View Colofon
Original text "Residence" written in IT by Maurizio Amendola,
Other translations
Published in edition #1 2017-2019

Residence

Translated from IT to NL by Lies Lavrijsen
Written in IT by Maurizio Amendola

Appartement 11 
HET KIND 

Dat kind, kijk goed naar dat kind. 
Iedere zomer is dat kind een jaar ouder. 
Iedere zomer geeft de zon zijn kastanjebruine haar een lichtere  kleur, rossig met een blonde glans. Iedere zomer pompt het ’s morgens de  banden van zijn bmx op en rijdt rondjes door de Residence, langs de stenen  tuinmuur van waarachter het zijn leeftijdsgenootjes begluurt die voetbal len op het gravelveld. Ze schreeuwen allerlei vieze woorden. Vieze woorden  die het kind zelf nog nooit gezegd heeft. 
De Residence bestaat uit twee identieke gebouwen van drie verdie pingen. Ze zijn elkaars spiegelbeeld. Ertussenin ligt een tuin met verwaar loosd gras en iets wat je amper een schommel kunt noemen. Eromheen: de  stenen muur. Met een poort, natuurlijk. 
Het kind gaat nooit naar buiten. 
Iedere zomer stroomt de speelhal op de benedenverdieping van een  van de gebouwen voor het middageten vol met jongens en meisjes. Ze zijn  een stuk ouder dan het kind. Het gluurt naar ze vanaf zijn balkon (het  korte) op de derde verdieping. Het klemt zijn handen om de zwarte spijlen  terwijl het de diepte in tuurt. 
Als het kind weer opkijkt, gaat het tellen. 
Het telt de lijnen, van de dichtste tot de verste. 
De schutting. 
De vangrail. 
De witte wegmarkering. 
De tweede vangrail. Die met de bloemen. 
Het strand. 
De horizon. 
Daarna telt het de hoeveelheden. 
Hoeveel boten. 
Hoeveel parasols. In hoeveel kleuren. 
Hoeveel mensen er op het pad naar het strand lopen. 
Hoeveel er gaan. Hoeveel er terugkomen. 
Hoeveel auto’s er op de rijksweg rijden. 
Hoeveel naar het zuiden. Hoeveel naar het noorden. 
Hoeveel jongens er voor de speelhal staan. 
Hoeveel meisjes. 

En dan, een stem. Die zegt dat hij aan tafel moet. 
Tussen twee en drie uur ’s middags is de Residence klaar met eten.  Het is overal stil. Het kind verbaast zich erover dat zijn bolle gezicht precies  tussen de zwarte spijlen van het balkon (het lange) past. Hij gluurt naar de  ramen van het gebouw aan de overkant. De rolluiken zijn neergelaten, alle  twaalf. Om de tuin met het verwaarloosde gras heen staan auto’s van aller lei merken geparkeerd. Twee Mercedessen, een bmw, een Fiat, nog een Fiat,  een Suzuki (een jeep, met een trekhaak voor een boot) en drie motoren  waarvan het kind het merk niet weet. 
Dan komt de echo. 
Vroeg of laat komt de echo, dat weet het kind. 
De cyclische echo van de treinsporen. 
Onverwachts – dwars door alles heen. 
Het kind heeft niet genoeg tijd om de wagons te tellen. Soms lukt dat. Het kind bootst het geluid van de trein na, puffend en blazend. 
Stilte. 
Het kind gaat terug naar het korte balkon. De zon dringt mondjes maat door de bamboehouten zonnewering heen en het kind kan de verlei ding niet weerstaan om ernaar te kijken. Hij weet dat het slecht voor zijn  ogen is, dus houdt hij ermee op. Hij hoort een stem – stiekem, zenuwach tig. 
Niet de gewoonlijke stem, niet die van het middageten. 
Hé! Hé, jij daar! Hé! 
Het is het jongetje van het appartement ernaast. De zoon van de  leraar. Hij wijst naar het korte balkon van een verdieping lager. Om het te  kunnen zien, loopt het kind naar het keukenraam. Hij gaat op zijn tenen  staan en buigt zich voorover. Zo kan hij een deel van het korte balkon van  de eerste verdieping zien. 
Er is een meisje. Haar huid is vettig. Ze heeft haar ogen dicht, maar  ze slaapt niet. Ze heeft haar bikini losgeknoopt. Haar borsten zijn bloot. 
Het kind blijft kijken. 
Dan rijt een gil alles aan flarden.

Appartement 7 
HET MEISJE 

Mij hebben ze niks gevraagd. Dat had best gekund. Simpel. 
Viola, is het goed dat we in augustus voor de zoveelste keer naar die  Residence gaan waar we je als kind al mee naartoe namen, vlak bij zee, waar  in feite helemaal niks te doen is? 
Ze wisten dat ik toch wel ja zou zeggen. Natuurlijk. Ik had nooit ge dacht dat mijn relatie met mijn ouders op mijn zestiende gebaseerd zou  zijn op vanzelfsprekendheid. 
Dat ik alles, alles als vanzelfsprekend moet aannemen. 
Ze dachten waarschijnlijk: Er is een speelhal, ze maakt wel vrienden,  het loopt wel los. 
Tja, vrienden. 
Op een plek die je haat maak je geen vrienden. 
Ik heb het geprobeerd, ik ben die speelhal binnengeweest. Een  donker hol vol jongetjes die met joysticks klooien, elkaar uitschelden in een  dialect dat ik niet begrijp, en als ze winnen bij tafelvoetbal nodigen ze hun  tegenstander met een bijpassend handgebaar triomfantelijk uit om hun  enorme kloten te kussen. 
Niet dus. Niks voor mij. 
En bovendien gaat iedereen van mijn leeftijd pas na de middag naar  het strand. Wij natuurlijk alleen ’s ochtends. Ja, oké, ik kan ook alleen naar  het strand, dat weet ik best. 
Maar nee. Geen zin in. 
Ik wacht liever tot iedereen na het eten een dutje doet. Dan instal leer ik me hier, op het balkon, waar de zon op dit uur pal boven staat, ik  doe de rugleuning van de ligstoel omlaag, smeer me goed in en ga liggen  bakken als een hagedis. 
En ik wacht. 
Met mijn ogen dicht blijf ik maar aan die Ortensio denken. Die  oude man, of tenminste, hij ziet er oud uit. Groot, zijn huid onwaarschijn lijk bruin, altijd datzelfde hemdje – het zou gaaf zijn als het echt altijd het zelfde is. Hij zit de hele middag op de binnenplaats van de Residence te  kijken naar de mensen die af en aan lopen naar het strand, en soms groet hij  iemand die hij kent, misschien. 
Verder praat hij niet. Wie doet hem wat? 
Waar ik knettergek van word, is dat hij iedere morgen tot ongeveer  halverwege het voetpad loopt, onder de rijksweg door en zo naar het  strand, om de bomen te gaan verzorgen die hij daar jaren geleden geplant heeft. Ondertussen zijn die bomen groter dan ik. Maar ik weet nog dat er  vroeger gewoon niks langs dat pad stond. Het is meer dan tien minuten  lopen, in de volle zon, met om je heen alleen zand en dorre struiken. De vis sers komen er levend aas zoeken. Alleen het koor van krekels houdt er de  wacht. 
Dag en nacht. 
Ik moet glimlachen om die gedachte. 
Ortensio heeft schaduw gebracht in de woestijn. 
Dat lijkt wel een regel van Borges. Ach, wat beeld ik me in, mijn lera res Spaans zou me een onvoldoende geven alleen al omdat ik zijn naam ijdel  gebruikt heb. 
Kijk. Dat is dus het probleem. 
Die gasten in de speelhal denken vast geen seconde aan school. Ik  zou er ook niet aan moeten denken. En dat gepsychologiseer van me is ook  al nergens goed voor. De dokter waar mam en pap me een keer per week  heen sturen, zou me vast gratis therapie geven als ik op zijn bank plaatsnam  zoals ik er nu bij lig, glanzend van de crème en halfnaakt. 
Waarom heb ik hem ook verteld over die keer in de auto, met Gio?  Waarom, stomkop die ik ben? 
Sinds ik die vier simpele woordjes tegen de dokter gezegd heb – ik /  vond / het / fijn – vraagt hij me alleen nog dingen over seks. Over monogamie. Over opwinding. Over vreemdgaan. 
Vreemdgaan. Misschien wilden mam en pap daarom hierheen  komen, deze zomer. 
Ze willen vergeten. 
Maar ik weet alles nog. 
De zon begint nu echt te hard te branden. 
Mijn linkertiet voelt warmer aan dan mijn rechter. Misschien moet  ik er iets overheen leggen. 
Wacht even. Ik hoor een stem. Het zal dat jongetje van de derde ver dieping wel zijn. Maar dat joch praat nooit, hij doet niks anders dan met  zijn fiets rondjes rijden door de tuin, honderd keer per dag. Hij doet niks  anders. 
Kijk. Met hem zou ik het misschien wel kunnen vinden. 
Vooruit dan maar, ogen open. 
Ja. Hij staat naar me te kijken. Misschien ben ik het eerste naakte li chaam dat hij ooit gezien heeft. Geniet van dit moment, jochie. 
Shit. Wie gilde daar zo? 

Appartement 1 
ORTENSIO 

Uiteraard is regen iets dat plaatsvindt in ’t verleden. Ook al kan ik  soms een beetje in de toekomst kijken, want ja hoor, daar begint het al te  miezeren. Ik zie iedereen terugkomen van het strand en samendrommen  onder de parasols, hopend dat de hemel snel opklaart en de rust weerkeert,  
voor de tijd die ze nog te winnen en te verliezen hebben. 
In de zomer riekt verveling naar warme teer, maar daar wordt nooit  serieus over gesproken. Het lijkt wel alsof je verondersteld wordt je verve ling in de zomer te koesteren, of zoiets. Ik ga pas wandelen als het buiten  afgekoeld is en de ballen, fietsen en tennisrackets in de garage onder zeil  zijn. Het rolluik van de ijssalon waar ze van die automaten met videospelle tjes hebben is al lang en breed dicht. 
Ik ben pas op m’n gemak als er verder geen hond op straat is. Laat  mij maar wandelen, want straks word ik tachtig, en als het zo ver is wil ik  nog in staat zijn om voor mezelf te zorgen. Meer nog, als ik de pijp uitga,  wil ik nog in staat zijn om voor iemand anders te zorgen. 
Of voor iets anders. 
Van m’n moeder heb ik een gezonde afkeer voor iedere vorm van bij geloof meegekregen. Toen de zakkenwassers die deze zomerse mierenhoop  van beton, deze zogenaamde Residence beheren, besloten het pad naar het  strand viale ortensio te dopen – terwijl ik goddomme nog leef – kwam  het geen seconde bij me op om een kruis te slaan of wat dan ook. Zo staat  m’n naam in het geheugen gegrift van al die met ligstoelen en parasols zeu lende ouders, die telkens als hun koters janken omdat ze hun voeten ver branden aan het zand, de madonna mogen danken dat ze halverwege het  pad als bij toverslag in het bos belanden dat ik met m’n eigen handen ge plant heb. 
Dat ik geplant heb toen er hier geen levende ziel te bekennen was. Kom. Kom hier es kijken in februari. Je moet echt komen. Kom je bij het elektrische kacheltje wentelen in verveling. Kom  
doen alsof je neus bloedt als de eigenaars van de andere appartementen hier  hun zielige hoeren komen neuken. Grietjes die om hun dunne enkels kleu rige bandjes dragen, niks voor een zogenaamd volwassen vrouw. Kom. 
Kom samen met mij de bomen water geven en de zee de rug toeke ren. Kom wachten op de zon. 
Die rijst op uit de vlakte en kijkt uit over een verlaten landschap. 
Kom maar kijken. 
In februari. 
Gelukkig maar. Gelukkig maar dat het op een gegeven moment  twee uur wordt. Dan zak ik onderuit, zet mijn hielen op de stoeptegels en  sluit mijn ogen tegen de hitte. Laat ze maar lekker hun eten verteren, die  sukkels. En straks verzuipen in de zee. 
Wacht es even. 
Ik denk... 
... dat ik iemand hoorde gillen. 

Appartement 12 
DE VROUW 

Hij zei dat ik ansjovis moest kopen, zodat zijn zus de juiste pasta  voor Hemelvaart kan maken. 
Hij zei dat ik melk moest kopen, omdat hij om acht uur ’s morgens  terugkomt van het vissen en dan dagverse melk wil drinken. Hij zei dat echte mannen hun vlees rood eten, en dat vrouwen  walgen van broccoli. 
Ik maakte geen broccoli meer voor hem. Nooit meer. 
Gelukkig hebben we hier in de Residence geen telefoon. Want als hij  zoals ’s winters gestoord wordt tijdens zijn middagdutje, eindigt het er  altijd, altijd mee dat... 
Ik ben er heel handig in geworden de glazen om te spoelen zonder ze  te laten rinkelen. Ondertussen kan ik zelfs door het raam kijken. 
Wat is de zee kalm vandaag. 
Die boompjes waren echt een goed idee van Ortensio. 
Ik zou graag rode peperplanten, daar be... 
Nee! 
Een lepeltje. Het is maar een lepeltje. 
Het is op het tapijt gevallen, het heeft maar één keer geklingeld, heel  even maar. Ik raap het op, was het af, droog het en leg het in de la. 
Dat lepeltje heeft nooit bestaan. 
Mooi. Gauw verder afwassen, want als ik tijd heb wil ik beneden  nog even gaan kaarten met de anderen. Deze keer moet ik zien te winnen van Susanna, want sinds haar zoon door de Rotaryclub is uitgeroepen tot  ‘meest verdienstelijke student’, heeft ze het hoog in de bol gekregen. Iedere  ochtend doet ze aan pilates en ’s avonds aan yoga, ze zegt dat ze daar rustig  van wordt. Ja, ze wordt er rustig van. Zo doe je dat dus. Ik vraag me alleen  af hoe je ooit weer rustig kunt worden als je te weten gekomen bent dat je  man hier ’s winters Slavische hoeren mee naartoe neemt. 
Ja... Nee. 
Zoiets doet mijn man niet. 
Zoiets... 

Nee, hij heeft de deurkruk van de slaapkamer nog niet gesmeerd. Het  maakt nog altijd lawaai als we de deur opendoen. En dichtdoen. Een droge, harde klik. 

Je hebt het lepeltje horen vallen, hè? 
Ik wist dat je op zou staan. 
Je slaapt zo licht, en ik ben moe van het wakker blijven. 
Ik moet nieuwe onderbroeken voor je kopen. 
Hier. Gebruik de snijplank maar, die kleine. 
Dat maakt minder lawaai. 
Maar let op, alsjeblieft. 
Maak de kinderen niet wakker. 

Appartement 2 
DE SCHILDER 

Daar heb je ze. Donkere strengen die onregelmatig worden afgerold,  een valse hemel die zich wijd en warrig uitstrekt. 
De schilder ontwaart iets van eeuwigheid en glimlacht om zichzelf,  als hij merkt dat hij de bomen daar langs het pad in de diepte weer telt, en  hij denkt gerustgesteld: ja, de bomen zijn er nog. 
Ze zijn nog bij hem. 
De wolken blijven voorbijtrekken. 
De schilder heeft – zoals alle bewoners van de Residence – een gil  gehoord, net op het moment dat iedereen aan de siësta begon. Na het eten  laat hij zijn rolstoel altijd naar het balkon (het korte) duwen, waarvandaan  hij alles kan zien waar hij zijn hele leven niet op gelet heeft. Nadat de ziekte aan zijn bewegingen begon te vreten, hem liet vergeten wat hij ook weer  aan het doen was, bleek het eerste ernstige symptoom dat hij geen zin meer  had om uit te kijken over de zee. 
Het deed te veel pijn dat hij niet meer naar de branding kon wande len, zijn voeten in de steentjes laten wegzinken, voelen hoe het water weer  leven in zijn rug bracht, alsof de rode schitteringen op de golven zuchten  waren van een zeemeermin, vermengd met de tranen van iemand die niet  meer naar de horizon kan zwemmen. 
Hij heeft hem wel gehoord, die gil, maar hij was zich blijven overge ven aan de stilte van de vlakte die deze hemel al zo vaak gezien heeft, maar  die er niet aan gewend is om bekeken te worden. 
De gil rukte alles uit verband. Het gaf zijn gedachten, die altijd blij ven doorgaan, een elektrische schok. 
De schilder heeft een tafeltje met potloden en papier naast zich  staan. 
De wijs- en ringvinger van zijn rechterhand gehoorzamen hem niet  meer. 
De punt van het potlood trilt, en wat die cirkel, die verticale gang,  die cilinder, die streepjes moeten voorstellen, dat weet alleen zijn verbeel ding. Er is een haak die veel weg heeft van de maan. En een diagonale lijn  die misschien een helling is. 
Hij heeft maar weinig woorden nodig om zijn werk te beschrijven. Hij pent ze neer, langzaam. 

Vóór de ziekte 
waren gedachten rozerode 
wolkjes die ’s ochtends boven de 
bergen hingen, nu zijn het zware 
rotsblokken die rollend 
de vallei in storten.

More by Lies Lavrijsen

Ortensio

Volgens hem bestaat de wereld uit lijnen. Geen evenwijdige lijnen, het  maakt hem niets uit waar ze samenkomen. Wat telt is de ruimte ertussenin,  en wat die ruimte vult, wat geboren wordt en sterft in de tijd die ze onver anderlijk en denkbeeldig vastlegt in de geest van de eenzame waarnemer.  De horizon die de hemel scheidt van de baai van Sant’Eufemia is een  lijn. Bij een heldere zonsondergang lijkt de Stromboli vaak dichterbij. Hij  ziet eruit als een bijna zwarte piramide, van de top stijgt een grijze rook pluim op, die Ortensio met moeite kan onderscheiden. Een andere lijn  wordt gevorm...
Translated from IT to NL by Lies Lavrijsen
Written in IT by Maurizio Amendola

Het Romeinse Rijk in 100 data

9  11 september. Na een bloedige veldslag van meer dan drie dagen bij het  Teutoburgerwoud, in het noordelijke deel van Germanië, worden drie hele  Romeinse legioenen met aan het hoofd gouverneur Publius Quinctilius  Varus in de pan gehakt door een alliantie van Germaanse volksstammen  onder leiding van Arminius, hoofdman van de Cherusken. Het nieuws  van de nederlaag brengt een enorme schokgolf teweeg in Rome: Augustus  besluit alle manschappen terug te trekken uit de gebieden tussen de Rijn  en de Elbe, die in de jaren vanaf 12 v. Chr. veroverd waren door Drusus en  daarna Tiberius (de zonen...
Translated from IT to NL by Lies Lavrijsen
Written in IT by Fabio Guidetti

Barbaren in het Romeinse Rijk

Waarom kwam het Romeinse Rijk ten val? Over die vraag breken wij  Europeanen ons al sinds het begin van onze geschiedenis het hoofd, waar bij we vaak ook reflecteren (soms expliciet, soms stilzwijgend) over de ge volgen van die gebeurtenis uit het verre verleden op ons heden. We waren  onder de indruk van de monumentale overblijfselen van het oude Rome,  groeiden op met de immateriële erfenis ervan, bewonderden de economi sche, technologische en culturele verworvenheden van het Romeinse Rijk;  en we vroegen ons af hoe de westerse beschaving geëvolueerd zou zijn als de  ineenstorting van dat Ri...
Translated from IT to NL by Lies Lavrijsen
Written in IT by Fabio Guidetti

Tijdmeters in de oudheid

Hoe kun je de tijd meten? Kunnen we deze categorie van het denken en van de werkelijkheid wel echt begrijpen, of ontglipt hij ons zodra we hem proberen waar te nemen? In onze wereld van vandaag, waar klokken en kalenders op ieder gewenst moment voor iedereen toegankelijk zijn, kunnen we ons nog moeilijk voorstellen hoe het geweest moet zijn om te leven zonder te weten hoe laat of welke dag het was. Nog maar een paar generaties geleden  konden alleen de rijksten en best geschoolden een krant lezen en bezaten alleen zij een zakhorloge. Wie daarentegen op het platteland woonde en werkte, was voor...
Translated from IT to NL by Lies Lavrijsen
Written in IT by Fabio Guidetti
More in NL

Parenthese

Ik vermoed dat we zelfs het betrouwbaarste wat we hebben – onze zintuigen, oftewel, de dingen die we zien, horen, met ons lichaam waarnemen – onder bepaalde omstandigheden niet kunnen vertrouwen, zoals bij de dood van een ouder, de geboorte van een kind of het moment vlak voordat we overreden worden. Nu we papa eenmaal begraven hebben en ik eindelijk alleen ben met mijn gedachten, stel ik vast dat de tijd gisteren in het mortuarium, net als dertig jaar geleden, stil heeft gestaan. Goed, een paar seconden. Maar het was al eerder gebeurd. En ik wist meteen dat ik hetzelfde verschijnsel als kind ...
Translated from ES to NL by Heleen Oomen
Written in ES by Mariana Torres

De trilogie van het verloren geslacht

Bij het huis van tante Nicoleta stond een grote groep mensen voor de deur die gekomen waren om ome Titi op zijn laatste reis te vergezellen, ome Titi die, hoewel hij wel een borrel lustte, een man was op wie je kon bouwen, een levensgenieter, tot verdriet van zijn vrouw, jongelui, je weet nooit wat God voor je in petto heeft, maar kijk nou toch hoe zijn vrouw hem heeft verzorgd, de hele dag hield ze een koud kompres op zijn voorhoofd, en ze sleepte hem mee naar alle mogelijke artsen, en kijk ook nu, met wat voor eerbetoon ze hem ten grave draagt, kijk naar die doodskist uit prachtig hout, ...
Translated from RO to NL by Charlotte van Rooden
Written in RO by Cristina Vremes

Dagboek

21 augustus  Mijn naam is Erik Tlomm en dit is mijn dagboek. Het schrijven is me aanbevolen door mijn psychiater, blijkbaar om het herstel te bevorderen. Maar tot wie moet ik me eigenlijk richten? Tot hem? Tot mijn vrouw Lina? Hij zal mijn notities toch niet aan haar laten zien? Op mijn twijfels reageerde hij met: ‘Richt u maar tot uzelf.’ Ik heb dus een lederen notitieblokje gekocht en heb me achter mijn bureau gezet om een dagboek te schrijven, maar ik kan me niet onttrekken aan het vreemde gevoel dat ik nog voor iemand anders schrijf – maar voor wie dan?  22 augustus  Laat me mijn eerste d...
Translated from SL to NL by Staša Pavlović
Written in SL by Mirt Komel

Vogels die de toekomst zingen

Hij lijkt een onmogelijke kruising tussen een uil, een vleermuis, een pinguïn en een wasbeer, en heeft een blauwe vacht, grote rode ogen, een gele snavel, geen handen maar twee kleine vleugels die bewegen als je hem aanzet. Gefeliciteerd met je verjaardag, zegt ze. Noa heeft geen spijt van haar aankoop, ook al was hij iets boven haar budget. Ze heeft haar zakgeld tien weken lang opzij moeten leggen om het geld bij elkaar te krijgen, maar nu ze ziet dat hij zo enthousiast is, is ze blij dat ze de bioscoop, het pretpark en zelfs het bowlen met haar vriendinnen op vrijdagen ervoor heeft opgegev...
Translated from ES to NL by Joep Harmsen
Written in ES by Alejandro Morellón Mariano

Bubblegum Blues

23,40 euro. Dat bedrag prijkt in kikkergroene cijfers op het kassascherm bij het loket. Bleke rimpelhanden leggen behoedzaam, een voor een, gele en bruine muntstukken in de schuif, naast een briefje van twintig euro. Meteen erna ritsen ze het lederen portemonneetje dicht, terwijl een bijbe- horende vrouwenstem sussende geluiden maakt. ‘Stil maar, jij krijgt ook een biljetje,’ fluistert de dame tegen haar hond, die net als zij buiten beeld blijft.  Als de schuif opnieuw naar haar toe rolt, zijn de munten verdwenen en liggen er twee treinbiljetten klaar. De rimpelhanden grissen ze uit de lade en...
Written in NL by Carmien Michels

Een engel

‘Ssst, daar komt ze aan.’  Zonder zich te verroeren hurken de mannen in de doorloop tussen  de flatgebouwen en houden hun adem in. Voor hen komt een vrouw met  een groene regenjas voorbij. Ze heeft een tas, schoenen en handschoenen  van slangenleer. Haar hakken produceren een scherp geluid en in haar op gestoken haar zijn een paar strengen losgeraakt. In het voetgangersgebied  wemelt het van de winkelende mensen, bij wie de vrouw met haar buiten sporige luxe uit de toon valt. Niettemin fluit niemand haar na, sommigen  doen zelfs een stap opzij wanneer ze haar zien aankomen.  ‘Kom op, nu,’ flui...
Translated from RO to NL by Jan Willem Bos
Written in RO by Anna Kalimar