Deze tekst bestaat uit hoofdstuk 17 en 18 van 24, uitgegeven door Partizanska knjiga in 2018.
22.12.2014 Diario de Vida
Het onwerkelijke karakter van Plaza de España wordt veroorzaakt doordat deze de grandeur weerspiegelt van een vroegere beschaving die in de moderne tijd zijn betekenis heeft verloren. Wat moet een koloniale grootmacht met zo’n groot plein, pompeus gerangschikt op verschillende Spaanse provincies en ingericht voor ceremonies uit het verleden? Koetsen reden rondjes om de fontein, een goedkope manier voor toeristen om zich even van adel te wanen. Gelukkig zijn er hier tenminste geen Segways. Een paard maakte handig gebruik van de onoplettendheid van zijn koetsier, wierp het juk van zich af en galoppeerde zijn pasverworven vrijheid tegemoet. Het dier zaaide verwarring alom en liet klikkende camera’s achter zich die probeerden het tafereel, samen met de regenboog in de fontein midden op het plein, vast te leggen, maar het paard was al naar het María Luisa-park gerend. Dit Disneyland voor volwassenen was vredig en ongelooflijk idyllisch. Het paard stormde langs de grootse Ficus macrophylla, die wel uit een fantasmagorisch kindersprookje leek gestapt en in het park tussen de palmbomen en het overige groen een plek had gezocht, magistraal zijn wortels boven de aarde tillend als een omgekeerde boomkruin. Uit één boom steeg een duif op die over de Mudejar-fonteinen naar zijn volk vloog dat zich rond het eilandje met de eenden en zwanen verzamelde. Eenmaal geland zei hij iets tegen zijn kameraad die toen opsteeg, een rondje maakte om de hoofden van twee nieuwsgierige mensen en theatraal in de boom boven hen neerstreek, terwijl ze hem aandachtig nakeken. De twee mensen beseften toen pas dat er in die boom een aantal witte duiven zat. Ze staken de brug over, bekeken de eendenvijver en liepen vervolgens naar het hoger gelegen paviljoen om het park van bovenaf te bekijken. Er kwam een meisje langsrennen dat bleef staan bij het hek met de insnijding N08D0, daardoorheen het netvormige parklandschap bekeek en weer haar weg vervolgde. Vol bewondering stopte ze toen ze twee meisjes gillend van geluk een wagentje zag besturen richting Plaza de America. Nadat ze een rondje hadden gemaakt om het plein, stuitten ze op de aangrijpende aanblik van het dode paard op het Mudejar-paviljoen, vredig omdat het de laatste minuten van zijn leven als revolutionair had doorgebracht, een strijder voor paardenrechten.
Viktor stond op het Plaza de España en luisterde via de oordopjes van zijn telefoon naar het nummer ‘Volim te kao konja’, ik hou van je als van een paard, van Zdenka Kovačiček. Voor zijn onderzoek had hij vierentwintig kaartjes gemaakt met aantekeningen gebaseerd op Vida’s dagboek en op zaken die hij tijdens het onderzoek had ontdekt.
Hij besloot de puzzelstukjes te verspreiden over de bankjes bij de nisjes van de Spaanse provincies, die met schilderachtige taferelen uit de betreffende streek waren ingelegd. Voor al Vida’s episodes had hij mini-altaren gemaakt die hij met veel respect en nederigheid behandelde, in een poging haar geheime taal te begrijpen. Hij had geluk dat dit strakke, mysterieuze plein niet volstond met bezoekers, zoals je zag in de smalle straten van het stadscentrum, waar ze elkaar op zoek naar kerstkoopjes verdrongen. Politieagenten liepen zo nu en dan langs om te zien waar hij mee bezig was. Ondanks de twijfel die hij bij hen opriep, wist hij hen er steeds weer kundig van te overtuigen dat hij niet dement was. Hij probeerde er op allerlei manieren voor te zorgen dat de notities niet zouden wegvliegen en bevestigde ze aan de tegels. Hij had uit het appartement alles meegenomen wat hij daarvoor kon gebruiken.
Een schaar, een mobieletelefoonhoesje, een plakbandhouder, een rekenmachine dat hij in het appartement was tegengekomen, een telefoonoplader, een pen, de afstandsbediening van de airco, een sinaasappel, de aansteker voor het gasfornuis, een knoflookpers, een gewone aansteker, een externe harde schijf, een gids voor Andalusië, het boek De Pelgrimstocht van Arsenije Njegovan, een doosje “aspirines”, een dictafoon (kapot), het azulejo siertegeltje waar de zeep op lag, een koelkastmagneet (een arabesk met Granada erop), de sleutels van zijn appartement in Belgrado, een kleine aardewerken wierookhouder, een Ritter Sport met hele hazelnoten, een USB-stick, een lippenstift en een spiegeltje.
Hij vond het noodzakelijk om deze realiteit te ontleden en te bekijken zoals die was opgeschreven, op het eerste gezicht onsamenhangend en chaotisch, maar eigenlijk in perfecte harmonie met Vida’s pseudo-romantische natuur. Hij stond nerveus met zijn voet te tikken en rende toen van het ene kaartje naar het andere, in een poging de rode draad te ontdekken die in de verschillende fragmenten uit Vida’s verhaal te vinden was. In de verte speelde de ‘Deux Arabesques’ van Debussy. Die hoorde hij niet, want in zijn oren weergalmde de muziek van zijn telefoon en in zijn hoofd een koor van Vida’s zinnen. Ze hingen boven zijn bewustzijn als een caption op sociale media die samen met de visuele prikkel die erbij hoort in je geheugen gegrift blijft. Al die stemmen en tonen, in- en uitwendig, verstomden, terwijl het ritme van de roep die meer en meer op een oorlogslied begon te lijken, steeds luider werd.
De fragmentor roept
De kinderen der manische nachten
De fragmentor tandenknarst
Schreeuwt in het holst van de nacht
De fragmentor is dyslectisch
Zijn synapsen zijn z’n nieuwe lettergrepen
De fragmentor heeft tics
De fragmentor jaagt op de tijd
De fragmentor slikt komma’s
De fragmentor is een emoji
De fragmentor strooit met platitudes
De fragmentor breekt vingers
De fragmentor rijmt graag
Ook al kan hij niet tellen
De fragmentor boert steeds
Terwijl de hersentumor ettert.
De fragmentor verzint nicks
De fragmentor bestaat niet eens
De fragmentor houdt van freaks
De fragmentor is My Love Story.
Ik heb nu geen tijd voor poëzie! Nee! Hij schreeuwde tegen zichzelf en snapte niet waarom de tijd hem altijd ontglipte. Wat was nuttig bestede tijd? Was hij daar al die tijd naar op zoek geweest, of had hij die alsnog nuttig besteed?
Hij begreep niet helemaal waarom ze altijd bij die zogenaamde vereniging langsgingen. Waren zij spionnen of leden van een geheime dienst? En zo ja, zouden ze dan bij onze politie bekend zijn? Of waren het halfgare toeristen op zoek naar spanning bij gebrek aan zingeving? Mag je überhaupt wel bij agenten van andere organisaties rondneuzen? Zou haar reisgezel de politie bellen als het echt zo was? Dat is absurd, ik lijk wel paranoïde.
Mannelijk en vrouwelijk principe, ‘de Gouden hand’, kapsel, Tenerife, Marokko, daar was kop noch staart aan te vinden.
Hij voelde een sterke behoefte aan penetratie. Die was plotseling in hem opgekomen als een middel tegen stress. Niet als gever, maar als nemer. Hij kon zich niet herinneren of hij ooit eerder aan pegging had gedacht, maar nu voelde hij een onbeschrijflijke behoefte om door een vrouw gepenetreerd te worden. Mannelijk en vrouwelijk principe.
Hij stuurde een bericht naar de eigenaar van de bear-club met de vraag of er in de stad een dominatrixclub was, voor onderzoek, uiteraard.
De hele dag googelde hij manieren om je daarop voor te bereiden en een douche en een klysma later begaf hij zich naar de ontmoetingsplaats. Hij verzocht de jongedame zich als Vida te laten aanspreken. Terwijl ze om hem heen danste, zei hij hevig opgewonden: ‘Tu eres mi Vida.’
‘Genoeg gekletst. Het leven gaat je nu neuken,’ antwoordde ze.
23.12.2014 Diario de Vida
Onder de brug met de cirkels voeren kajakkers naar de met schemering versierde horizon van Sevilla. Op het gras aan de overkant lagen en trainden degenen die iedere beschikbare minuut aan zonlicht te pakken probeerden te krijgen. Een man zat in een bootje met een urn, een kat en een patchwork tas. Hij wilde de as van zijn overleden echtgenote Soledad in de Guadalquivir uitstrooien, maar hij vond de hitte van Sevilla ongeschikt als eeuwige rustplaats voor de resten van zijn ooit zo droefgeestige en sombere eega. Hij besloot daarom weg te gaan en haar as in het Baikal-meer uit te strooien.
Los van hen, kwamen er over de brug 24 mensen aangefietst, op zoek naar adventskaarsen die over de houdbaarheidsdatum heen waren.
Hij kan niet langer wachten, hij moet productief zijn. Met zijn rugzak over zijn schouders, en 24 gemiste oproepen en tientallen ongelezen e-mails en notificaties verder, slenterde hij met een niet al te duidelijke missie door Sevilla. Hij vroeg aan iedereen of er een kapperszaak was waar hij terecht kon voor een knip- en scheerbeurt. Zijn gezicht was door baardharen overwoekerd, hij zag er slonzig uit, want zijn kleren waren veel te wijd gaan zitten omdat hij ze vanwege de beperkte ruimte die een trolley kan bieden te vaak had gedragen. Hij ging van het ene deel van de stad naar het andere om het terrein te verkennen, maar op de meeste plaatsen werd hij weggejaagd zodra hij zijn mond opendeed en dan zeiden ze dat de zaak gesloten was, dat het siëstatijd was, dat het een feestdag was of dat ze de politie zou bellen. De laatste strohalm waaraan hij zich wanhopig vastklampte, was het verhaal over een geheime kappersorganisatie die de wereld domineerde, en de achterdocht van de lokale kappers versterkte zijn pas verzonnen, paranoïde idee.
Zijn anus deed nog pijn van de vorige nacht en zodra hij wilde gaan zitten, werd hij zich weer pijnlijk bewust van zijn ervaring van de afgelopen nacht. Daarom pauzeerde hij zelden en slenterde hij almaar rond door Sevilla.
Op het Macarena-plein werd hij door vermoeidheid overvallen. Plotseling herinnerde hij zich die vreselijke hit uit de jaren negentig en hij ging zitten om uit te rusten. De zon scheen recht in zijn ogen, waardoor hij gedwongen was ze samen te knijpen en de gratis vitamine D in zich op te nemen. Toen hij zijn ogen weer opende, zag hij in een flits de dood en Los del Río op het plein met elkaar schaken. Bergman, o God, wat deed dat billboard opeens hier? Wacht, was het wel een billboard? Hij zag de afbeelding bewegen, het was geen statische reclameposter, en opeens werd het stil op het plein en was hij helemaal alleen met dat beeld, dat in de kleurrijke omgeving een zwart-witte plek vormde. De dood was aan de winnende hand en begon te dansen, maar dat had nu niets poëtisch meer, de dood danste nu de Macarena met degenen die hij aanvoerde.
But don’t you worry about my boyfriend
He’s a boy who’s name is Vitorino
I don’t want him
Couldn’t stand him
He was no good so I
Now come on, what was I supposed to do?
He was out of town and his two friends were so fine
Come find me, my name is Macarena
Always at the party con las chicas que estan buenas
Come join me, dance with me
And all you fellas chat along with me
In een orgiastische vervoering van de trash-melodie dansten ze tot in het oneindige de Macarena, de tekst en de danspassen telkens weer herhalend en draaiend om hun eigen as bewogen ze zich onhandig naar alle windrichtingen. Jullie kunnen zelfs Bergman niet met rust laten, haal hem toch niet zo banaal door het slijk. Geleidelijk aan omsingelden ze hem en sloten ze hem al dansend steeds meer in. Is er voor jullie dan niets meer heilig? Viktor hield zijn rugzak stevig vast, maakte hem open, zocht naar een schaar en probeerde met dreigende gebaren het visioen te verjagen, waarna hij met de schaar het zwart-witte kader probeerde uit te knippen alsof het onderdeel van het doek was. Met zijn onbeholpen pogingen de onzichtbare tegenstander te steken, had hij zichzelf in zijn dijen geraakt, zich niet bewust van de pijn en de bloedvlekken die zichzelf stilletjes en onverbiddelijk uitzaaiden en waarlangs de zwijgende boodschappers van onheil naderden.
Waarom staat alles zo verschrikkelijk hard? Wat is dit voor trash? Dit is geen trash, maar metatrash. Nee, dit is hypertrash! HYPERTRASHREALISME, waarin alle vormen van intertekstualiteit op deze aarde zijn samengevoegd tot een gigantische hyperstructuur die zich als een hyperrealistische wolkenkrabber verheft. Daarin liggen alle wijsheden van de wereld bijeen, de mythes van alle beschavingen, fantasieën over patenten, futuristische ideeën, de teksten van Marina Tucaković, nepnagels, teleshopping, Kirby-stofzuigers, MTV-clips, campy outfits, heidense rituelen, atheïsme en Griekse kruizen, Bang & Olufsen-apparaten en plastic badeendjes, alle godvergeten uitverkopen op aarde, toeristische attracties, smog, gasboringen, Mexicaanse soaps en slappe aftreksels van Amerikaanse sitcoms. Alles wordt opeengeperst, samengedrukt, als een kauwgom uitgerekt in die superstructuur, alles vibreert, van de Roemeense neorealistische cinematografie tot aan het virale pen pineapple apple pen-filmpje. Alles kauwt en kotst elkaar uit, geroerd, verroerd en in een Pantone-kleurenwaaier van de entropie van emotionele lading gegoten. Ook jij bent in die structuur geperst, en als je geluk hebt trek je weleens een muurtje op waarachter je sporen van die homogene brij isoleert, je eigen kleine micro-universum waarbinnen een uniforme waarheid bestaat, naar jouw smaak vormgegeven. Tot het hele mediacircus je weer vanachter neemt en je eraan herinnert dat je onderdeel uitmaakt van het hypertrash realisme, hoe hard je je ook achter je muurtjes van gefilterde content op je Facebook-homepage, AdSense en je gelijkgestemde vriendenkring probeert te verschuilen. Niemand is onschuldig in het tijdperk van het hypertrashrealisme, niemand is pedant genoeg, iedereen is besmeurd en iedereen draagt bij aan de ecologische catastrofe die deze superstructuur opdringt aan Safdies Habitat 67, etterend tussen zijn behoedzame kubussen.
Hij ging op het bankje zitten en begon te huilen, de schaar stevig in zijn hand geklemd. Toen zijn lichaam wat minder heet was geworden, zijn traanbuisjes waren opgedroogd en hij eindelijk weer gekalmeerd was, besefte hij dat dit allemaal het gevolg was van een postseksuele depressie. Gisteravond had hij voorgoed zijn maagdelijkheid verloren, voor de tweede keer.
Hij hervond zijn zelfbeheersing en kon niet langer ontkennen wat overduidelijk het geval was. Hij moest op de een of andere manier zijn wonden zien te ontsmetten. Hij strompelde naar huis en goot uit een fles wat wodka op een schone theedoek. Daarmee verzorgde hij zijn wonden. Het prikte.
De fragmentor kermt. De fragmentor is gespannen. De zon gaat langzaam onder. Hij nam wat toiletpapier en wikkelde het om de steekwonden op zijn dijen. Het papier bleek er sterk genoeg voor. Hij plakte het met plakband overdwars vast om het wat steviger te maken. Hij dronk wat wodka om te kalmeren. De spijkerbroek zag er prima uit, scheuren waren toch in de mode. We gaan door.