View Colofon
Original text "No den comida a los monos" written in ES by Roberto Osa,
Other translations
Published in edition #1 2017-2019

Verboden de apen te voederen

Translated from ES to NL by Heleen Oomen
Written in ES by Roberto Osa

Luz stond al meer dan een halfuur in de zon te wachten. Af en toe liep ze  over de stoep heen en weer om de stijfheid in haar benen te verdrijven en  minder last te hebben van haar zware buik. Haar ogen gleden razendsnel  over het drukke autoverkeer in de laan, vooral wanneer er ergens een op 
trekkende motor klonk. Maar nee, niets. 
Ze besloot beschutting tegen de hitte te zoeken onder het afdak van  het gebouw. Op dat moment kwam er een kleine rode auto achter een bus  vandaan gezigzagd. Luz zag hoe Jaime vol op de rem trapte en een paar keer  toeterde, alsof hij al een hele tijd op haar stond te wachten. Ze bleef nog  even in de schaduw staan. 
‘Gefeliciteerd,’ zei Jaime. 
‘Schiet op, we staan dubbel geparkeerd.’ 
Luz’ rug sloeg tegen de rugleuning toen Jaime de koppeling losliet  en optrok. 
Pas aan de rand van de stad zei Luz: ‘Gaan we niet naar huis?’ Jaime grijnsde triomfantelijk. 
‘Kijk eens onder je stoel.’ 
Met veel moeite reikte Luz over haar buik heen naar het pakje dat  Jaime daar had neergelegd. Het was een doos ter grootte van een boek, in gepakt in groen cadeaupapier. 
Toen ze het lint eraf trok las Luz hardop: beleef de ervaring. ‘Dat gaan we dus doen.’ 
‘Nu?’ 
‘Jazeker. Vandaag is de dag dat we verkering kregen, en nou ja… Ik  wou het op de een of andere manier goedmaken.’ 
‘Goedmaken.’ 
‘Nou kijk…’ Jaime probeerde zichzelf tijd te geven om na te denken.  ‘Ik bedoel, voor de afgelopen dagen.’ 
‘Aha.’ 
Ze waren de stad uit en een paar minuten later reden ze een provin ciale weg op met aan weerszijden olijfbomen. Luz zette de radio aan, die de  stilte nog een paar kilometer lang verdreef. 
Na een tijdje begon Luz weer te praten: ‘En waar gaan we die erva ring dan wel beleven, als ik vragen mag?’ 
‘Jij houdt toch zo van dieren?’ 
‘Ik ben dol op dieren.’ 
‘Nou, dan wordt het zeker een succes, let maar op.’ 
‘Het is drie uur ’s middags en ik heb nog niet eens geluncht.’ Jaime zocht met één hand achter zijn stoel en haalde een plastic zak  tevoorschijn die hij op Luz’ schoot zette. Ze keek erin: een flesje water, een  broodje gezond, een paar chocoladesnacks, een pak koekjes en twee blikjes  frisdrank.
‘Nee maar, nu ben ik werkelijk onder de indruk.’ 
Ze haalde het plasticfolie van het broodje en begon het op te eten. Luz had haar broodje bijna op toen de auto stopte voor een grote,  ronde poort waarop stond: safari: wilde dieren bij u om de hoek. Voor de ingang stond een man in tropenuitrusting die hen een paar  foldertjes gaf en de regels van het park uitlegde: u mag de route in uw eigen  auto afleggen, maar uitstappen is strikt verboden; foto’s maken mag, maar  zonder het raam open te draaien, toeteren is verboden en de dieren, die  overal op het terrein vrij rondlopen, hebben altijd voorrang. Streng verbo den om ze te voederen. 
‘Vooral de apen zijn erg brutaal en kunnen zelfs agressief worden,’  zei hij, terwijl hij naar het stoffige pad wees waar de route begon. De auto reed langzaam verder. Jaime zat over het stuur gebogen  alsof hij bang was dat ze elk moment konden worden aangevallen door een  neushoorn. Ondertussen nam Luz kleine slokjes van haar frisdrank en  tuurde over de vlakte. 
Een paar minuten lang reed de auto door het stof zonder dat ze ook  maar één dier zagen. 
‘Kijk daar!’ riep Jaime, terwijl hij de auto abrupt stilzette. Twee giraffen draafden voor hen langs, de grond trilde onder de  stoelen van de auto. 
‘Ze zijn groter dan ze op tv lijken.’ 
‘Ik heb al weleens eerder een giraf gezien,’ antwoordde Luz. ‘Wanneer dan?’ 
‘In de dierentuin. Als kind.’ 
Jaime wachtte even. Daarna zette hij de versnelling in zijn een en  kwam de auto weer in beweging. 
Binnen een omheining liep een neushoorn en voor het hek stond  een bordje: kenny, witte neushoorn. republiek congo. ‘Maar hij is grijs,’ zei Jaime. 
‘Dat wit slaat op het ras. Denk ik.’ 
Ze reden verder over het pad. 
Onder een es lag een leeuw zijn middagdutje te doen, zonder weet te  hebben van de pottenkijkers. 
‘Dat is de slimste van allemaal,’ zei Jaime. 
‘Hoe bedoel je?’ 
‘Nou, je weet wel, de koning van de jungle en zo.’ 
‘Nee. Daar weet ik niks van.’ 
‘Nou, dat dus. De leeuwin gaat jagen en zo en de leeuw ligt rustig te  wachten tot ze hem eten komen brengen.’ 
‘Dat meen je niet.’ 
‘Zo is het altijd geweest.’ 
‘Ik weet niet wat ik hoor.’

‘Echt, dat zeggen ze altijd in documentaires en encyclopedieën, ik  verzin het niet.’ 
‘Je overtreft jezelf.’ 
Jaime besloot zijn mond te houden. Een poos lang reed hij in stilte  verder. 
Ze kwamen langs een klein meer waar aan de oever drie zebra’s  graasden. Luz ging rechtop zitten en drukte haar gezicht bijna tegen de  ruit. 
‘Stop.’ 
Jaime remde langzaam af. De wagen bleef staan in de schaduw van  een paar enorme bomen langs de kant van de weg. Tussen de stammen  door bleef Luz de zebra’s bewonderen. 
‘Wat zijn ze mooi.’ 
‘Nou, die aap daar is anders zo lelijk als de nacht.’ 
‘Welke aap?’ 
‘Dat vrouwtje daar. In die boom rechts, zie je d’r?’ 
Luz keek omhoog. In de boom zat een reusachtige aap met een  grijzige vacht. 
‘Hoe weet je dat het een vrouwtje is?’ 
‘Kijk maar, ze draagt iets op haar buik. Dat is haar jong.’ 
‘O ja. Zou kunnen.’ 
‘Wat zijn bavianen goddomme toch een lelijke beesten.’ 
‘Je weet niet eens of het bavianen of makaken zijn of weet ik veel  wat.’ 
‘Nou en of ik dat weet. Dat zie je aan de vacht. 
De aap maakte een beweging alsof ze iets tussen de oren van haar  jong uit plukte. 
‘Op de savanne stikt het van de bavianen.’ 
‘Maar we zijn hier niet op de savanne. Heb je weleens in de spiegel  gekeken?’ 
‘Ga je me nou vergelijken met een baviaan?’ 
‘Die arme aap kan er niks aan doen.’ 
‘Kom op, Luz, verpest het nou niet.’ 
‘Ik verpest niks.’ 
‘Alles ging goed totdat jij…’ 
‘Heb je dit gezien?’ Luz pakte haar buik met twee handen vast, alsof  ze die voor het eerst liet zien. 
Jaime wendde zijn blik af en staarde door het raam naar buiten. ‘Begin nou niet weer,’ zei hij zacht, alsof hij het antwoord niet wilde  horen.
‘Dit hier is ook van jou, ga dat onderwerp nou eens niet steeds uit de  weg.’ 
‘Ik ga het niet uit de weg. Het is alleen…’ 
‘Wat?’ 
‘Nou ja. Weet ik veel.’ 
‘Je bent een lafaard.’ 
‘Goed zo.’ 
‘Ik wil een beetje betrokkenheid zien, wanneer dringt het nou eens  tot je door wat er over drie maanden op ons af komt?’ 
‘Wat een gezeik,’ mompelde hij binnensmonds, maar hard genoeg  dat zij het kon horen. 
De zebra’s waren verdwenen en ondertussen begon zich rond de  auto een groep apen te verzamelen. Ze klauterden langs de boomstammen  omhoog, een paar liepen rond te wroeten in de buurt van de wielen. 
Luz en Jaime staarden naar de bavianen, luisterden hoe ze met hun  nagels over het zand op de grond krabden. De aap met het jong klom steeds  hoger de boom in, tot ze haar niet meer konden zien. Jaime keek naar de  overkant van het meer. Er kwaakten kikkers. 
‘Ik heb nooit ja gezegd.’ 
Hij kon haar niet aankijken, maar bij het uitspreken van die woor den voelde hij hoe zijn bloed sneller begon te stromen.  
‘Je kunt er toch niet zomaar op los blijven leven, Jaime.’ 
‘Nooit. Ik heb nooit gezegd dat ik dit wilde.’ 
‘Dacht je dat dit een soort verkoudheidje was?’ 
Jaime legde zijn handen op het stuur. Zijn blik zweefde aan het eind  van het pad, dat verdween tussen de bomen die in de verte met elkaar leken  te versmelten. 
‘Je hebt geen ballen.’ 
‘Jij altijd met je ballen.’ 
‘Lafaard. Vuile, smerige lafaard.’ 
Voordat Luz verder kon gaan, hoorden ze een tak kraken en een  fractie van een seconde later viel er een aap op de motorkap. Hij kwam zo  hard op de auto terecht dat hij een deuk maakte in het midden van de klep.  Luz gilde. En ze had haar gil nog niet geslaakt of de aap kwam overeind en  ging op zijn achterpoten staan. Hij grijnsde spottend en ontblootte steeds  opnieuw zijn tanden. 
De bavianen rondom hen begonnen af te druipen. Maar die op de  motorkap bleef staan. 
‘Verrekte rotaap. Ik kreeg zowat een hartverzakking,’ zei Jaime toen  hij van de schrik bekomen was. ‘Ik hoop dat ze verzekerd zijn. Iemand zal  hiervoor moeten dokken.’
Luz drukte de zak met eten tegen haar buik. Ze haalde er een choco ladereep uit en begon hem met kleine hapjes op te eten. De baviaan bestu deerde haar aandachtig. 
‘Volgens mij heeft hij honger.’ 
Ze begon iets te zoeken in de tas. 
‘Kom op, Luz, doe even normaal.’ 
Jaime maakte een paar wilde gebaren naar de voorruit om de aap aan  het schrikken te maken. 
‘Hier is ie.’ 
Luz haalde een langwerpige, bruin-met-gele reep uit de tas. Ze hield  hem onder haar neus, alsof ze de chocola door de wikkel heen kon ruiken,  en daarna hield ze hem voor de ruit. De aap tikte met zijn vinger op het  glas. 
‘Een Lion?’ vroeg Jaime. 
De kop van de baviaan kwam steeds dichter bij de ruit. 
‘Ga je die aap nou een Lion geven?’ 
Jaime draaide de contactsleutel om, maar een seconde eerder was  het bijrijdersportier opengegaan en Luz stond al naast de auto. ‘Luz!’ 
Maar Luz negeerde hem, ze had alleen nog oog voor de aap, die over  de motorkap naar haar toe kwam gelopen en zijn neus uitstak naar de cho coladereep. 
‘Stap onmiddellijk in. Ik zweer dat ik je hier laat staan.’ 
Hij moest hard roepen om boven het geluid van de motor uit te  komen. 
‘Luz!’ 
Ze stak haar arm uit. Nog voor ze hem helemaal had uitgestrekt  griste de aap de reep uit haar hand; hij sprong weer terug in de deuk en  begon de verpakking met zijn tanden kapot te scheuren. Luz verbaasde  zich niet over de behendigheid van het beest, dat de Lion onderaan vast hield terwijl hij at, alsof hij bang was om vieze vingers te krijgen. De aap zat  rustig te kauwen en keek af en toe met zijn fonkelende kraaloogjes naar  Luz, maar zonder echt op haar te letten, alsof de vrouw ineens deel uit maakte van het landschap. 
Jaime zette de motor af, boog opzij naar het bijrijdersportier en  fluisterde smekend: ‘Stap in de auto. Alsjeblieft.’ 
De aap had bruine tanden, likte de wikkel af en zoog na elke hap aan  zijn vingers. Hij leek wel een kind. Een harig kind dat geniet van een belo ning voor goed gedrag. 
Boven de bomen aan de overkant van het meer begon de lucht  oranje te kleuren, de kikkers kwaakten steeds dichterbij en die baviaan zat  maar te kauwen. 
Luz legde haar handen naast elkaar op haar buik, zonder haar blik  van het dier af te wenden. 
‘Nee,’ zei ze. ‘Nog niet.’ 
Maar de reep was al bijna op.

More by Heleen Oomen

Communie

‘Zou het hier zijn?’  ‘Dit is het adres op het briefje, komt het je niet bekend voor?’ ‘In mijn herinnering is dit een stuk braakland. We hadden meer  gehad aan de naam van het restaurant.’  ‘Ze heeft het je gegeven toen ze belde.’  ‘Het moet hier zijn. Er staan een hoop auto’s,’ antwoordde ik, ter wijl ik al richting aangaf om te parkeren.  ‘Bel je zus even, dan weten we het zeker.’  ‘Ik heb het niet opgeschreven omdat ik dacht dat we niet zouden  gaan. Ik ken dat kind niet eens.’  ‘Het is attent van ze dat ze ons hebben uitgenodigd. Misschien is  het wel een goed moment voor jou om… Je weet ...
Translated from ES to NL by Heleen Oomen
Written in ES by Roberto Osa

Verwrongen

Die avond riep hij me, en het zag er niet naar uit dat hij zou stoppen. ‘Mama. Mama!’  Dat bracht hij uit tegen mij en tegen zijn kamertje, terwijl hij zich  opkrulde in een wassen duisternis vol speelgoed (zijn enige bezit). Hij riep  me opnieuw, dit keer veel harder, en ik wendde mijn blik af en streek langs  de onderkant van mijn whiskyglas, tot de condens op het topje van mijn  vinger gleed.  Het woord zat sinds zijn babytijd stevig in zijn brein genesteld. Roerloos staarde ik naar de onveranderlijke, iriserende vorm van de  druppel. Het was geen misdrijf om hem te leren wat kou was, om di...
Translated from ES to NL by Heleen Oomen
Written in ES by Matías Candeira

Hydro

‘Niets beter dan thuiskomen,’ zegt Saúl, en hij doet zijn ringen een voor  een af.  Ivanka loopt naar het midden van de hut en blijft daar staan. Ze  wacht nog even. Ze kijkt toe hoe hij in de weer is aan de rand van het bed,  haastig, zodat het rode licht zijn zwaarlijvigheid verzacht en zijn ademha ling versmelt met het geruis van de oceaan. Hij heeft de kamer zelfs zorg vuldig bezaaid met kleine eilandjes van zichzelf. Hij heeft snel zijn  schoenen uitgetrokken. Zijn colbert valt slap over de staande kapstok. Zijn  manchetknopen en zijn vlinderdas legt hij op het nachtkastje. Wat voorko men...
Translated from ES to NL by Heleen Oomen
Written in ES by Matías Candeira

Monsterboom Boomjongen

We weten nog steeds niet hoe Oscar het zaadje heeft kunnen inslikken en  we zijn er nooit achtergekomen waar hij het vandaan had. Het is ons al he lemaal een raadsel hoe de boom binnen in hem kon gaan groeien, hoe het zaadje ongehinderd kon ontkiemen, zei de dokter, bij de ingang van zijn  maag, waar het zich alleen kon voeden met de spijsverteringssappen van  het kind. Want op zevenjarige leeftijd, dat zei de dokter ook, functioneert  de maag al uitstekend. Het lichaam van onze Oscar – het was toen nog  onze Oscar – liet de boom gedijen, met wortels die zijn darmen in groei den, een stam die ...
Translated from ES to NL by Heleen Oomen
Written in ES by Mariana Torres

De levenden

Mama is eenzaam en langzaam gestorven.  De doodsoorzaak, zeggen de artsen, was vergiftiging. Vergiftiging,  mama.  Wat een idiote gedachte.  Ik ben niet met de dokters in discussie gegaan, ik heb alleen de pa pieren getekend en de begrafenis geregeld. Als mama iets goed kende, was  het wel haar huisapotheek. Ze doseerde altijd heel zorgvuldig. Ze vergiste  zich nooit. Aan het kind heb ik zolang de officiële versie verteld, dat ze zich zelf per ongeluk had vergiftigd. Op een dag zal ik wel tegen haar zeggen dat haar oma zelfmoord heeft gepleegd.  Het meisje is overal bij geweest, we hebben het ...
Translated from ES to NL by Heleen Oomen
Written in ES by Mariana Torres

Parenthese

Ik vermoed dat we zelfs het betrouwbaarste wat we hebben – onze zintuigen, oftewel, de dingen die we zien, horen, met ons lichaam waarnemen – onder bepaalde omstandigheden niet kunnen vertrouwen, zoals bij de dood van een ouder, de geboorte van een kind of het moment vlak voordat we overreden worden. Nu we papa eenmaal begraven hebben en ik eindelijk alleen ben met mijn gedachten, stel ik vast dat de tijd gisteren in het mortuarium, net als dertig jaar geleden, stil heeft gestaan. Goed, een paar seconden. Maar het was al eerder gebeurd. En ik wist meteen dat ik hetzelfde verschijnsel als kind ...
Translated from ES to NL by Heleen Oomen
Written in ES by Mariana Torres

Laat het opklaren

Voor ik naar haar cel loop – ik zal langzaam lopen zodat ze het wringende geluid van mijn laarzen hoort naderen, ik wil dat ze weet dat ik eraan kom – draai ik het peertje in de plafondlamp boven mijn bureau. Als ik voel dat het vastzit zet ik extra kracht. Onmiddellijk hoor ik in de fitting dat knerpende geluid als van sneeuw. Een minuscuul geloei dat ook iets zegt over mij, over hoe ik de zaken hier regel.     Ik sla de gang op de tweede verdieping in. De cellen zijn hier vlakbij. Naast het witte raam zit Im met zijn armen over elkaar op zijn stoel te dommelen. Als ik mijn wijsvinger onder z...
Translated from ES to NL by Heleen Oomen
Written in ES by Matías Candeira
More in NL

Een bom in de nacht die de bergen verlicht

Mijn vingers, gezwollen van hard werk en ouderdom, schuren over mijn wangen telkens wanneer ik de tranen droog die blijven stromen. Ik ben ervan overtuigd dat de zee eindeloos is en begrijp niet hoe het kan dat ik steeds opnieuw door een golf van verdriet overvallen word terwijl ik al dood ben vanbinnen. Is er dan geen rust na het einde van alles? De zee heb ik nog nooit gezien, maar ik weet hoe men wegen baant. Water is ongrijpbaar, gaat altijd waar het wil, maar ik kan het langs geulen leiden en zijn koppigheid in mijn voordeel laten werken, voor het me weer door de vingers glipt om de die...
Translated from PT to NL by Finne Anthonissen
Written in PT by Daniela Costa

Een paar maanden later

12 augustus  ‘Mohammad, wees over een kwartier bij de telefoon. Ik denk dat ik haar gevonden heb!’     Ik spring uit mijn bed, doe verstrooid en zo vlug als ik kan mijn kleren aan en loop het hostel uit. Snel. Alsof het iets uitmaakt of ik nu vijf minuten vroeger of later aankom. Ik ren bijna de berg af, richting de haven, ergens tussen de joodse wijk Hardara Carmel en de voormalige Palestijnse wijk Wadi Salib. Toch hoor ik een zaag, waarmee wellicht ijzer gezaagd wordt, en ook kippen en hanen. Merkwaardig. De geur van een boerderij in het midden van de stad, die er alles aan doet om de geschi...
Translated from SL to NL by Staša Pavlović
Written in SL by Andraž Rožman

Het eiland

Nog altijd weet ik niet waar ik op de eilanden naar zocht. Ik weet alleen wat ik heb achtergelaten. Het land dat mijn paspoort heeft verstrekt. De vrouw die me ter wereld heeft gebracht. Spullen die voor geld te koop waren. Een wereld die ik niet in staat was te veranderen. Het zeewater was warm. In de avond glinsterden de golven van het oplichtende plankton. Na jaren reizen verwarde ik de havens tussen de palmen waar ik op de boot stapte. Ik verwarde de namen van de eilanden die begonnen met ko en nusa. Ik verwarde de donkere ogen en de kleurrijke kleding van de andere passagiers. Toch kwam ...
Translated from PL to NL by Charlotte Pothuizen
Written in PL by Urszula Jabłońska

De verschijning

Op een zondagochtend in augustus liep alles uit de hand, toen de eerste voorbijgangers, personeel van de bistro’s in de buurt, op het Place du Parvis Notre Dame het voorwerp ontdekten; het was net een enorme kogel, op de grond, de punt gericht op de kathedraal en de achterkant richting het hoofdbureau van de politie. Zo op het eerste gezicht leek het projectiel twintig meter lang, met een doorsnee van vijf meter. De barmannen en kelners kwamen nieuwsgierig dichterbij, liepen eromheen, haalden hun schouders op en vertrokken weer om hun restaurants te openen. Dat was om een uur of zeven. Rond a...
Translated from RO to NL by Charlotte van Rooden
Written in RO by Alexandru Potcoavă

De viltstift

Eerst zit Robert alleen op de bank, links van de vlek die Sven er een paar maanden geleden met een rode viltstift op heeft gemaakt. Hij vraagt me hoe het gaat, of de apotheken en de winkels open zijn, of ik alles heb wat ik nodig heb, of ik weet wat ik moet doen als er iets gebeurt. Het gaat goed, ze zijn open, ja dat heb ik ja, ik heb alles, er gaat niets gebeuren. Elke dag vraagt hij me hetzelfde, elke dag geef ik hem dezelfde antwoorden. Er valt hier na vijf uur ’s middags niets meer te beleven. Het hele punt van een lockdown is dat er niets gebeurt, wil ik eraan toevoegen, maar ik weet dat...
Translated from SR to NL by Pavle Trkulja
Written in SR by Jasna Dimitrijević

ONZE VADER

Het hele lichaam van mijn halfbroer heeft zich naar zijn onverschilligheid gevormd. Zijn benen, licht gekromd en in een vale spijkerbroek gestoken, eindigen in voeten die hij tijdens het lopen nauwelijks van de grond optilt, waardoor zijn aanwezigheid constant gepaard gaat met een sloffend geluid. Zijn bovenlichaam is als een uitgezakte ijstaart op zijn middel gezet. Hij heeft voorovergebogen schouders en slungelige armen die hij alleen opheft wanneer het hoogstnoodzakelijk is. Maar wat me het eerst opvalt als hij in de deuropening van zijn eengezinswoning verschijnt, zijn zijn wenkbrauwen en ...
Written in NL by Lotte Lentes