ze offline  kunt gebruiken. Omdat we de groene pijl op haar beeldscherm volgen die  telkens ...
Written in NL by Lotte Lentes

(geen titel)

Sinds de kinderen waren geboren, of misschien wel sinds ik mij op sociale media begaf, of evengoed sinds ik vanwege mijn werk genoodzaakt was op een heldere en uitnodigende manier te communiceren, om dus aan bekende dingen te refereren in plaats van ze zelf te verzinnen, verdeelde ik mijn tijd in echte tijd, namelijk die waarover ik mezelf in mijn echte taal kon vertellen, en valse tijd, die waarin ik moest spreken in categorieën, binnen registers of door gedrag te imiteren. In romans las ik van vastberaden en wilskrachtige mannen die om vier uur ’s ochtends opstonden, een koude douche namen...
Translated from IT to NL by Sandra Verhulst
Written in IT by Arianna Giorgia Bonazzi

Morgen

Op haar rug tussen de zachte lakens probeerde Carlota starend naar een onzichtbaar punt op het plafond van haar slaapkamer verwoed haar ademhaling, die met horten en stoten ging sinds ze wakker was geschoten uit haar onrustige droom, weer onder controle te krijgen. Ze was al vergeten waar die droom eigenlijk over ging, ze herinnerde zich alleen nog het wanhopige gevoel dat haar gewekt had. En dat ze, nadat ze midden in de nacht uit haar slaap was gerukt, op alle manieren die ze kende en haar te binnen schoten geprobeerd had haar hartslag weer normaal te krijgen, tot op dat moment zonder succes...
Translated from PT to NL by Finne Anthonissen
Written in PT by Patrícia Patriarca