View Colofon
- "Diário de uma Portuguesa em Angola" translated to SR by Tamina Šop,
- "Jurnalul unei portugheze în Angola" translated to RO by Iolanda Vasile,
- "Fragment of a diary" translated to ES by Sara De Albornoz Domínguez,
- "Diário de uma portuguesa em Angola" translated to PL by Gabriel Borowski,
- "Dnevnik Portugalke v Angoli" translated to SL by Maruša Fakin,
- "Deník jedné Portugalky v Angole" translated to CZ by Štěpánka Huláková,
- "Diário de uma Portuguesa em Angola" translated to IT by Elisa Rossi,
Arie Pos
Stefanie Liebreks
Deze tekst is afkomstig uit Diário de uma portuguesa em Angola (Dagboek van een Portugese in Angola), uitgegeven door Chiado in 2018.
Dagboek van een Portugese in Angola
Proloog
Jarenlang werd ik om de oren geslagen met verhalen over Angola. Extreme verhalen van mensen die op slag verliefd waren op het land en zich er helemaal thuis voelden, maar ook van anderen die het haatten en er niet konden wennen. Sensationele verhalen die pure fictie leken, omdat iets in mij niet kon geloven dat het allemaal echt waar was. Ik dacht altijd dat ze flink overdreven en dat ze er, zoals dat gaat met doorvertelde verhalen, zelf wat aan toevoegden en in dit geval zelfs een volstrekt andere versie vertelden.
Ik wist heel lang niet of ik dit mythische land nu wel of niet beter moest leren kennen. Er waren momenten dat ik vond dat het een land was dat je gezien móest hebben en dat ik die stempel in mijn paspoort nodig had om te bewijzen hoeveel lef ik kan hebben. Maar dan schrok de angsthaas in mij weer terug voor het avontuur en dacht ik dat ze me er wel nooit zouden zien.
Toen de kans zich voordeed, aarzelde ik echter geen seconde. Ik vernieuwde mijn paspoort, haalde de benodigde inentingen en probeerde me niet te laten afschrikken door de talloze ziektes die ik daar zou kunnen oplopen, regelde mijn visum, nam afscheid van mijn harige huisgenootje, pakte mijn koffer en daar stond ik dan... klaar om dit onbekende land te verkennen en er, wie weet, mijn hart te verliezen.
Deel 1
Luanda
Dag 1
Ik werd vroeg wakker en voelde me een avonturierster, zo eentje uit een Amerikaanse film die naar ingewikkelde of verre landen reist met niets meer dan het verlangen om andere culturen en nieuwe volkeren te leren kennen, al was het land waar ik naartoe ging een Portugese kolonie geweest. Ik keek er zo naar uit om te gaan dat ik de nacht voor vertrek geen oog dichtdeed uit angst me te verslapen en mijn vlucht te missen.
Ik moet bekennen dat ik dol ben op luchthavens. Die wemelende drukte van reizigers op zoek naar de incheckbalie, de vertrekschermen met al die bestemmingen waar ik zo graag naartoe zou gaan, het uitgebreide, huilerige afscheid, het ingetogen, haastige afscheid zodat niemand tranen ziet, de innige omhelzingen die weggeven hoe hard ze elkaar zullen missen en het korte, vrolijke afscheid dat op een langverwachte vakantie wijst.
Ik zat de vrij rustige vlucht van acht uur uit met mijn oortjes in en keek films. Intussen liet ik mijn verbeelding de vrije loop, fantaserend over mijn aankomst. Zouden de mensen mijn opwinding om hun land te leren kennen begrijpen, zouden ze vriendelijk zijn, zou ik er snel wennen? Dat waren de vragen die door mijn hoofd schoten. Ik ademde diep in en besloot positief te blijven.
Aankomst in Luanda bij een temperatuur van rond de dertig graden, een voor mij ongewone vochtige hitte die me verwelkomend leek te omhullen als een troostend, dik donsdeken. Zoals dat gaat met eerste keren was alles nieuw en probeerde ik het allemaal rustig in me op te nemen om niets te missen.
Ik sloeg de gebruikelijke bagageparade gade met gevouwen handen en deed een schietgebedje dat mijn koffer niet zoekgeraakt was. Vervolgens probeerde ik een gemakkelijk plekje te zoeken om op mijn lift te wachten. Na een uur op zo’n oncomfortabele, harde bank, zocht ik liever afleiding bij het gekrioel om me heen. Ik keek als een blinde die voor het eerst kan zien, want die luchthaven – zo anders dan alle luchthavens waar ik al geweest ben – is een unieke belevenis. En toen was mijn lift er eindelijk.
File is in deze contreien het favoriete excuus en daar kan niemand tegenop, want als je hier eenmaal in het verkeer zit, is het file voor en file na. Ik had al wel een idee van wat me te wachten stond, maar niemand had me verteld dat er geen autowegen zijn in de hoofdstad. Ik bedoel, het is toch een hoofdstad. Wel zijn er enorme gaten in de weg waar je een mens in kwijt kan en na een regenperiode zijn die nog veel dieper. En dan heb ik het nog niet gehad over het gebrek aan nachtverlichting. Er zijn wel lantaarnpalen en het ene verkeerslicht na het andere om het verkeer te regelen, maar er is geen elektriciteit... nergens, of het nu op straat is of bij de mensen thuis. Na een uur omrijden – zowel vanwege de gaten als de hordes mensen die de straat oversteken alsof het voetpaden zijn in plaats van autowegen – over wegen zonder licht, langs brandende afvalbergen (de enige lichtbron) en bouwvallige opslagplaatsen en huizen (oké, ik geef toe dat huis een groot woord is voor iets van vier wanden opgetrokken uit een vreemd materiaal met een zinken dak erop en niets van deuren of ramen), kwam ik aan op mijn bestemming.
Ik moet bekennen dat ik, na de huizen onderweg gezien te hebben, een beetje bezorgd was over waar ik de komende maand zou verblijven. Maar ik moet onder een goed gesternte geboren zijn, want mijn accommodatie is eerder een villa dan een huis en beschikt over twee dingen die ik niet kan missen: een badkamer met stromend water en airconditioning. Het leven is mooi. De volgende stap was een zalig bad om de plakkerigheid van de hitte van me af te spoelen en een nacht slapen om alle botten en gewrichten weer op hun plek te krijgen na de lange reis. Daarna zou ik weer als nieuw zijn.
Diep ademhalen lukt me niet door de drukkende hitte en de jodiumgeur in de lucht van al die vochtigheid. De muggen dansen rond elke lichtbron die ze tegenkomen en ik hoop maar dat ze daar blijven en mij gerust laten. Ik heb nooit veel opgehad met insecten en na die infosessie over alle ziektes die je kan oplopen in dit tropische land, ben ik eerlijk gezegd bang voor ze.
Maar afgezien daarvan... denk ik dat ik hier een leuke tijd tegemoet ga.
Dag 2
Ik heb geslapen als een roos. De combinatie van acht uur vliegen, een uur in de auto en de drukkende hitte, zorgt ervoor dat ik mijn handjes dichtknijp dat mijn kamer airconditioning heeft. Kleine grote luxe. Ik deel mijn kamer met een jong huisgenootje genaamd ngela, het nichtje van de gastvrouw, die haar opvoedt, en mijn maatje op deze avontuurlijke reis. Een roze kamer (echt iets voor een prinsesje als ik) met twee hoogslapers, een bureautje en een flatscreentelevisie die niet werkt, maar de kamer wel helemaal afmaakt.
Ik toog naar de badkamer, gewapend met mijn tandenborstel en een fles water voor mijn ochtendtoilet. Het lijkt me verspilling om mijn tanden met flessenwater te poetsen, maar ik durf niet tegen het doktersadvies in te gaan en zodra ik de kleur van het water zie dat uit de kraan komt, vind ik het al niet meer zo overbodig. De andere reden is dat ik simpelweg niet ziek wil worden in dit land waar de gezondheidszorg ondermaats en ook nog eens peperduur is.
Ik geniet van een ontbijt dat niet onderdoet voor wat ik gewoonlijk in Portugal eet: koffie met melk en vers brood dat de kleine ngela voor ons is gaan halen. Daarna ben ik klaar voor mijn eerste daguitstap naar de hoofdstad.
Alles wat ik zie op straat is nieuw voor me, er is steeds zoveel gaande dat ik eventjes duizelig ben van al dat heen en weer kijken om niets te missen. Het is nieuw en vreemd en helemaal anders dan wat ik gewend ben, maar ik geraak compleet in de ban. Onze chauffeur is de tweede zoon van de dame die ons voorziet van een slaapplek, eten en een behandeling die een prinses waardig is. Na een tijdje rijden parkeert hij de zwarte jeep met getinte ramen aan de oever van een riviertje, waar heel wat jongens naast een lange rij auto’s met open portieren staan. Vlak naast me heeft een jongen met ontbloot bovenlijf, een broek vol gaten en Havaianas die duidelijk twee maten te klein zijn aan zijn voeten, een emmer water in zijn hand die hij tot mijn grote verbazing leegkiepert in de auto. Gelukkig heeft onze auto getinte ramen, zodat de jongen de ongelovige uitdrukking op mijn gezicht niet kan zien. Als ik vraag wat hij doet, wordt me verteld dat dit de manier is waarop ze in deze contreien auto’s wassen. Je krijgt het vele stof in de lucht alleen zo weg en bij deze hoge temperaturen is de autobekleding in een mum van tijd weer droog. Ik vind het nog steeds raar, maar wie ben ik om er wat van te zeggen?
Nadat er een tijd is afgesproken om onze jeep te laten wassen, rijden we verder naar Luanda. Als we in de hoofdstad aankomen, zit ik nog steeds te wachten op de kenmerken van een echte stad – maar goed dat ik zit. De wegen zijn een doolhof zonder gemarkeerde rijstroken, voetgangers steken over wanneer en waar het hen uitkomt omdat zebrapaden ontbreken, in plaats van voetpaden is er rode aarde en ik zie overal afval. Bergen en bergen afval, waar ik ook kijk.
De dag bestaat uit in en uit de auto stappen, van de ijzige kou in de auto naar de ondraaglijke hitte op straat, de auto uit en ‘Belas Shopping’ in (het hipste winkelcentrum van de streek), waar ik me bijna in Portugal waan, en als kers op de taart een bezoekje aan een Angolese supermarkt. Talloze open kassa’s waar telkens meer dan tien mensen staan aan te schuiven en meer medewerkers dan ik kan tellen, maar desondanks stond ik aan de charcuterietoog met een viertal klanten voor me een goeie twintig minuten in de rij, terwijl de zes medewerkers die de klanten moesten bedienen “superdruk” waren met kletsen onder elkaar of parmantig op en neer lopen. De klant helpen was er niet bij. Typisch.
Om de dag af te sluiten als een echte Angolese gaat er niets boven een typisch streekgerecht. Gegrilde tarpoenvis met gekookte bakbanaan. Het verdict? Heerlijk. Toch een opluchting dat ik hier niet dood zal gaan van de honger, zolang ik maar wat regeltjes van de basishygiëne blijf negeren. Ik houd vast aan het oude spreekwoord dat wat niet weet, niet deert. Of in dit geval, wat ik niet weet, zal mijn maag niet deren.
Ik sta versteld van de vanzelfsprekendheid en het gemak waarmee ik de situatie in dit land omarm.
Dag 3
Gisteravond hadden we onweer en regen. Voor mij een prachtig spektakel van moeder natuur, waarbij de donkere hemel voortdurend door bliksemflitsen werd verlicht. Meteen de eerste keer dat ik nachtverlichting zag in dit land. Maar hierdoor viel de elektriciteit wel uit in bijna alle huizen behalve het onze, want dankzij alle bestaande en onbestaande goden die ik kan bedenken, hebben wij een generator.
Ik werd heel vroeg wakker, aangezien uitslapen hier niet echt mogelijk is. Er zijn dingen te regelen, er moeten plaatsen worden bezocht en de tijd die we verliezen aan files moet worden ingecalculeerd. Een rit die ergens anders een kwartier zou duren, neemt hier in het gunstigste geval anderhalf uur in beslag. Wat ik niet erg vind, want ook al nemen we soms dezelfde weg, het uitzicht is altijd weer anders. Eerste bezoek van de dag op weg naar het ontbijt: abnormaal grote kakkerlakken, naar mijn maatstaven tenminste, die overal over de vloer kruipen als in een horrorfilm, en wat doe ik? Luidkeels om hulp roepen van schrik? Er als een ongediertebestrijder op af gaan met een schoen in de aanslag? Neeee, niks daarvan. Zoals je in een mijnenveld zou doen, liep ik op mijn tenen behoedzaam rond om niet op ze te trappen en liet ik ze gewoon hun gang gaan.