Esmeralda
Kaarsen in plaats van lampen. Emmers in plaats van wc’s. Abortussen; onbedoeld, legaal en veel. Het waren de middeleeuwen en er vond nog maar eens een thuisbevalling plaats. En daar zag het eerste meisje met blauwe ogen blij het levenslicht. Voor het eerst op dit stukje aarde, onder de hemelse hemel, een kleur die boven weerspiegelde in plaats van onder. Het eerste esthetische wonder – zoiets hadden de bruine dan wel zwarte ogen van het koninkrijk nog nooit gezien.
De vrouw ging naar buiten. In de ene hand biologische groenten, in de andere de boreling. Ze was op weg naar de kerk om dit te laten zien, misschien wist de priester wel wat het betekende – misschien stond het geschreven in de geschriften – of anders de bisschop wel als de priester het niet wist. Eerst de zegeningen en daarmee de garantie dat ze niet levend zouden worden verbrand, moeder noch kind, dat ze heksen noch hoeren waren, dat hen geen blaam trof.
‘Dit’ zou weleens het werk van de duivel kunnen zijn, je wist maar nooit. Toch dacht de vrouw aan schoonheid en onschuld. In de donkere middeleeuwen gloeiden sprankjes gezond verstand, zoals vandaag, zoals altijd, sprankjes. Onnodig om de bisschop op te zoeken, want de priester zelf ontving hen en gaf meteen zijn zegen, tot opluchting van de bezorgde moeder, maar enkel op voorwaarde dat ze hem naar de koning zouden vergezellen. Ook de koning ontving hen en liet meteen een banket aanrichten om het wonder te vieren. Er was biologisch kalkoenvlees, puree van biologische zoete aardappels, biologische druiven – dingen die toen nog niet bestonden. De moeder, uitgehongerd, verbluft en nog meer opgelucht, was onder de indruk van de grootsheid van het kasteel, even prachtig vanbinnen als vanbuiten. En de edelen stelden voor – nu ja, bevalen – om het meisje aan het hof te laten opgroeien. Ze stelden voor – nu ja, bevalen – om haar Esmeralda te dopen en ook om haar moeder weg te sturen en het kind over te dragen aan de minnen, die wisten wel wat ze deden.
De moeder mocht het meisje één keer per maand bezoeken en kreeg telkens als ze kwam een buidel munten. Rechten zijn plichten, plichten zijn rechten en met die buidel kon ze altijd nog haar andere biologische kinderen te eten geven, die geboren werden en stierven volgens de grillen van de maan.
Esmeralda werd opgeborgen in een donkere kamer van het paleis. Wetenschappers en koninklijke raadgevers kwamen samen en haastten zich om te verkondigen dat Esmeralda beschermd diende te worden als een kostbare parel, ver weg van scheve blikken en vooral van het zonlicht, dat zulke edelstenen ongetwijfeld zou verschroeien, die blauwe kijkers, de allereerste, in het piepkleine gezichtje van een prachtige baby.
Stoeten mensen kwamen uit de vier windstreken van het koninkrijk om het blauw te zien. Men nam aan dat dit het einde inluidde van de donkere middeleeuwen, dus kwamen ze van heinde en verre om het wonder te aanschouwen en de nieuwe koninklijke dochter te zien, die niet alleen blauw bloed maar ook blauwe ogen had en zo de zuiverheid van de familielijn en de verhevenheid van de natie aantoonde en haar een klinkende superioriteit verschafte tegenover de omliggende volkeren.
Het bericht droeg ver; beklom bergen, dook valleien in en bereikte zo de naburige koninkrijken, die zich haastten om hun opwachting te maken, vertegenwoordigd door diplomaten. Ze brachten geschenken mee uit India, olifanten en biologische apen uit Afrika, specerijen uit China, wollen bh’s, dingen die toen nog niet bestonden. De schapen leken dikker, de vlaktes vlakker, de duisternis blauwer. Er waren zoveel geschenken, zoveel giften en zoveel gaven dat het koninkrijk – al welvarend – pornografisch rijk werd. Het werd een imperium en vandaag, in tijden van verval, zeggen sommigen dat het de ogen van Esmeralda waren die ervoor zorgden dat de vlag van het land ten tijde van de monarchie blauw met wit kleurde.
Het meisje met de blauwe ogen was al tien en een verborgen schat. Telkens als de koning een feest gaf, liet hij haar roepen zodat de ambassadeurs haar konden zien en van alle kanten bewonderen. En daar kwam ze dan, uit de donkere kamer gehaald waar ze beschermd werd tegen het levenslicht, in de rapte aangekleed door gouvernantes, terwijl ze haar tranen van eenzaamheid en gevangenschap droogde, ze was immers met verbergen grootgebracht.
‘Ze heeft blauwe ogen, omdat ons bloed blauw is.’
‘Ze is door God gezonden als bewijs van de zuiverheid van onze edele familielijn.’
‘Dit zijn de smaragden van het imperium, maar haar moeder, waar is die?’ vroeg iemand, die vervolgens onthoofd werd om die vraag.
Esmeralda huilde nog harder, ze huilde een meer van tranen en keerde terug naar de donkere kamer. In de duisternis was het enige wat ze zag een trieste, gekke gedaante, zonder ooit te beseffen dat het haar eigen schaduw was. En bij de diners blonken haar ogen nog harder van de tranen, die onafgebroken over haar wangen stroomden. Haar ogen, hoe triester, hoe blauwer. En zo bleven de gasten drinken, werd de koning dikker en het imperium rijker.
Een twee drie
Een, twee, drie, depressie.
Het kwam zo snel dat het plots was – de dag waarop alles anders werd. Van de ene dag op de andere was het afgelopen met het internet, in een oogwenk, een handomdraai, een vingerknip.
Ja, echt: het was in één tel afgelopen met het internet; een, twee, drie, depressie. João was de eerste die het doorhad, aangezien het einde van het internet uit zijn eigen fantasie was ontsproten. Hij was onderweg naar zijn deprimerende werk van het huis van zijn moeder die aan een naar behoren gediagnosticeerde, klinische depressie leed. Een, twee, drie, depressie, mijmerde João over wat dat eigenlijk inhield, een depressie. Hij filosofeerde en dat is een van de vervelendste dingen die er zijn. Het was een sociaal fenomeen: niet alleen zij hadden ermee te kampen, hij zag het overal. Het was niet zomaar een maatschappelijke realiteit. Depressies volgden een universele wet, in depressieve toestand staat alles onder druk, dat wil zeggen, al wat zich onder de hemel bevindt en ook daarboven. Het leven is een zware klim.
Maar zijn moeder had dus een gediagnosticeerde depressie, dat was een ander verhaal. Een klinische depressie is het toppunt van een maatschappelijke depressie, een berg op z’n kop, de meest bodemloze val die je je kan voorstellen, een hulpeloosheid kortom die de verbeelding ver te boven gaat. Wie zelf niet aan een klinische depressie lijdt, kan het zich onmogelijk voorstellen, evenmin als je kan vliegen, fietsen met je ogen dicht of twee uur onder water blijven. João, met zijn depressie die de depressie was van zijn moeder, van de maatschappij, van de menselijke natuur, had wel zo’n vermoeden van de aard en het aanzien van wat men noemt een diepe depressie.
Zijn moeder kwam al drie maanden de deur niet uit. João betrad en verliet het huis, dat wel wat weg had van een kerker, en torste zijn depressie met zich mee, als vleugels. Enkel João zette de ramen open, om de sigarettenrook te verdrijven met een minder drukkende lucht. Hij gaf haar te eten. Als zijn oude moeder erin slaagde zelfstandig een hapje te nemen, had de arme man het gevoel een kleine overwinning te hebben behaald.
Een depressie is besmettelijk. Ze had de moeder van João te pakken gekregen en die had het weer aan João gegeven, die naar zijn deprimerende werk gaat om nog meer mensen te deprimeren. João deed kopieer- en drukwerk in een printshop.
hij voelt zich gedeprimeerd en bedrukt
van al die deprimerende dingen
die hij daar dag in dag uit drukt.
Juridische teksten, nutteloze proefschriften die niemand ooit ging lezen, brieven voor een uitgedoofde vlam, reclameblaadjes. Koffiekoppen met foto’s van kale koppen, muismatjes voor laboratoria of farmaceutische bedrijven die deprimerende antidepressiva verkopen. Foto’s van echtparen bedot door de liefde, uitvergroot op doek. Stickers om op auto’s te plakken. Vervuiling deprimeert.
Het was winter en uiteraard wakkerde dit depressieve gevoelens aan. De zon scheen zelden, het regende vaak, er waren te veel donkere wolken en te weinig zonnige dagen… is er iets deprimerender dan dat?
Op die winterdag kwam de zon er echter door. Ze haalde het weerbericht. Maar het was december en de zon was schuchter en bleek, net als João en de andere mensen die langs de rivier kuierden om van deze buitenkans te profiteren. Het schuchtere, bleke zonnetje maakte de bleke mensen bijna minder schuchter. Ze keken elkaar bijna aan, lachten bijna, leefden bijna, daar tenminste, langs de rivier, toen tenminste, op die zonnige winterdag.
João liep op en neer langs het kalme water en probeerde zich los te maken van zijn depressie. Hij ging met gesloten ogen in de zon staan, zijn gezicht naar de warmte gekeerd, en voelde iets in zich helen. Naar andere mensen kijken stemde hem nog droeviger. Het is een ramp als je daar last van hebt, al helemaal als je zoals hij voor je werk met klanten moet omgaan.
Hij keek op zijn vreselijk deprimerende horloge. Het was tijd om naar zijn werk te vertrekken en andere depressieve mensen te bedienen. In de winkel ging hij op een stoel zitten die slecht was voor zijn rug, plaatste bestellingen via e-mail, drukte in kleur en zwart-wit, enkelzijdig en dubbelzijdig, op klein en groot formaat.
Het was allemaal even deprimerend. T-shirts met deprimerende opdruk, truien met deprimerende opdruk, kerstcadeaus. Bankkaarten die niet werkten, computers die vastliepen. De bezorging van printervullingen die vertraagd is en een hogere factuur op de koop toe, door een of andere depressie ergens. De bezorger kan er niets aan doen, hij werkt in opdracht, rapporteert, bedient een klant en hij mag niet eens zichzelf zijn.
De dag was ten einde. Hij ging naar huis. Nu was er voor niemand nog zon. Eenmaal thuis zat zijn moeder naar haar telefoon te staren.
De dagen van João kenden twee overwinningen: als zijn moeder zelfstandig at en als ze op sociale media surfte. Ze bracht de hele winter depressief door, aan huis en haard gekluisterd, starend in de leegte. Het lukte haar maar heel af en toe om op sociale media te kijken en alleen als ze at. Als ze daarin slaagde, was dat een teken van beterschap, ze bewoog dan toch haar duimen en ogen, een teken dat er nog een sprankje leven in haar zat.
Een gediagnosticeerde, klinische depressie is dit: zo triest zijn dat je je niet meer kan bewegen. Alsof je dood bent. Die dag besloot João om de internetrekening niet te betalen.