Op haar rug tussen de zachte lakens probeerde Carlota starend naar een onzichtbaar punt op het plafond van haar slaapkamer verwoed haar ademhaling, die met horten en stoten ging sinds ze wakker was geschoten uit haar onrustige droom, weer onder controle te krijgen. Ze was al vergeten waar die droom eigenlijk over ging, ze herinnerde zich alleen nog het wanhopige gevoel dat haar gewekt had. En dat ze, nadat ze midden in de nacht uit haar slaap was gerukt, op alle manieren die ze kende en haar te binnen schoten geprobeerd had haar hartslag weer normaal te krijgen, tot op dat moment zonder succes. Ze gaf het op, duwde het dekbed van zich af en stapte uit bed, zonder een mauwend protest van Matias, de rode streepjeskat die rustig naast haar lag te slapen. De koude slaapkamervloer bracht haar terug in de werkelijkheid toen ze op blote voeten naar de keuken liep. Ze had geen honger of dorst, eigenlijk had ze geen idee wat ze daar ging doen, maar ze dwong zichzelf bezig te blijven, zodat die kleine handelingen de nevel konden verdrijven die als een dichte mist rond haar hoofd hing. Ze zette water op en pakte een theezakje zonder te zien welke smaak. Er ging een rilling door haar heen die niets met de temperatuur te maken had. Met een beklemd gevoel goot ze het water in een theekopje en ging in een deken gewikkeld op de bank zitten, in een poging aan de gedachten te ontsnappen die maar door haar hoofd bleven malen. Matias, die haar langs haar benen schurend naar de keuken gevolgd was om haar aan zijn aanwezigheid te herinneren, sprong op haar schoot en ging luid spinnend liggen om over zijn buikje geaaid te worden. Dit bracht haar wat tot rust. Matias was het ideale gezelschap en het perfecte kalmeermiddel voor deze nachtelijke angsten. Hij en muziek. Ze deed haar oortjes in en probeerde zich door de muziek te laten meevoeren naar een serene plek, waar de angst en de wanhoop haar niet konden bereiken.
De ochtend trof haar op dezelfde plaats aan, met de muziek nog in haar oren en haar open ogen gericht op het vooruitzicht van weer een dag. De donkere gedachten, die vroeger alleen ’s nachts op haar neerdaalden, droeg ze nu ook overdag met zich mee. Op dat moment was haar hoofd een ingewikkelde wirwar van verlangens en wensen die niets met de werkelijkheid te maken hadden. Waar kan die wanhoop eigenlijk vandaan komen? Die heeft alles te maken met wat volgens de maatschappij nodig en essentieel is om gelukkig te zijn. Carlota had zichzelf altijd als een zondagskind beschouwd. Ze heeft een baan die haar financieel onafhankelijk maakt, ze heeft een wat je noemt normale en liefdevolle familie en een stabiele relatie die de onvermijdelijke richting uit gaat. Eduardo had alles wat de ideale man volgens Carlota’s moeder moest hebben. Hij was attent en lief, met in zijn blik een tederheid die alleen voor haar bestemd was. Veiligheid was het woord dat het beste bij hem paste en ze kon zich niet herinneren dat ze ooit ruzie hadden gemaakt. Ze hadden het over samenwonen, trouwen, een gezin stichten. Zaterdagen thuis en etentjes met vrienden, zondagen met familielunches en wandelingen aan zee. Kinderen op de beste scholen en diners in chique restaurants. Klinkt idyllisch, toch? Dat was wat zij geloofde, wat volgens haar nodig was voor haar toekomst, voor haar geluk, maar nu werd de hele horizon vertroebeld door twijfels.
Vaak zat ze te staren naar de bedrieglijke wijzers van de klok die het verstrijken van de tijd weergaven, zich verwonderend over waar al die tijd naartoe was die ze aan iets nuttigs had moeten besteden maar die haar door de vingers was geglipt. Ze wilde de tijd stoppen, die haar gemoedsrust terroriseerde en de dromen wegkaapte die ze voor zich uit bleef schuiven. Het was geen geheim dat ze hem als haar vijand beschouwde. Iedereen zei tegen haar dat het al meer dan tijd was om te settelen, een gezin te stichten, bij te dragen aan de stijging van het geboortecijfer. Maar nooit, niet één keer, niet eens terloops, had iemand haar gevraagd hoe zij zich voelde, of ze wel gelukkig was, of dit het leven was waar ze naar verlangde. Misschien maar goed ook. Ze wist niet goed wat ze daarop zou moeten antwoorden, ze wist niet goed wat ze wilde, ze wilde het pad niet verlaten dat door iemand, of vele iemanden, voor haar was uitgestippeld, als de lijntjes op je handpalm. Zoiets als dat haar lot al bepaald was door iemand anders dan zij. Soms had ze het gevoel dat de angst die haar bewegingen belemmerde heel even de wapens neerlegde, voelde ze een onderbreking van haar donkere gedachten, even weg van dat gevangen gevoel, het gevoel opgesloten te zitten in een donkere kamer zonder ventilatie, zonder lucht, met muren die op haar afkwamen en haar de weinige ruimte afnamen die ze had. Dat was als ze bij hem was, als ze de warmte van zijn omhelzing voelde, dat geruststellende gevoel dat alles goed zou komen, die vertrouwdheid die haar liet zien dat alles zo slecht nog niet was, dat alles niet zo onoplosbaar was. Natuurlijk zouden ze een veilige haven binnenvaren, natuurlijk zou de reis met hem rustig verlopen, zonder zware stormen, zonder grote angsten of verwikkelingen. Maar tegelijkertijd was het net die zekerheid die haar verstikte, die haar van haar ziel beroofde. Op een kalme zee word je geen matroos. Waar was de passie die altijd haar leven had bepaald? Waar was de hitte van een hevige ruzie gevolgd door het vuur van een intense liefdesnacht? Waar waren pieken en dalen van een leven dat de moeite waard was? Waar was zíj gebleven? En met die vragen hamerend in haar hoofd, met een bedrukt hart en een beklemde ziel, ging ze naar Eduardo, om wat ze hadden nog een kans te geven, om uit te vissen wat ze nu echt wilde, wat haar echt gelukkig zou maken.
De zon ging al onder, kleurde de hemel in warme tinten oranje, en trof hen aan in die oude, muffe vissersboot, waar ze gewiegd werden door de zachte deining van het tij. Carlota en Eduardo hadden hand in hand een wandeling langs het water gemaakt toen ze op een vissersdorpje waren gestuit, waar verschillende boten roerloos op betere tijden lagen te wachten. Na enig aandringen van Carlota had Eduardo ingestemd om in een van de boten te stappen, en zo hadden ze in elkaars armen gelegen, zonder een woord te zeggen, gewoon luisterend naar de stilte van het verlaten strand. Carlota lag met haar hoofd op zijn borst en terwijl ze het sterke, ritmische kloppen van zijn hart voelde, bedacht ze dat ze op dat moment, in dat oneindige ogenblik, alles had om helemaal tevreden te zijn. Ze zou een lichte ziel en een vol hart moeten hebben. Eduardo’s warme lichaam tegen het hare, zijn armen om haar heen, de zoete smaak van zijn overvloedige kussen: dit alles had moeten volstaan om gelukkig te zijn en toch was dat niet zo. Er zat iets in haar dat niet paste. Alsof je een vierkant in een driehoek probeerde te stoppen. Je kon het best proberen, het je voorstellen, proppen, maar dat leidde nergens toe. Het waren twee stukken die voortdurend botsten, in conflict waren. Ze zuchtte kort en bereidde zich voor op de terugkeer naar de werkelijkheid. Hoeveel ze ook nadacht en overdacht en haar gedachten op een rijtje probeerde te zetten, ze begreep maar niet waarom dit niet genoeg was voor haar. Het was niet zo dat ze niet van hem hield of niet bij hem wilde zijn, ze kon zich alleen niet voorstellen dat ze alles met hem zou delen. Er was een deel van haar dat ze altijd verborgen had gehouden voor iedereen, een deel dat ze bewaakte als een schat, een deel dat opgesloten zat achter stevige, dikke muren en ze was er nog niet klaar voor om dat deel vrij te laten.
Ze voelde zich al een tijdje incompleet en ontevreden. Ze had het gevoel dat ze, in de periode dat ze samen waren, verloren was gelopen in de tijd. Er waren momenten dat ze niet zeker wist of de persoon die ze aan het begin van deze relatie was nog steeds dezelfde was als degene die haar in de spiegel aankeek. Ze merkte op dat de schittering die ze altijd in haar ogen had gehad haar glans verloren had en dat haar altijd spontane glimlach was veranderd in een obligaat lachje, alsof ze anderen ervan moest verzekeren dat ze nog steeds dezelfde persoon was. Maar dat was ze niet meer. Ze wist niet meer of ze bepaalde dingen deed om hem een plezier te doen of dat ze het voor zichzelf deed. Ze kon zich de laatste keer dat ze iets puur voor zichzelf had gedaan of gekozen niet meer voor de geest halen. En ze was ervan overtuigd dat dit het moment was om daar verandering in te brengen, er iets aan te doen. Ze wilde niet meer denken, alle cellen van haar lichaam schreeuwden, smeekten haar om in actie te komen, iets te dóén en zich los te maken uit haar verlamming. Er moest nú iets veranderen, voordat ze zou verstenen in een leven dat ze nooit voor zichzelf had gewild.
Carlota vulde haar longen met zuurstof en ademde uit. Het was niet genoeg en ze ademde nog een keer diep in. Deze keer was het zo’n diepe ademteug waarmee je je hele lichaam probeert te vullen met de zuurstof die je nodig hebt voor grote veranderingen. Ze ging rechtop zitten, maakte zich los uit zijn warmte en sprak de eenvoudige woordjes die uiteindelijk altijd alles veranderen: ‘We moeten praten.’ Hoe zeg je tegen iemand dat het niks te maken heeft met een gebrek aan liefde, dat hij niets verkeerds doet, dat het niet aan hem ligt maar aan haar? Hoe moet ze uitleggen dat ze zo ontevreden en ongelukkig is dat ze er langzaam aan kapot gaat, dat alles wat Eduardo haar kan bieden niet meer genoeg is voor haar? En hoe moet ze ten slotte vragen hoe het mogelijk is dat hij niks doorhad, dat hij niet had gemerkt dat de Carlota op wie hij verliefd was geworden zo verbleekt was tot er niets meer van haar overbleef dan een illusie? Er was geen perfecte of ideale manier, want uiteindelijk waren er twee harten die braken, twee levens die stilstonden, dromen die in rook opgingen, tranen die in een eindeloze stroom vergoten werden, gesmoorde kreten en een relatie die eindigt.
Op weg naar huis besefte een deel van haar dat ze de juiste beslissing had genomen, ook al lag haar hart aan diggelen, ook al voelde ze pijn op plaatsen waar ze het nooit had vermoed, ook al stroomden haar tranen onafgebroken. Ze had het best mogelijke standpunt ingenomen. Hoe zou zij Eduardo gelukkig kunnen maken als ze zelf ergens halverwege de weg kwijt was geraakt, als ze zich niet zichzelf voelde, als ze ongelukkig was. Toen ze haar voordeur opendeed, kwam Matias haar begroeten alsof hij de gemoedstoestand van zijn baasje had aangevoeld. Hij streek langs haar benen, eiste aandacht en wilde op haar schoot zitten. Niets is beter om je humeur te verbeteren dan de onvoorwaardelijke liefde van iemand die alleen het beste met je voorheeft.
De tijd verstreek op zijn eigen onveranderlijke manier, onvermurwbaar en wachtend op niemand. Dagen gingen over in nachten en de nacht bracht vredige slaap, waarin de angst wegvloeide door de mazen van de tijd zoals zand door een zandloper. Ze begon kleine veranderingen op te merken, kleine verschuivingen niet alleen in zichzelf, maar vooral in hoe ze zich in haar vel voelde zitten. De nachtmerries trokken zich terug naar een deel van haar brein waar de vergetelheid heer en meester was. Het gewicht en het duister van de angst spreidden hun vleugels en vlogen naar een plek ver weg. Ze werd eindelijk weer wakker met een lach op haar gezicht, blij met de kleinste dingen waar ze lang geen aandacht voor had gehad. Carlota stond vroeger bekend om haar zonnige glimlach, om de vreugde die uit haar poriën straalde. De laatste tijd was die Carlota verborgen geweest, opgesloten in een klein doosje, maar gelukkig had ze de sleutel gevonden en haar bevrijd. Ze haalde weer vreugde uit een zonsondergang, ze danste weer met zichzelf, ze voelde zich weer mooi en compleet. Ze had geluk gevonden in nieuwe activiteiten en rondzwerven zonder doel of bestemming. Ze had haar stem teruggevonden, had geleerd te houden van de verschillende nuances van haar wezen. Ze had geleerd dat verlies soms tot een overwinning kan leiden en dat ze door Eduardo te verliezen zichzelf had teruggekregen, had hervonden. Ze begreep nu dat wat zij wilde belangrijk was en niet wat de maatschappij belangrijk vond. Het belangrijkste was zijzelf en dat zou ze altijd blijven.