View Colofon
Original text "Revolta inversă" written in RO by Cătălin Pavel,
Other translations
Published in edition #1 2017-2019

Omgekeerde opstandigheid

Translated from RO to NL by Jan Willem Bos
Written in RO by Cătălin Pavel

Zijn leven met Carmen Ottomanyi had een onverwachte aanvang geno men aan het einde van de vijfde klas van de middelbare school. De dag dat  hij had besloten de stad te verlaten, was hij op zoek gegaan naar dat lange  meisje uit de parallelklas, een zekere Fahrida (haar vader kwam uit Iran),  die zich echter Frida liet noemen. Hij wilde de stad verlaten omdat hij  ervan overtuigd was dat als je weggaat, je je beperkingen achter je laat, een  overtuiging die nergens op slaat, maar als je nooit in je leven zoiets voelt,  ben je een beklagenswaardig iemand. Hij had die Frida aangetroffen te  midden van een groepje meiden, achter het gebouw, waar ze stonden te  roken en te giebelen. Er werd nog gerookt in die tijd, zelfs op patserscholen  als de Suber, of vooral daar. Het was een verrassend ondermaatse school  wat de leerkrachten betrof, op een paar uitzonderingen na, maar tussen de  leerlingen zaten op een of andere manier de knapste jonge koppen van het  land, en in de promotiecampagnes voor de school werd dit gegeven bijna  schaamteloos uitgebuit, al zeiden ze niet echt openlijk van: onze leraren  stellen niks voor, maar als u uw kinderen naar ons toestuurt, zullen ze toe komstige premiers onder hun klasgenoten hebben. Het was een lyceum club. De school was genoemd naar een hoge piet van de Europese Unie,  maar hoofdzakelijk was het een commercieel bedrijf. Het was een soort  plekje in de eerste klas dat zich in geen enkel opzicht onderscheidt van de  tweede klas, alleen dat een ticket er zomaar tien keer zo duur was, zodat je  zeker wist dat je, als je ergens heen moest, tussen de rijke stinkerds zou  zitten. Met Radu Grinda en zijn docent Engels, een zuipschuit aan wie  God met beide handen alle gaven had geschonken, in het wilde weg, was  het net omgekeerd, dat wil zeggen dat Uivărășeanu evenveel verstand had  als de rest van de lerarenkamer bij elkaar, terwijl Grinda niet alleen versto ken was van enige uitzonderlijke eigenschap, maar zijn ouders ook nog  eens zelfs geen tiende bezaten van het geld dat zijn klasgenoten hadden.  Radu had Frida dus gevonden tussen de tennisbanen achter de school,  waar de meisjes, verwoestend mooi en opwindend, stonden te roken en as  morsten in de dozen met ballen. Hij liep regelrecht naar haar toe. Ze  kregen hem tijdig in de gaten en namen de gelegenheid te baat om einde loos te giechelen voordat hij bij hen was en haar verteld had dat hij die  avond Boekarest zou verlaten en ging verhuizen naar Câmpulung, en of ze  soms met hem mee wilde om daar te gaan wonen. De meisjes hadden grote  ogen opgezet, Frida zei snel iets schunnigs waarop ze allemaal letterlijk ont ploften van het lachen, en in die lach loosden ze een enorme hoop angstge voelens en seksuele energie. Grinda had rustig naar haar staan kijken en  stond op het punt te vertrekken, toen een chick uit 5a of 5b, een blonde  meid met een leren jack, zei: ‘Dan ga ik wel.’ Dat meisje was Carmen  Ottomanyi. Bij Frida en de anderen was hun gelach zo’n beetje op de  lippen bevroren, en hoewel ze haar aanstootten en zeiden ‘maak het nou, joh, je bent echt maf’, zoals hoogbegaafde snotneuzen zich verplicht voelen  te praten, keek die meid hem recht aan zonder een glimlach op haar lippen,  waarop Grinda, na een tel nagedacht te hebben, ‘oké’ zei. Die middag  waren ze daadwerkelijk naar Câmpulung Moldovenesc vertrokken. De  treinreis was de meest comfortabele reis van zijn leven geweest. Daar hadden ze een wandelingetje in de omgeving gemaakt, volkomen beduusd,  en toen had Carmen tegen hem gezegd dat ze een paar dingetjes nodig had.  Grinda was meegegaan naar de supermarket en had wat gekocht om boter hammen mee te maken. Toen bleek dat ieder van hen ook twee tandenbor stels had meegenomen. Ze hadden een pension gevonden aan de rand van  het bos, de Kletskop, dat werd gerund door twee oudjes, waarschijnlijk had  iemand anders de naam van het pension voor hen gekozen. Ze hadden iets  gegeten en een tijdje zitten kletsen, waarna ze waren gaan pitten, bekaf als  ze waren, misschien meer door de emoties dan door vermoeidheid, of mis schien ook niet. De volgende ochtend was Grinda op pad gegaan om werk  te zoeken. Carmen was gaan kijken of ze zich daar vanaf september kon in schrijven op de plaatselijke middelbare school. Daar had ze, dankzij een  historisch toeval, te maken met een schat van een secretaresse die haar bijna  diezelfde dag nog adopteerde. Het speet Carmen dat ze tegen haar moest  liegen door een verhaal op te hangen dat ze hier met haar man was komen  wonen, maar nu kon ze niet meer terug, en trouwens: wat had ze anders  dan gedaan? Voor Grinda had het minder meegezeten, hij had te stellen  gehad met allerlei tamelijk onverkwikkelijke types, al was het hoe dan ook  duidelijk dat er genoeg dingen waren om aan te pakken, zolang je uiteraard  geen pretenties had. Overigens zou hij binnen twee weken een baan vinden  bij een bouwbedrijf. Geen vaste aanstelling, al had iemand van het bedrijf  hem voorgehouden dat ze de ene klus na de andere onder handen namen.  Grinda had zich voorgenomen om de man die deze opbeurende woorden  tot hem had gericht, nooit te vergeten. Maar die avond had hij niets al te  opbeurends te melden gehad; desalniettemin hadden ze een fles wijn ge kocht en waren de heuvel opgelopen. Ze waren er met z’n tweeën redelijk  goed in geslaagd hun zenuwen in bedwang te houden en zich niet al te veel  zorgen te maken over hun sprong in het duister, zo goed dat de evenwich tigheid die ze bij de ander zagen hun verzekerde dat ze de juiste keuze  hadden gemaakt. Niet alleen hadden in afzonderlijke bedden geslapen, ze  hadden elkaar niet eens aangeraakt, behalve dan strikt functioneel, bijvoor beeld toen ze elkaar bij de arm hadden gepakt om de straat over te steken,  alsof dit ertoe bijdroeg de oversteek van een superieure doelmatigheid of  wellevendheid te maken. ’s Ochtends werden ze gewekt doordat de vader  van het meisje op de kamerdeur beukte. Ze hadden allebei gehoopt dat er  enkele dagen – wat zeg ik, enkele weken – voorbij zouden gaan voordat  deze confrontatie ging plaatsvinden, maar ze hadden onderschat hoe snel haar ouders in paniek waren geraakt en hoe indrukkend hun vermogen was  om op de juiste knoppen te drukken. Het was overduidelijk dat, achter de  woede die hij tentoon moest spreiden, de man in de eerste plaats opgelucht  was dat zijn dochter niets was overkomen en bovendien, toen hij Grinda  schattend opnam, was hij dadelijk tot de conclusie gekomen dat er geen risico bestond dat die jongen het leven van zijn dochter op een of andere  manier op zijn kop zou zetten. Hier sloeg hij de plank echter faliekant mis.  Zelfs de stevige scène die hij, als vader zijnde, wilde en moest trappen, werd  van begin af aan gecompromitteerd door het feit dat de hele situatie uiterst  gênant dreigde te worden, waar, dat was het ergste, ze zich alle drie bewust  van waren. Zijn in een T-shirt geklede dochter, in het gezelschap van een  man die haar overduidelijk voor een volwassen vrouw aanzag! Grinda ver zocht hem eventjes buiten te wachten en de ander deed, tot zijn eigen ver bazing, wat hem werd gevraagd. Toen hij terugkwam, was hij er goddank in  geslaagd zijn kookpunt te bereiken, en terecht, per slot van rekening was  zijn dochter, scholierster, van huis weggelopen, en dus hield hij een verhan deling over plicht, over bezorgdheid, over onnadenkendheid. Voordat  Grinda de kans kreeg zijn mond te openen om hem van repliek te dienen,  hoorde hij Carmen eigengereid de teugels in eigen hand nemen, ze had  haar vader afgekapt door met een buitengewoon hoog en helder stemme tje, waarvan hij nooit van zijn leven had vermoed dat die in dit frêle wezen tje verscholen ging, uit te roepen: ‘Ik ben zwanger van hem!’ Haar vader  had een plotselinge slapte in zijn knieën gevoeld en vanaf dat moment,  totdat hij er met zijn staart tussen zijn benen vandoor ging, had hij geen  moment nog enig gezag over hen kunnen uitoefenen. Grinda had zelfs een boterham voor hem gemaakt en meegegeven voor onderweg, gewikkeld in  wc-papier omdat ze geen servetten hadden. Zodra ze weer alleen waren,  had het meisje zich verontschuldigd dat ze tussenbeide was gekomen,  Grinda meende echter dat excuses niet op hun plaats waren, het was een  uitmuntend diplomatiek optreden geweest. Hij betrapte zich erop dat hij  nu met tien keer zoveel belangstelling naar haar keek. Het meisje had ree bruine ogen, kwiek als op het portret van Brigida Spinola-Doria. De eerste  test was een fluitje van een cent geweest. De verschijning van Carmens  moeder was een ander eiereten. Zij zette Carmen de kamer uit om onder  vier ogen met Grinda te kunnen praten. Vreemd dat ze in staat waren met  de noorderzon te vertrekken en dan toch dat atavistische ontzag voor vol wassenen hadden behouden, zodat Carmen warempel zonder morren de  kamer verliet en hij rustig aanhoorde wat de dame hem te vertellen had.  Hoe word jij genoemd, jochie? Radu? Vertel me dan eens, Radu, betalen  jouw ouders mij het geld terug dat ik de afgelopen drie jaar aan Carmen  heb besteed voor het lyceum ‘Jean Subercaseaux’? Zelfs de aanhalingste kens waren te horen, hoewel het niet duidelijk was wat daar het nut van was. Grinda luisterde met belangstelling naar haar, uit belangstelling voor  haar dochter. Pas later zou hij erachter komen dat de minste of geringste  gelijkenis tussen de vrouw van wie je houdt en haar ouders, hoe innemend  op zich ook, verdraaid gênant is. Ineens waren al die mensen vreemden  voor hem, en daar was niks mis mee. De vrouw had hem op alle mogelijke manieren bedreigd, die overigens met elkaar in tegenspraak waren: dat ze  aangifte tegen hem ging doen, dat ze hem zou dwingen haar dochter tot  vrouw te nemen – en daarmee was zijn leven verwoest, had ze hem, ogen schijnlijk in volle ernst, uitgelegd –, en dat ze een knokploeg op hem af zou  sturen om zijn benen te breken, waarna ze, zonder te wachten tot een van deze dreigementen enige uitwerking kon hebben, want de jongeman had  nauwelijks de kans gekregen er een mentale notitie van te maken om ze  later te kunnen overpeinzen, was overgegaan tot smeekbeden, tot aanbie dingen... Terwijl hij naar haar zat te luisteren, omhelsden de twee elkaar.  De vrouw riep tegen hem dat zij niet zo’n watje was als die vent van haar, zij  liet niet met zich sollen, want haar dochter ging stante pede met haar mee  naar de gynaecoloog. Zal ik haar een mep verkopen, had hij zachtjes aan  Carmen gevraagd, maar die had naar hem geglimlacht en gebaard van niet.  De moeder praatte nog wat verder en toen ging er bij Grinda een lichtje op  en snapte hij waarom Carmen Ottomanyi halsoverkop langs huis had moeten gaan alvorens te vertrekken, waarmee hij aantoonde dat hij iets had  opgestoken van de lessen Roemeense negentiende-eeuwse literatuur,  waarin altijd brieven die mensen eventueel van gedachten konden doen  veranderen een rol speelden. Nadat ze haar hadden afgeschud, waren  Carmen en hij een boswandeling gaan maken. Allebei keken ze om zich heen zoals Dürer naar de neushoorn, het was alsof ze er tot op dat moment  niet bij hadden stilgestaan dat er in het bos zo veel bomen waren, dat die  het leuk vonden om naast elkaar te groeien. Het was alsof ze een planeet  hadden ontdekt die bedekt was met warme, wiegende bomen, waar niets  anders bestond dan tijd om samen te zijn, insecten die de zon en de op grote diepte ronkende aarde vervoerden. Vele jaren later, toen hij besefte  hoe belangrijk deze dag in zijn leven was geweest, begreep Grinda ook  waarom deze revelatie toen al de neergang in zich had gedragen, aangezien  iedere revelatie een voorafgaande periode veronderstelt waarin je blind  bent geweest, een misdrijf dus, waarvoor je nu moet boeten. Toen had er niets bestaan behalve het genoegen om samen te zijn met Carmen  Ottomanyi en haar te vragen of alles oké was, of ze nog wat langer wilde  blijven, en om haar eenvoudig ‘ja’ te horen antwoorden. Ze waren niet daar  gebleven, maar ze waren wel samengebleven. Grinda had altijd geweten dat  het meisje slimmer was dan hij en hij had zich niet al te zeer het hoofd ge broken om de redenen te achterhalen waarom ze met hem was meegegaan,  of hoe gratuit dit gebaar van haar was geweest. Hij nam Carmens rampzalige ambitie ervoor te zorgen dat hij altijd gewassen en gestreken kleren  droeg voor kennisgeving aan, misschien uitte haar opstandigheid van een  zeventienjarige zich op deze manier, een opstandigheid die volkomen in druiste tegen die van haar generatiegenoten, die op zoek waren naar uit spattingen en frivoliteit en heftigheid en Tokyo en Amsterdam en Tierra  del Fuego. Zij was meegegaan met iemand die haar niets dan een banale  monogamie in het vooruitzicht stelde, zonder boterbriefje, in een uithoek,  een plekje dat overigens te mooi voor hen was, zoals was gebleken. Het in teresseerde Grinda niet of dat eigenlijk ook niet een soortgelijke uitspatting  was, in een al te verfijnde geest die barstte van de literatuur, zoals Carmens  geest in die tijd. Feit was dat zij hem in al die jaren nog geen kwart van een  verwijt zou maken, en dat was niet eenvoudig geweest, hij had twee jaar na  haar eindexamen gedaan, kortom een niet-aflatende sleur, moeilijkheden  en problemen, zelfs al waren er ook goede jaren geweest, uiteraard achteraf  gezien, zoals alle goede jaren. Louter het feit dat ze iets radicaals hadden gedaan, iets eenvoudigs dus, wilde nog niet zeggen dat zijzelf eenvoudig  waren, noch qua geest, noch qua geschiedenis. Binnen deze proefonder vindelijke onthullingen bleven zij entropische wezens. Maar het waren  jaren van solidariteit geweest, een soort dienstplicht, waarin ze weliswaar  ook geen concert oversloegen zodra er een gitaar op de bühne verscheen of in de kroegen waar amateurs optraden. Niets kon hem nu, als hij erop  terugkeek, verhinderen om deze herinnering te koesteren, want om het  even wat er later was gebeurd, was dit meisje de enige die hem gesteund had  in zijn overtuiging dat het mogelijk was om onbezonnen te leven, ongeacht  de consequenties, beter gezegd: ongeacht de door anderen verzonnen con sequenties. 
Vanzelfsprekend waren ze pas uit elkaar gegaan toen ze al deze pro blemen, deze sleur achter zich hadden gelaten, toen ze elkaar hadden leren  kennen en verdragen en toen eindelijk ook de voorwaarden waren gescha pen waarin ze konden gedijen. Maar de motor die je in een omloopbaan  brengt, is degene die er uiteindelijk voor zorgt dat je uit de lucht valt. De  statutaire Adam draagt reeds een aan ergotisme lijdende Christus in zich.  Carmen had de universiteit afgerond, Grinda was net de assistent gewor den van Uivărășeanu, die betrokken was bij een groots Europees project,  en nu, op het moment dat ze eindelijk al hun rekeningen konden betalen  en hun ballingschap ten einde was, was alles in duigen gevallen en waren ze  voor jaren uit elkaar gegaan. Waarom? Omdat Carmen wist wat ze deed en  haar opstandigheid voortzette met middelen waar hij met zijn verstand niet  bij kon. Op een dag had ze door Grinda’s haren gewoeld en vol liefde tegen  hem gezegd dat ze voor een paar jaar uit elkaar moesten gaan en dat ze hem  bedankte omdat hij haar had meegenomen naar de wereld die ze zocht. Hij  keek haar bête aan. Dat die vrouw zomaar ineens van hem af wilde, dat was iets wat er eventueel bij hem nog wel in kon, maar dat daar een tijdelijke  scheiding voor nodig was, van enkele jaren, dat was een slimmigheidje dat  hem boven zijn pet ging. Op een volkomen onkenmerkende wijze voor  hem, wat perfect aangaf dat hij tijdelijk zijn verstandelijke vermogens kwijt  was, had hij in de keuken een bord aan diggels geslagen, onderwijl brullend dat hij zulke literaire streken, dergelijke experimenten van haar, niet pikte.  Toen hij echter had ingezien dat Carmen ingenomen was met zijn reactie,  was hij gekalmeerd. Misschien had zij dat hele idee van het gratuite gebaar  verder doorgevoerd dan Grinda voor mogelijk of profijtelijk had gehou den. Maar hij gaf er de voorkeur aan zichzelf voor te houden dat ze geen  andere man wilde, maar alleen wilde terugkeren naar haar schooltijd, waar  hij haar nu niet meer kon vergezellen, omdat hij niet wist hoe hij moest los komen van de logica van deze eenzaamheid die volwassenheid wordt ge noemd. Haar veroordelen deed hij dus nooit, al zou een intelligenter  iemand dat wel hebben gedaan. Voor hem zou de Carmen die met hem  mee was gegaan toen ze de keuze had tussen hem en de wereld, zich nooit  tegen hem kunnen keren, zelfs als nu voor haar de tijd om voor de wereld te  kiezen was aangebroken.

More by Jan Willem Bos

Geen ogenblik Portasar

Daar is Lucas zo snelvoetig dat hij rent en de nieuwe beelden nauwelijks de  gelegenheid krijgen om de oude tijdig te vervangen. De wind waait kalm en  efficiënt, heel weinig wrijving. De boomgaarden zijn omringd door bos en in het bos heeft Lucas, dankzij het ondernemen van een wandeling, een  kanjer van een linde gevonden, met wittige bladeren aan de achterzijde, met een zeer grote holte aan de voet. Daarin bevonden zich droog zand en  beddengoed waarop je kunt slapen wanneer het regent, en een jampot.  Daar ontbreekt het Lucas nooit aan nummers, zodat hij kan optellen, ver menigvuldigen en ...
Translated from RO to NL by Jan Willem Bos
Written in RO by Cătălin Pavel

Het dilemma van de bruine paraplu Eerste deur rechts Niets

Er was eens een keer, in de werkelijkheid, een bruine paraplu gevonden.  Het was een van die grote paraplu’s die ruimte biedt aan twee mensen, en  hij had een houten handvat. Hij verbleef in een ijssalon, in een stoffig  hoekje. Erin huisde een stel langpootspinnen. Op een avond… – het was  een zomeravond – opende de paraplu zijn ogen en zei: ‘Ik vertrek.’ Het  probleem was dat de bruine paraplu geen benen had en nergens in zijn  eentje naartoe kon. Iemand moest hem meenemen.  De volgende ochtend opende Carl zijn winkel zoals altijd en pos teerde zich achter de toonbank, in afwachting van klan...
Translated from RO to NL by Jan Willem Bos
Written in RO by Anna Kalimar

Een engel

‘Ssst, daar komt ze aan.’  Zonder zich te verroeren hurken de mannen in de doorloop tussen  de flatgebouwen en houden hun adem in. Voor hen komt een vrouw met  een groene regenjas voorbij. Ze heeft een tas, schoenen en handschoenen  van slangenleer. Haar hakken produceren een scherp geluid en in haar op gestoken haar zijn een paar strengen losgeraakt. In het voetgangersgebied  wemelt het van de winkelende mensen, bij wie de vrouw met haar buiten sporige luxe uit de toon valt. Niettemin fluit niemand haar na, sommigen  doen zelfs een stap opzij wanneer ze haar zien aankomen.  ‘Kom op, nu,’ flui...
Translated from RO to NL by Jan Willem Bos
Written in RO by Anna Kalimar

De Dageraadlaan: het begin

Iedereen heeft het recht, en dit is een goddelijk recht, wat ook niet anders  kan, op een laatste zin, het hoeft niet per se een lange zin te zijn, hij hoeft  ook niet te lijken op een afscheidsboodschap, maar het is wel van belang dat hij waar is, zo veel waarheid als er tenminste in een zin past, ook al is het  dan de laatste, want de waarheid heeft de neiging om grillig te zijn, wat niet  wil zeggen dat ze niet bestaat, ze bestaat wel degelijk, en moet ook gezegd  worden, al kan ze niet gezegd worden in een verhaal, want een verhaal heeft  zijn eigen waarheid, die niet hetzelfde is als de w...
Translated from RO to NL by Jan Willem Bos
Written in RO by Andrei Crăciun

Het communisme gezien door de allerkleinsten

Ik ben vier jaar oud en ben nooit hoger geweest dan de eerste verdieping. Ik  ben ervan overtuigd dat de blauwe slang van de leuning oneindig is, dat hij  hoger en hoger en hoger klimt, totdat hij door het geteerde dak van ons  flatgebouw heen breekt en onzichtbaar naar de hemel rijkt. Dat is een ge dachte die ik met niemand deel. Mijn angst warmt zich bij de vlam van deze gedachte.  De mensen dalen af van de hogere verdiepingen, aan de kant van  hemel, sommigen spreken op een fluistertoon met elkaar en ik versta niet  wat ze zeggen. Maar nooit heerst er stilzwijgen tussen hen. Nooit is er  st...
Translated from RO to NL by Jan Willem Bos
Written in RO by Andrei Crăciun

Tijd is een cirkel

Tegen de dageraad droomde hij van een moord die was begaan onder een amandelboom en van vier loterijlotjes, allemaal nieten. Het was zondag.     De jonge arts huilde in zijn slaap en werd wakker met betraande wangen en omarmd door een purperen droefheid. Hij at met lange tanden, trok rouwkleding aan en wachtte op het telefoontje waarin hem zou worden bevestigd wie in de loop van de nacht was overleden.     Zijn grootvader was ergens in het begin van de twintigste eeuw geboren, in een wereld zo ver verwijderd dat er nauwelijks foto’s van zijn bewaard.      Zijn grootvaders vader had al voor de ...
Translated from RO to NL by Jan Willem Bos
Written in RO by Andrei Crăciun

Ballingschap

Het bed was als een schip dat de wateren van de nacht doorkliefde. De twee, in elkaars armen, hadden de structuur van een duistere golf, af en toe doorbroken door een lichtstraal. Mysterieus en kalm dobberde het schip, en rondom was er niets dan de aanblik van de eindeloze uitgestrektheid van het water, zonder dat dit angstaanjagend was. Ze hadden elkaar pas kortgeleden teruggevonden.  Soms speelden ze tennis. Soms dronken ze zelfs een biertje na afloop. Dergelijke vergankelijke vriendschappen ontstonden vaak tussen de eenzame loontrekkers die naar deze stad waren overgeplaatst. Over het alge...
Translated from RO to NL by Jan Willem Bos
Written in RO by Anna Kalimar

De metro

Maandagochtend hoorde hij de metro het station binnenrijden op het moment dat hij zijn ticket in het apparaat stopte en hoewel hij niet verlaat was – en zelfs als hij dat wel was geweest, was het nog geen probleem – voelde hij toch een dwingend verlangen om die metro te halen, een verlangen dat niet zozeer iets als de lekkere trek was, als wel een soort bizarre vorm van wraaklust, en hij spurtte de trap af. Er gebeurde echter iets heel merkwaardigs. Zoals men zegt dat wanneer je doodgaat, je hele leven voor je geestesoog voorbijtrekt, zo trok, gedurende de paar tellen die T. nodig had om alle ...
Translated from RO to NL by Jan Willem Bos
Written in RO by Cătălin Pavel
More in NL

Op weg naar huis

Terwijl ze in de auto op weg naar huis de stad uit rijden, probeert hij de boel te relativeren door te stellen dat dit een van die onmogelijke situaties was, die hij Wat-zou-jij-doen-als noemt. Zij knikt. ‘Dat soort situaties zijn niet jouw sterkste kant,’ merkt ze op. ‘Wat wil je daarmee zeggen? Meer dan dat had ik verdomme toch niet kunnen doen?’ ‘Niet vloeken. Matteo herhaalt alles wat je zegt.’ Alice werpt een blik over haar schouder. Matteo ligt uitgeteld in zijn stoeltje. ‘Ga je me nog vertellen wat ik verkeerd heb gedaan?’ vraagt hij na een poosje. ‘Davide, je bent compleet doo...
Translated from IT to NL by Sandra Verhulst
Written in IT by Fabrizio Allione

Draden

Het zoeken begint niet bewust. Ik voel me met haar verbonden op een alarmerende, onverklaarbare manier en haar verdwijnen laat me met vragen achter. Ik vraag me bij het wakker worden af waar ze slaapt en hoe ze leeft, en blijf aan haar denken, zacht en wollig masturberend tussen de lakens terwijl ik naar de wolken door het kantelraam kijk. Wanneer ik de fruitkramen in onze wijk passeer, overloop ik met mijn vingertoppen de sinaasappelen, tot ik een exemplaar vind dat me aan haar doet denken, eentje met volmaakte poriën. Ik belandde in haar yogalessen door mijn aanhoudende nekpijn. De kinesist...
Written in NL by Hannah Roels

Na het laatste avondmaal

Het zijn geweldige dagen geweest. Zo gaat dat, sterven, ik herinner me elke minuut. Alsof je op een reliëfkaart van het nu ligt. Ik lig op mijn rug zodat ik elke bergtop, elke vallei, alle vlakten kan voelen. Het leven gaat niet voorwaarts of achteruit, er is alleen nu, nu, nu. Na een tijdje doet het pijn op een heel specifieke plek, als een dolksteek, en ik schrik op net als toen de rechter me ter dood veroordeelde. Zo gaat dat, het gebeurt verschillende keren, maar een ervan is definitief. Voor je gevoel kan het einde lang duren, voor mij is het al gaande sinds het vonnis van de rechter op h...
Translated from PT to NL by Anne Lopes Michielsen
Written in PT by José Gardeazabal

Flitsen

In een essaybundel getiteld Zen in the Art of Writing schrijft Ray Bradbury dat hij van zijn vierentwintigste tot zijn zesendertigste zijn tijd doorbracht met het opstellen van lijstjes zelfstandige naamwoorden. De lijst ging ongeveer zo: HET MEER. DE NACHT. DE KREKELS. HET RAVIJN. DE ZOLDER. DE KELDER. HET VALLUIK. DE BABY. DE MENIGTE. DE NACHTTREIN. DE MISTHOORN. DE ZEIS. HET CARNAVAL. DE DRAAIMOLEN. DE DWERG. HET SPIEGELPALEIS. HET SKELET. De laatste tijd is mij iets vergelijkbaars overkomen. Ik kom uit een familie die me een goede opvoeding heeft meegegeven en een goede manier om in het...
Translated from IT to NL by Sandra Verhulst
Written in IT by Sara Micello

En Verre Vingers Tien

DUIM Ook al zit je op twaalfhoog, je kunt het geluid van de bouwput horen. Je doet de afwas. Je bent uit je bed gerold, je hebt een boxershort aangetrokken en met blote borsten en zonder sokken ben je begonnen aan de afwas. Omdat er niet meteen warm water uit de kraan kwam, ben je vergeten om de koude kraan open te draaien, waardoor het water nu veel te heet is en pijn doet aan je handen. Als je ze uit het water haalt kleuren ze knalrood.  Het hele aanrecht is bedekt met vuile vaat. Ook op de grond van de keuken staan pannen, glazen ovenschalen, en stapels schoteltjes met uitgeharde kwark op ...
Written in NL by Joost Oomen

De brug

Op alle treinstations hangt een klok. Eigenlijk wel meer dan een. Boven het  loket hangt de moederklok. Dan heb je nog de kleinere op de perrons. De  praktische, die je zo lui maken dat je je telefoon niet meer uit je zak haalt of  op je horloge kijkt. Kinderen worden gefascineerd door deze klokken.  Omdat de secondewijzer zonder te stoppen rondgaat, is dat de enige  manier om te zien hoe de tijd verstrijkt. Ze kijken hoe de secondewijzer  naar boven glijdt en dan, als hij bijna verticaal staat, gaat hun hart sneller  kloppen en worden hun ogen groot. Wanneer de kleine wijzer eindelijk een  sp...
Translated from PT to NL by Anne Lopes Michielsen
Written in PT by João Valente