View Colofon
Translations
Proofread

Stefanie Liebreks

Published in edition #2 2019-2023

Draden

Written in NL by Hannah Roels

Het zoeken begint niet bewust. Ik voel me met haar verbonden op een alarmerende, onverklaarbare manier en haar verdwijnen laat me met vragen achter. Ik vraag me bij het wakker worden af waar ze slaapt en hoe ze leeft, en blijf aan haar denken, zacht en wollig masturberend tussen de lakens terwijl ik naar de wolken door het kantelraam kijk. Wanneer ik de fruitkramen in onze wijk passeer, overloop ik met mijn vingertoppen de sinaasappelen, tot ik een exemplaar vind dat me aan haar doet denken, eentje met volmaakte poriën.

Ik belandde in haar yogalessen door mijn aanhoudende nekpijn. De kinesist raadde me dit soort yoga aan, de Iyengarmethode, omdat je er hulpstukken bij gebruikt waardoor het veilig zou zijn voor overspannen beginners zoals mezelf. Ik stapte de studio binnen en was meteen gewonnen voor de koorden, blokken en kussens, gerangschikt tegen de muren, voor de belofte van beheersing dat dit alles uitstraalde, van grip. Maar ik besefte snel dat deze attributen er net toe dienen dat ik de controle zou loslaten. Het enige prettige van deze eerste les was de savasana-positie op het einde, waarbij we mochten doen alsof we dood waren. De heerlijke onbeweeglijkheid van dit liggen, terwijl zij tussen onze lijken liep. Blijf ademen, volg je adem als een draad door je neus, over je bovenlip. Concentreer je op je adem.

Ik had meteen een hekel aan de andere leerlingen, hoe ze met die opgerolde matjes over straat zweefden, hun trage stemmen, hoe ze voor de les begon als lotussen aan de kant zaten, ik droomde ervan hun felgekleurde drinkflessen weg te grissen en hun onderlip te laten trillen van emotie. Ik had de pest aan alle yogamensen in mijn buurt, behalve aan haar.

Het was de manier waarop ze dat sterke, zwarte haar omhoog bond in een knot, die dan langzaam zakte tijdens de les, tot de rekker losraakte en haar lokken openvielen over haar rug. Het was haar kleine, trotse gestalte, de rust van haar kleermakerszit, de geaardheid ervan. Het was de combinatie van dit alles, hoe ze tijdens de kaarsstand haar hemdje onder haar legging stak, dit zedige handgebaar, hoe ze haar korte tenen spreidde en in de mat duwde, als het voetje van een gekko. Alsof er iets samenviel wat anders gescheiden blijft, iets wat je met alle controle van de wereld niet samenbrengt.

Dat haar. Ik rook het voor het eerst toen we met twee een oefening deden, daar houden yogamensen van, samen oefeningen doen. Gelukkig deed ze deze oefeningen bijna altijd met mij, omdat de andere leerlingen bang waren van mijn controledwang en hopeloze stijfheid en meteen paartjes vormden zodat ik alleen overbleef. Dan hield ik me zo stil mogelijk, terwijl ze mijn schouders naar achter trok, mijn wervels naar beneden duwde of mijn nek ondersteunde en haar yogawijsheden scandeerde. Alles is met elkaar verbonden, pezen en huid, spieren en botten, als er iets in je houding verandert, verandert alles. Dan ging ik helemaal op in de geur van dat haar, als rokend hout, een razend makende geur, ik beeldde me in dat ik de rekker eruit trok en mijn hand door dat dramatische gordijn haalde, mijn vingers verstrengelend met haar lokken.

In de winter ontmoette ik haar op straat, verbaasd om haar in iets anders dan yogakleren te zien, om deze nieuwe combinatie met de kleur van haar huid en ogen, een combinatie die niet minder goed was. We ontdekten dat we in dezelfde buurt wonen. Terwijl ze vertelde hoe ze hier is terechtgekomen, keek ik naar haar okerkleurige sjaal en verbeeldde me dat ze op de grond lag en ik de uiteinden van de sjaal onder haar schouderbladen kruiste en naar boven trok, tot de stof zich spande en ik haar ruggengraat uitrekte, langzaam, wervel per wervel, precies zoals ze met mij had gedaan de week ervoor, met een koord tijdens de les. Ik weet niet waarom het gebaar me zo ontroerde. Dit getrokken worden. Ademen en loslaten, zei ze terwijl ze kracht zette. Als je je adem inhoudt, raakt je lichaam in paniek. Doorademen betekent dat alles in orde is en het lichaam past zich aan.

Een week later liet ze ons de koorden aan elkaar knopen en door de metalen ringen in de muur steken, waarna we in de constructies gingen hangen als gevangenen. Pure overgave was het, dit ondersteboven ademen, een vorm van onderwerping. Na de oefening dimde ze de lichten aan het plafond en liet ons op onze matten uitrusten. Ik gluurde tussen mijn wimpers. Het gele licht, het geluid van de regen tegen de ramen, dat opgestoken haar, alles rangschikte zich rond haar profiel, krachtig en zwijgend. Ik voelde de sappen in mijn lichaam dalen en dacht aan het huis waar ik ben opgegroeid, de lichte, opgeruimde dagen daar als kind. Ik dacht aan mijn familie in dit huis, rondlopend door kamers die minder klein, minder donker waren dan ze me nu lijken. Op welk punt is dit alles van generatie verschoven, sinds wanneer hebben deze mensen rimpels en ogen de meubels stoffig? Haar voet met gespreide tenen naast mijn hoofd en haar stem; eerste oorzaak tot lijden; er is geen zekerheid, alles verandert.

Twee maanden later brak de pandemie uit en veranderde de wereld daadwerkelijk, de yogastudio sloot en ze verdween uit mijn leven. Althans, ik hou mezelf voor dat dit eerder een verandering is. Geen echte verdwijning. Zoals een sleutel niet verdwijnt, maar op een andere plek terechtkomt, zoals onze ouders sterven en we jaren later de sporen ontdekken die ze in ons denken hebben achtergelaten. Of zoals een wolk van samenstelling verandert. Maar als ze niet is verdwenen, waar is ze dan wel?

Ik begin naar haar uit te kijken in de wijk. Ik wandel door de lege straten, langs etalageruiten van gesloten winkels, donkere cafés met barkrukken op de toog en vraag me af wat ze aan het doen is. Het plein waar vroeger iedere ochtend een markt stond, ligt er uitgestorven bij in het zonlicht. Scherven glas kraken onder mijn schoenzolen. Ik passeer het kruispunt waar we elkaar eerder ontmoetten en sla de hoek om, ik vermoed dat ze hier ergens woont en kijk om me heen. Kamerplanten in een raamkozijn, verkleurde boekruggen, ik ruik soep en afwaswater. Een nestje heimwee verzamelt zich in mijn maag.

Op weg naar huis loop ik voorbij een boekhandel en mijn blik hapert aan een pocket in het raam van de deur. Impermanence is Good News is de titel. Ik krijg een vreemde smaak in mijn mond. Er lijkt zich iets ondefinieerbaar in mijn lichaam te verplaatsen. Ik sta stil. Ik denk: blijf ademen, het lichaam past zich aan. Het gevoel trekt weg en ik wandel verder.

Ik vraag me af of ik weer aan het controleren ben geslagen. Maar dit is geen neurotisch zoeken, het is eerder een afwachten, een vaag verlangen. Ik ben vrijer gaan bewegen en heb opvallend minder last van mijn nek. Soms vergeet ik de pijn, voorovergebogen etend of me bukkend om iets van de grond te rapen. Ik voel me vreemd slordig deze dagen – komt dit door het gebrek aan sociaal contact? Ik giet koffie over mijn trui in plaats van in mijn mond en verlang naar losse kleren, broeken die minder spannen. Sandalen in plaats van mijn eeuwige veterschoenen. Bovendien kijk ik rond, ik heb nog nooit zoveel rondgekeken tijdens het wandelen, ik die vroeger doelgericht van het ene punt naar het andere liep. Ik kijk naar elektriciteitskabels die over de straten zijn gespannen, naar een slingerplant aan de gevel van een herenhuis en ik denk aan de koorden in de yogastudio. Ik beeld me in hoe mijn hand in haar lokken verdwaalt, een vuist maakt in de zachte weelde en haar hoofd naar me toe trekt.

De lente is nu echt begonnen en ik kom voor het eerst buiten zonder jas. Er hangt een dikke, verzadigde lucht tussen de gebouwen, ik ben dit niet meer gewend, dat grenzen tussen buiten en binnen vervagen. Mijn nekpijn is helemaal weg en ik strek mijn armen naar achter, genietend van deze beweging, van dit ademen met open borstkas. Het uitkijken naar haar is zo’n deel van mijn wandelen geworden, dat ik het doe zonder bij na te denken, als een gewoonte waarvan je de bedoeling bent vergeten, of zoals een dier instinctief zijn route volgt.

Zoekt u sporen? vraagt een jongen, wanneer ik door het steegje loop waar ze vermoedelijk woont. Hier schrik ik van.

Nee, zeg ik, en daarna, mijn gedachten concentrerend; ik zoek een vrouw die hier woont.

Hij staat in een deuropening kartonnen dozen uit elkaar te vouwen. Verderop sluipt een kat tussen de stille auto’s.

Hoe ziet ze eruit?

Ik vind het moeilijk hierop te antwoorden, gezichten zijn lastig te herinneren omdat ze constant veranderen.

Klein, zeg ik ten slotte, lang, donker haar. Oosters uiterlijk.

Heeft u een foto?

Nee.

We kijken elkaar in de ogen. Daarna laat hij de dozen tegen de gevel vallen en maakt aanstalten om naar binnen te gaan.

Ik heb les van haar gekregen, zeg ik, alsof dat alles verklaart.

Die avond denk ik opnieuw aan haar in bed. Ik kan me haar steeds moeilijker voor de geest halen, maar deze wazigheid schept geen afstand, integendeel, ze lijkt dichterbij dan ooit. Het klaarkomen voelt als het spannen van kieuwen.

De dag erna slenter ik naar het park en daar gebeurt iets vreemds. Ik ga onder een boom in het gras zitten en zonder erbij na te denken, plooi ik mijn voeten onder mijn zitvlak. Dit heb ik nog nooit gedaan. Mijn gewrichten doen al pijn bij een gewone kleermakerszit, nu zit ik hier rustig geknield rond te kijken, de zware takken van de kastanje wiegend boven mijn hoofd. Ik ga rechtstaan en wandel rond de boom. Loop ik nu anders? Ik staar naar mijn tenen in de sandalen en ervaar weer die ijle verplaatsing in mijn lijf. Ik beweeg mijn voet, wiebel de wijde tenen, ze zijn wel degelijk van mij, toch is er iets veranderd, ik kan me niet herinneren deze sandalen eerder gezien te hebben. Ik sla de sjaal over mijn schouder en wandel het park uit, mijn voeten opheffend en nadenkend.

Plots weet ik niet meer waarnaar ik op zoek ben. Ik adem de lentelucht in en voel me verkwikt, ontspannener dan ik me in tijden heb gevoeld. Alles wat op mijn weg komt, maakt een blijde verbazing bij me los; slordige grassen tussen de kasseien, het geluid van bestek tegen borden door een open raam. De adem als een draadje door mijn neus. Ronddwalend ontdek ik een steegje waar ik nog nooit ben doorgelopen en ik zie de kerktoren vanuit een onbekende hoek. Ik stap een bakkerij binnen en de verkoopster begroet me alsof ik een nabije kennis ben. Ik kan me niet herinneren haar eerder te hebben gezien. Ik praat met bijna niemand sinds de pandemie is begonnen en haar familiariteit raakt me.

Ik sta deze ochtend laat op en ga even tussen de planten en boeken in mijn raamkozijn zitten. Ik kijk naar de zon op de gepleisterde muren aan de overkant, naar een laken dat uit een raam hangt te drogen en lichtjes wappert. Daarna rol ik mijn matje uit en ga in adho mukha svanasana staan om wakker te worden.

Wanneer ik de post uit mijn brievenbus haal, komt de buurjongen naar buiten.

Vorige week vroeg iemand naar je, zegt hij.

Wie dan?

Hij haalt zijn schouders op.

Een vrouw, erg mager, met kort haar. Ze zei dat ze les van je heeft gekregen.

Wat raar, antwoord ik en heel even voel ik me uit evenwicht gebracht. Alsof er aan een koord getrokken wordt. Ik strijk het haar uit mijn gezicht, neem de rekker van mijn pols en bind het naar boven. Daarna trek ik het mondkapje over mijn neus en wandel de straat uit, de zolen van mijn sandalen klepperend tegen de stenen.

More by Hannah Roels

Het portret

Het huis had een eiken deur en statige voorgevel, er hingen geen naamkaartjes. Het duurde even voor David naar beneden kwam en ik keek de straat rond. Deze was vredig en wit, niet te vergelijken met de buurt bij het kanaal waar Sam en ik woonden. Ik balanceerde tussen dromerigheid en wrevel, zoals vaker in confrontatie met dingen die ik me niet kon veroorloven. Hij opende de deur en lachte me toe. Zijn hemd hing open. Ik liep achter hem de trap op en werd opnieuw binnengelaten in zijn geur; noten en terpentijn. Het atelier was even rommelig als de vorige keer, maar er leek iets opgeklaard, a...
Written in NL by Hannah Roels
More in NL

Sommige dingen veranderen nooit

Ik voelde nog geen angst voor je, daarom reikte mijn hand omhoog, de jouwe vragend te zakken. En dan ging je hand in dalende lijn, liftmuziek als warme doekjes, met aders als kronkelende slangen die altijd zwijgen, je beet op je nagels totdat ze krompen tot schelpjes, en daar zakte jouw hand om die van je zoon vast te nemen en we verstrengelden ze met onze wormen van vingers. Arme jij. Daarvoor droeg je me in je armen, neuriede je slaapliedjes midden in de nacht toen jij ook moest liggen ronken. Je veegde meer dan eens mijn billen af, raakte met je wormen mijn kak aan die me van ballast ontde...
Translated from PT to NL by Finne Anthonissen
Written in PT by Luis Brito

Van gedachten veranderen

Maixa raadt me aan om duidelijk te articuleren, maar zonder Britse-kostschoolaccent, om niet te lang bij het theoretisch kader te blijven hangen, om te controleren of de apparatuur werkt voordat ik aan mijn verdediging begin, om me bescheiden op te stellen, om aantekeningen te maken van de vragen en opmerkingen van de commissieleden en om ze uit te nodigen om een hapje te gaan eten in een café. June vindt een café wel erg armoedig en suggereert catering op de faculteit, een citaat van Weber, een half bromazepammetje bij het ontbijt en een ritje in haar auto naar Gasteiz. Ik ga in op het citaat...
Translated from ES to NL by Joep Harmsen
Written in ES by Aixa De la Cruz Regúlez

Jericho

Deel I – De ranch  I De ranch, zo noemden ze hem, verhief zich eenzaam op een hoogvlakte, op de top van een lage heuvel. Het was een boerderij van twee verdiepingen, een houten bouwwerk, lang, smal en rechthoekig.      Door het grote raam van de bovenverdieping keek Jens, vanuit de schommelstoel in de gang, naar het land, dat zich uitstrekte tot aan de overkant van de rivier. Zijn kleine, zwarte ogen stonden geen moment stil, speurden de in het duister gehulde horizon af, gespitst op elk verdacht detail. Elia en Natan zaten naast hem op de grond en speelden met verroeste speelgoedautootjes.  ...
Translated from IT to NL by Sandra Verhulst
Written in IT by Fabrizio Allione

Hoe we minder zullen worden

1. In hun woonkamer hangt, naast een kalender, de rekening van een restaurant waar ze hadden besloten bij elkaar te blijven en een paar foto’s, een lijst van alle dieren en planten die met uitsterven bedreigd worden. Respectievelijk 3.079 en 2.655. Zij had die lijst al sinds haar dertiende en had toen, bij gebrek aan stickers, pleisters geplakt bij de dieren die ze het liefste wilde zien.  Hij dacht dat het een herinnering was uit haar jeugd en had nooit stilgestaan bij de mogelijkheid dat ze met uitsterven bedreigde dieren en planten zouden gaan zoeken.  Als er een nieuw dier op het lijstje w...
Written in NL by Rebekka de Wit

Op weg naar huis

Terwijl ze in de auto op weg naar huis de stad uit rijden, probeert hij de boel te relativeren door te stellen dat dit een van die onmogelijke situaties was, die hij Wat-zou-jij-doen-als noemt. Zij knikt. ‘Dat soort situaties zijn niet jouw sterkste kant,’ merkt ze op. ‘Wat wil je daarmee zeggen? Meer dan dat had ik verdomme toch niet kunnen doen?’ ‘Niet vloeken. Matteo herhaalt alles wat je zegt.’ Alice werpt een blik over haar schouder. Matteo ligt uitgeteld in zijn stoeltje. ‘Ga je me nog vertellen wat ik verkeerd heb gedaan?’ vraagt hij na een poosje. ‘Davide, je bent compleet doo...
Translated from IT to NL by Sandra Verhulst
Written in IT by Fabrizio Allione

Een suizen

Tijdens het laatste gedeelte van de reis had hij door het smerige raam van de trein de randen van de hemel gezien. Hij kwam een stukje overeind om ook aan de andere kant van de coupé te kijken en kwam daardoor in de buurt van de slapende man wiens gezicht achter het gordijn verborgen ging en die zijn rechterhand ferm op een kleine reistas op de stoel naast hem hield. Ja, door het raam aan zijn kant was hetzelfde te zien. Een compacte, paarsblauwe strook in een vlak evenwijdig aan een uitgestrekt veld vol met uitgedroogde graspollen. En aan de rand daarvan een helder lichtblauw, als een verre z...
Translated from RO to NL by Charlotte van Rooden
Written in RO by Lavinia Braniște