Op een zondagochtend in augustus liep alles uit de hand, toen de eerste voorbijgangers, personeel van de bistro’s in de buurt, op het Place du Parvis Notre Dame het voorwerp ontdekten; het was net een enorme kogel, op de grond, de punt gericht op de kathedraal en de achterkant richting het hoofdbureau van de politie. Zo op het eerste gezicht leek het projectiel twintig meter lang, met een doorsnee van vijf meter. De barmannen en kelners kwamen nieuwsgierig dichterbij, liepen eromheen, haalden hun schouders op en vertrokken weer om hun restaurants te openen. Dat was om een uur of zeven.
Rond acht uur bleven de voor de dienst gekomen priesters en dienaren van de kerk stokstijf stilstaan voor de kerkdeuren, en wreven in hun ogen. ‘Goed, maar wat is het?’ zei de bisschop verwonderd en hij trippelde met een paar pasjes dichterbij om het vreemde voorwerp te inspecteren, dat van de ene op de andere dag midden op het plein verschenen was. Ondertussen deed de opgekomen zon het voorwerp verblindend stralen.
‘Zou het de zuil van licht zijn die Mozes door de woestijn heeft geleid?’ opperde een van de te hoop gelopen parochianen.
‘Gelooft u dat?’
‘Natuurlijk, ik ben een gelovig iemand.’
‘Nee, nee, ik bedoel of u gelooft dat dit de hemelse gids van de joden bij de uittocht is? Die uit de Bijbel?’
‘Dat zou kunnen,’ zei de parochiaan peinzend.
‘Goed, en wat heeft die hier te zoeken?’
‘Het is een teken van boven! Onze reis op aarde loopt op zijn einde en de laatste dag is aangebroken. Ik heb een voorgevoel dat zich elk moment een luik kan openen waardoorheen Jezus zal verschijnen, die ons zal aansporen op te stijgen, want wij zijn de uitverkorenen die direct in de hemel komen.’
‘Waarna de oorlog van het einde van de wereld zich zal ontketenen, en de hele planeet in de as zal worden gelegd, samen met allen die hier achterblijven – aanhangers van het Kwaad,’ mompelde de leider van de geestelijken. ‘Oké, maar wie is dan de antichrist?’
‘Maakt het nog uit?’
‘Tja,’ zei de bisschop, en hij besloot de dienst in de open lucht te houden. De misdienaars haastten zich de benodigde voorwerpen te halen en de priester verwelkomde en bewierookte het heilige projectiel, waarnaar je zonder zonnebril niet meer kon kijken. De gelovigen begonnen te beseffen wat er gaande was en gingen met zijn allen op de knieën. Achter hen verdrongen de eerste drommen toeristen zich al om foto’s te maken. Een paar dozijn Japanners veroverden het ruiterstandbeeld van Karel de Grote om het beter te kunnen zien door de lens van hun fototoestel. Ze waren in hun nopjes: zoiets was hun vrienden die eerder dan zij Parijs hadden bezocht en erover pochten alles op de gevoelige plaat te hebben vastgelegd – van de Eiffeltoren tot het nieuwste model vuilnisbak – niet overkomen.
Om negen uur was het plein voor de kathedraal de Notre-Dame volgelopen als nooit tevoren. De gelovigen belden ook hun familie en bekenden, tientallen nieuwszenders stelden zich op en gingen meteen live, de politie handhaafde, brandweermannen legden kilometers slang aan de brandkranen en wachtten gespannen tot er ofwel iets in de fik vloog ofwel de menigte uit elkaar zou gaan, artsen en verpleegsters van het Hôtel-Dieu stonden klaar om in te grijpen met brancards en infusen, en de patiënten die zich reeds in het ziekenhuis bevonden, hingen uit het raam in een poging tussen de takken van de kastanjebomen iets te ontwaren. Kleine kans.
Toen de katholieke mis op haar eind liep, drong een grote groep burgers met hoeden naar voren, achter een rabbijn aan. De joden elleboogden iedereen uit de weg en begonnen, eenmaal bij het reusachtige voorwerp aangekomen, verwoed talloos diepe buigingen te maken. Aan de andere zijde hoefden de moslims alleen maar om zich heen te kijken om een plekje voor zichzelf te veroveren, waar ze hun gebedskleden uitrolden en, met hun gezicht omlaag, neerknielden. Op dat moment werd de bisschop omringd door journalisten, aan wie hij uitlegde waar ze hier allemaal getuige van waren, namelijk, heel waarschijnlijk, de tweede komst van de Heiland.
‘Oké,’ zei een man met een microfoon. ‘Maar waarom heeft Hij niet gekozen voor het Vaticaan? Of voor Jerusalem?’
‘Wie kan het zeggen?’ zei de bisschop met een trotse glimlach, iets minder bescheiden dan passend was geweest.
Rond de klok van elf vormden zich meerdere stoeten die met moeite en na veel volharding doordrongen tot aan het hemelse gezantschap. Het waren orthodoxen, protestanten en leden van recentere kerkgenootschappen die op televisie hadden gezien wat zich midden in Parijs voltrok en het moment niet wilden missen.
‘Denkt u dat de Zoon van God vandaag nog in ons midden zal afdalen?’ vroegen de verslaggevers de rabbijn op de man af.
‘Waarom wilt u dat weten?’ zei deze, en beteugelde zo hun enthousiasme voordat hij verdween.
‘Wat verwacht u van deze ontmoeting?’ vroegen de journalisten op een kluitje aan de imam.
‘U zult het wel zien,’ zei deze met een besmuikte glimlach, en hij voegde zich weer bij zijn geloofsbroeders.
‘Allerlei helderzienden hebben beweerd dat de Messias ergens in het Oosten zou verschijnen. Om precies te zijn zeiden ze: in Roemenië. Het lijkt er echter op dat Hij nu hier zou kunnen zijn. Wat zegt u daarvan?’
‘Ik maak me niet druk,’ verzekerde een orthodoxe priester hun tussen opeengeklemde kaken door. ‘De hoofdstad van Roemenië wordt ook wel Klein Parijs genoemd, maar gezien het groot aantal Roemenen dat hier woont, aan de oevers van de Seine, zou het me niets verbazen als zelfs Hij de steden met elkaar verwart, een beetje zoals al die supersterren van over de hele wereld die altijd Boedapest zeggen, in plaats van Boekarest. Het had dus nog wel erger gekund.’
‘Dus Jezus is een soort superster?’
‘Natuurlijk!’ onderbrak een evangelicaal. ‘Twijfelt u daaraan? Van John Lennon of Michael Jackson was u natuurlijk wel overtuigd geweest! Nou ja, jullie zien het zo meteen ook wel in.’
‘Ga naar huis en rust een beetje uit voordat u morgen weer moet werken,’ kwam een protestantse predikant kalmpjes tussendoor. ‘Er gaat niets gebeuren. Dat voorwerp is een gadget, en de Heer zou daar nooit in passen.’
‘Geachte burgers,’ zei een professor van de Sorbonne stellig. ‘Ik heb met mijn vinger op dat ding geklopt en naar de echo geluisterd, en dat heeft mijn vermoedens gestaafd. Ik wil u verzekeren: het transcendentale ding is leeg! Het hangt dus allemaal van ons af.’
Bij het aanbreken van de lunchtijd was het Île de la Cité al bijna een meter weggezakt onder het gewicht van de tienduizenden mensen die het verzwaarden en de laatste roddels en nieuwtjes van voorin onmiddellijk aan elkaar doorvertelden. De kerkelijke vertegenwoordigers van de verschillende geloofsovertuigingen deelden de rechtstreekse toegang tot het eerbiedwaardige projectiel, en pasten goed op dat het zo min mogelijk werd aangeraakt door het plebs. De ene na de andere rite, het ene na het andere gebed kwam aan bod, en vanuit alle hoeken waaiden richting de heldere hemel wierookwalmen op. In afwachting van het wonder was de stad stilgevallen. De bistro’s boden gratis feestelijke hapjes, sigaretten gingen van mond tot mond, buitenlandse bedelaars proostten met dezelfde fles als de plaatselijke clochards, de grenzen tussen religies, naties, politieke oriëntaties en sociale status werden – al was het maar uit voorzorg – opgeheven.
De lunch was alweer voorbij en de middag brak aan, en vervolgens, op haar beurt, de avond. De spanning groeide met elk woord of elke herhaalde mening door de draadloze telefoon die de menigte samen vormde. De televisiezenders installeerden op verschillende hoeken van het plein een stel gigantische schermen, waarop live werd uitgezonden. De mensen hielden één oog op de schermen en het andere op de camera’s die boven hen langs zweefden, en barstten in gejuich uit wanneer de regisseurs kozen voor de beelden waar zij op stonden. Ze wisten dat ze door de hele wereld gezien werden, dus bleven ze aan een stuk door vol overgave zwaaien.
Tegen de avond werd het publieke spektakel onderbroken doordat op een van de schermen een man in pak verscheen, die op monotone wijze een persbericht voorlas. De vertegenwoordiger van een bekend farmaceutisch bedrijf, een meneer met een stropdas, begon met een verontschuldiging voor de ontstane verwarring, waarna hij verduidelijkte dat het tegenover de Notre-Dame geplaatste voorwerp niets meer was dan een reclamestunt, ongebruikelijk weliswaar, maar volstrekt onschuldig, voor de nieuwste zetpil op de markt, en hij nodigde iedereen uit hem eens te proberen. De PR medewerker verliet de uitzending onder luid boegeroep. Bedremmeld en teleurgesteld bleven de mensen niet langer wachten op een ogenblikkelijk bewijs van de goddelijke macht, lieten definitief of in ieder geval tot de volgende gelegenheid zich voordeed de algehele verbroedering zitten en vertrokken richting huis. Al snel lag het hele eiland weer boven water en was het plein voor de kathedraal zo goed als leeggelopen. De priesters trokken zich beschroomd terug, hoewel ze ergens ook wel tevreden waren, omdat zij aan de hele opschudding toch een zeer geslaagde generale repetitie hadden overgehouden. De enorme kogel bleef liggen voor voetgangers en verliefde stelletjes, die haastig met permanente stift hun namen op de gladde, donkere buitenkant schreven. Binnenkort zou de plek bezet worden door aanhangers van complottheorieën, overtuigd dat alles een leugen van de overheid was geweest en dat er zich daar iets moest verbergen. Zij waakten nog enkele uren over het voorwerp, maar toen ook zij inzagen dat er niets gebeurde, trokken zij zich terug in hun bedden, want er stond alweer een nieuwe maandag of beter gezegd een nieuwe onafgebroken inspanning in dienst van de judeo-maçonnieke samenzwering voor de deur.
Het was bijna middernacht, en de politie had een trailer en twee hijskranen naar het uitgestorven plein onder de volle maan gebracht om het van zijn buitenwereldse betekenis ontdane projectiel in te laden en af te voeren. De werklui probeerden het ding te pakken te krijgen toen het plotseling uit zichzelf van de stoep omhoogkwam, kort boven de stad zweefde en spoorloos in de hemel verdween, waarna de teams van de stadsreiniging aan de slag gingen en alles zijn gewone loop hernam.