View Colofon
- "Aunque no llegues a ver más que una gota" translated to ES by Guillermo Briz,
- "Mesmo Que apenas Uma só Gota Possa Ser Vista" translated to PT by Pedro Viegas,
- "Chiar și dacă n-apuci să vezi decât o picătură" translated to RO by Cătălina Oșlobanu,
- "Anche se non puoi vederne che una goccia" translated to IT by Antonio De Sortis,
Ook als je er maar één druppel van te zien krijgt
‘The white cracker who wrote the national anthem knew what he was doing. He set the word “free” to a note so high nobody can reach it. That was deliberate.’ Angels in America – Tony Kushner
Mijn vader en ik waren op weg naar het vliegveld. Ik ging een maand naar Amerika en hij maakte er een halszaak van om me uit te zwaaien.
Ik ging naar Charleston, een stadje aan de kust van South Carolina. Mijn vader vroeg hoe het eruit zag en ik realiseerde me toen dat ik er geen plaatjes van had gegoogeld.
Ik wist alleen maar dat er een schietpartij had plaatsgevonden in een kelder van een witte kerk. Dat wil zeggen: het kerkgebouw was wit, de kerkgemeenschap zwart.
Een schietpartij is eigenlijk niet het goede woord, omdat het suggereert dat er meerdere mensen op elkaar hadden geschoten. Dat was niet het geval. Er was één jongen, nog geen twintig, wit en puisterig, die zijn haar had laten knippen voordat hij bij de kelder naar binnen ging. Met een vers geknipt bloempotkapsel en een T-shirt met blauwe strepen zat hij in de kelder, deed mee aan Bijbelstudie en na een uur pakte hij een pistool uit zijn buiktasje en schoot iedereen neer die zich in die ruimte bevond.
De nabestaanden hadden een paar weken na de schietpartij de jongen met bloempotkapsel vergeven. Per ongeluk. Dat wil zeggen, het was geen collectief bewust besluit geweest. Er was geen bijeenkomst aan vooraf gegaan. Tijdens een eerste hoorzitting van getuigen in de rechtbank vroeg de rechter of de nabestaanden nog iets wilden zeggen. Een meisje stond op en zei dat alles in haar lichaam pijn deed, maar dat ze hem zou vergeven, waarna alle nabestaanden naar de microfoon gingen en min of meer hetzelfde zeiden.
Mijn vader zei dat je niet na een paar weken al kunt vergeven. Niet zoiets. ‘Ik geloof niet dat dat echte vergeving is.’ We checkten mijn bagage in en dronken daarna een milkshake. ‘Haal je niet te veel in je hoofd, ok?’ ging hij verder. ‘Ik bedoel: stel je er niet te veel van voor, van vergeving. Voor veel mensen is vergeving met name de aanvaarding dat het verleden niet anders meer wordt.’
‘Is dat van Oprah?’ ‘Wat?’ ‘Die quote.’ ‘Nee.’ ‘Oprah zei ongeveer hetzelfde over vergeving.’ Hij moest lachen, zei dat Oprah hem voortdurend citeert en hij gaf me ongeslepen potloden mee.
De kerk was dicht toen ik aankwam. Op de deur hingen bloemen die al een paar maanden dood waren.
Toen ik de volgende dag opnieuw aanklopte bij de kerk, stonden een stuk of twintig mensen op het punt aan het wekelijkse Bijbelstudieuurtje te beginnen en ik was welkom om mee te doen. Er zat politiebewaking bij de deur en allebei de politieagenten hadden een bijbel op schoot. Ik had een leeg schrift bij me en legde dat op de tafel voor me. Ik had het gekocht voordat ik op reis ging en op de eerste pagina had ik bovenaan ‘vergeving’ geschreven, alsof ik dacht een cursus te gaan doen.
Het woord ‘Jezus’ viel zo vaak tijdens de Bijbelstudie dat ik me afvroeg of er überhaupt nog iets gezegd zou worden als Jezus een verboden woord zou zijn.
Ik geloof dat mijn vader me gewaarschuwd had met de woorden dat die gemeenschappen daar ‘nogal evangelisch’ zijn. Ik weet niet precies wat dat betekende, het betekent in ieder geval dat ik niet zou kunnen vragen om ‘Jezus er heel even buiten te laten’, wat wel op mijn lippen lag. Jezus wordt hier namelijk nergens buiten gelaten.
Er was nog een witte vrouw bij de Bijbelstudie. Ze had een geplasti- ficeerd a4’tje tegen haar borst gedrukt, waarop de gezichten stonden van de negen mensen die waren neergeschoten. Ze zagen groen. Ze legde uit dat het a4’tje sinds de schietpartij – zes maanden geleden nu – op haar koelkastdeur had gehangen en er komt zo veel licht de keuken binnen dat alles daar langzaam verkleurt.
‘And now we have a sweet surprise,’ zei de dominee na de Bijbelstudie en keek de vrouw aan.
Ze knikte, stond op en liep naar een tafeltje, waarop een gigantische maquette stond van de kerk waar we ons in bevonden. Ik dacht althans dat het een maquette was.
‘Met deze taart,’ zei ze, ‘ben ik drie weken bezig geweest.’ Haar on- derlip begon te trillen. ‘De aanslagen in juni hebben mij heel veel gedaan, veel meer dan jullie waarschijnlijk kunnen beseffen, en dit a4’tje hangt al een half jaar op mijn koelkastdeur.’ Ze stopte met praten om te huilen. Het was de grootste taart die ik ooit in mijn leven had gezien.
‘Sorry,’ zei ze. ‘Ik heb heel lang nagedacht over wat ik kon doen om jullie te laten zien hoezeer dit me geraakt heeft.’
Rond de kerk had ze een marsepeinen tuin gemaakt, met daarin negen marsepeinen kerstbomen, eentje voor elke dode. En op die kerstbo- men stonden allemaal witte marsepeinen duiven, eentje voor elke dode. Er kwam een traan terecht op een van de duiven. Haar tranen waren zwart van de mascara. ‘I’m sorry,’ zei ze. Er begon nog iemand te huilen.
‘I’m so so sorry.’
Haar excuses gingen over die duiven, waarvan het nu leek alsof ze onder de modder zaten, maar heel even dacht ik dat ze het over alles had. Het alles dat je hart breekt, zelfs als je er maar één druppel van te zien krijgt.
‘De lichtjes in de kerstbomen zijn niet eetbaar,’ zei ze. Links van mij begon nog iemand te snikken. Het was de conciërge, die alle doden had gevonden. Hij zei dat ze op één hoop lagen toen hij ze vond, waardoor hij dacht dat ze een closeharmonylied aan het zingen waren toen ze werden neergeschoten.
Ik dacht aan hoe iemand zei dat je als zwarte in Amerika van je ge- zicht een vuist moet maken en vroeg me af of vergeving iets daarmee te maken heeft: met de weigering van je gezicht een vuist te maken.
Ook de vrouw huilde nog steeds. Ze wapperde haar tranen droog met het a4’tje van de verkleurde hoofden van de mensen die waren doodgeschoten. Het was stil.
Mijn schrift stopte ik tijdens die stilte terug in mijn tas. Ik was gekomen om te begrijpen wat er gebeurd was en wat er door vergeving nu niet meer zou gebeuren, of vergeving met andere woorden de kracht heeft iets tegen te houden, toekomstige rampen tegen te houden, alleen wat er gebeurd was, was nog steeds bezig.
De dominee nodigde me uit om volgende week naar de kerk te komen. Er was een speciale herdenkingsdienst.
Ik sprak met de vrouw van de taart af om samen te gaan en bracht de rest van de week vooral in de bus door om van plek naar plek te reizen. Van interview naar interview. In de bus was ik altijd de enige witte, de buschauffeur altijd dezelfde man en zo kwam ik erachter dat hij Tom heette en nog nooit een busongeluk had veroorzaakt.
Ik kwam erachter dat de kerkgemeenschap door die vergevingsactie nogal verdeeld was geraakt.
Families spraken niet meer tegen elkaar, omdat zus één had vergeven, maar de andere zus was daar nog niet klaar voor. Zus één kwam op de voorkant van Time Magazine en bij Oprah, zus twee werd nergens uitgenodigd en sindsdien spreken beide zussen niet met elkaar. Zus twee vergaf zus één niet dat ze had vergeven.
De kerk was bomvol bij de herdenkingsdienst. Iemand bij Bijbelstudie had me al verteld dat alle kerkleden bleven komen. Ook al spraken ze niet meer met elkaar.
Ik zag dat de taart bij het altaar stond. De dominee wachtte tot het helemaal stil was en zei toen: ‘I am standing on holy ground. This church was built by slaves and the children of slaves who were burnt on this piece of earth. On their ashes the church was built again. Their children sang on this piece of earth. Places of deep, excruciating tragedy have the potential to become holy. I am not saying this church is holy, but we are standing on a graveyard. I mean, holy this peace of earth. Holy the way someone opened the door to the basement with a bucket and some cleaning material and started to sweep the place up. Holy the bucket with blood, bleach and tears.’
De dominee liep naar de taart toe en zei: ‘And holy this cake. There is something that made this cake, and it is the same thing that rebuilt this church. And it is the same thing that eventually gives birth to us, again and again. Now we will eat the cake after the service, because after today it will go bad. And I guess that accounts for everything holy that stays in its form too long. And I don’t know what will happen after that. How many of us will die, will have to die until we find a tragedy that is big enough to fit us all. Amen.’
De dominee gebaarde dat we moesten opstaan om te zingen. Ik stond naast een vrouw. Ik weet niet precies hoe oud ze was, maar ze leek een stuk ouder dan de burgerrechtenbeweging.
Ze had een moedervlek in haar nek waar grijs kroeshaar uitkwam. Een heel kleine staalborstel leek het.
We zongen ‘Stille nacht’ en ik zong vals. Ik vond de toon niet. En ergens bij ‘all is calm’ hoorde ik een tweede stem. De vrouw naast me zong mijn valse tweede stem. Heel mooi zong ze, waardoor het leek alsof ik ook mooi kon zingen.
‘Did you hear that?’ vroeg ze daarna. ‘Two people off key in close har- mony.’Ik dacht dat als je van vergeving een lied zou kunnen maken dat het zou klinken als wij twee nu.
Aan het einde van de dienst brak de dominee de toren van de marsepeinen taart af en brak hem in kleine stukken. Er kwamen dienbladen met koffie naar voren en iedereen stond op om taart te eten en koffie te drinken.
Ik ging naar buiten. Ik stond in de zon, leunde tegen de deur. Ik schaamde me voor hoe weinig ik had meegenomen naar de kerkdienst. Naar de Bijbelstudie. Naar Amerika.
Ik had een leeg schrift, een rugzak vol wantrouwen, een boek met de titel Cheap Grace. Dat had ik van mijn vader gekregen. Het is een term die bedacht is door verzetsstrijder en theoloog Dietrich Bonhoeffer, waarmee hij wilde zeggen dat er zonder berouw geen vergeving kan zijn.
‘Maar wat als het berouw nooit gaat komen?’ vroeg de conciërge en ik wist niet wat ik moest zeggen. Het berouw ging namelijk hoogstwaarschijnlijk niet komen.
Ik weet niet eens meer of het mijn eigen wantrouwen was dat ik had meegenomen of dat ik het, zoals moeders die nog een extra appel in de tas van een vertrekkend kind doen, mij op het hart was gedrukt. Wantrouwen als veiligheid. Als manier om altijd te overleven.
Ik denk wel dat ik goede bedoelingen had, toen ik van plan was om de vergeving van Charleston tegen het licht te houden.
Maar niet alleen sloot ik aan in een rij van velen die dat hadden ge- probeerd, ik zag ook dat doordat dingen tegen het licht werden gehouden, ze langzaam van kleur veranderen. Tegen het licht houden betekende namelijk niet alleen ‘het proberen te begrijpen’, maar ook het willen kunnen uitleggen aan een publiek – bijvoorbeeld het Time Magazine-publiek – dat ongemak, ongeloof of zelfs wantrouwen koestert ten aanzien van vergeving. Waarmee ik met mijn vragen – of bij uitbreiding alle vragen die op een of andere manier te maken hebben met de vraag of het allemaal wel echt is – eigenlijk iets wakker maak, een koers verander, een verbinding verzwak.
En als je vragen eenmaal wantrouwen gereproduceerd hebben, kun je in zo’n toestand wel anatomie plegen op vergeving? Is het überhaupt wenselijk om dat te doen? Is het wenselijk alles wat daar gebeurt te onder- werpen aan een gigantische loep, met het risico dat alles wat zich onder die loep bevindt – en nog een beetje echt is – daardoor verbrandt?
Ik nam de bus naar het huis waar ik logeerde, groette de buschauffeur en bleef voorin staan.
Er was een ongeluk gebeurd en we stonden stil naast een billboard waarop een witte man in een badjas over de skyline van een stad uitkeek en een pakje elektronische sigaretten vasthield. Er stond op: ‘Take your freedom back.’
Ik vroeg aan de buschauffeur of hij wist wat vergeving was. Hij lachte en riep: ‘Hell yeah!’ Ik vroeg toen of hij weleens had moeten vergeven en hij antwoordde op een toon alsof hij een heel swingend bluesnummer begon: ‘Baby! Oh Baby, I gotta forgive all day long!’ en ik wou dat ik het liedje kende, zodat ik wist waar ik kon invallen.