‘Alle liften leiden naar de begane grond’
Al een halfuur dwaalde ze door de gangen van het Vervloekte gebouw en kon de Klote deur niet vinden. Ze was al zoveel opschriften voorbijgelopen – Verneukt, Flikker, Cool, Kerel en Waar komt deze deur vandaan?, maar van de Klote geen spoor. Elke keer dat ze in dit gebouw moest zijn, leek het weer de eerste keer, ook al was ze hier al minstens tien keer eerder geweest. Haar voetstappen galmden door de monotone gangen terwijl ze probeerde enkel op de witte tegels van de dambordvloer te stappen. Dat laatste was geen vereiste. Maar het was interessanter.
Op een bepaald moment, net toen ze het helemaal had opgegeven, verscheen er voor haar een rode deur. Ze las het bordje. Ze ging naar binnen.
‘Hallo!’
De balie was leeg. Ze keek om zich heen. In de kamer waren een tiental loketten, maar ze waren allemaal gesloten, leeg, verlaten.
‘Hey, kom op, hoe lang moet ik nog op je wachten?’ mompelde de bejaarde vrouw die op magische wijze op de stoel achter het plastic tussenschot was verschenen. ‘Ik kom om een addendum op een belastingaangifte in te dienen. Voor de betaalde onroerende voorheffing.’
‘Ah, zulke dingen doen wij niet’
‘Ze zeiden me dat ik met u contact moest opnemen, omdat er een fout stond in de eerste aangifte.’
‘Geef me de documenten.’
De vrouw stak haar hand uit, hield die aan de opening van het loket en fronste, alsof ze duidelijk wilde maken dat die beweging haar ongelofelijk veel moeite kostte. Lydia overhandigde haar de eerste map, en bukte zich om de andere te nemen die nog in haar tas zat. Als een veer trok de hand van de medewerkster de documenten eruit. Nog voordat ze terug recht stond hoorde ze haar geïrriteerde stem.
‘Maar dit zijn niet alle documenten!’
‘Klopt, hier zijn ze.’
Lydia gaf ze haar, en de vrouw trok er nog harder aan.
‘En wat staat er dan op het certificaat? Dit is toch correct?’
‘Ja, maar de documenten van uw collega’s waren niet correct.’
‘Wat is er dan mis mee?’
‘Borjana Simova hoort er niet op te staan. Zij is overleden.’
‘Dat is niet mijn probleem.’
‘Tot wie moet ik me dan wenden?’
‘Als u opnieuw betaalt geef ik u een nieuw certificaat.’
‘Het hoeft geen nieuw te zijn, ik wil enkel uit het oude één pagina aanpassen.’ ‘We kunnen niet zomaar één pagina aanpassen. Als mijn collega’s het verprutst hebben, ga dan bij hen langs.’
‘Ik heb ze al gebeld, ze zeiden dat ik bij u langs moest komen.’
De vrouw achter het loket had de documenten al terug voor de opening gelegd en hoorde Lydia’s uitleg niet meer, of wilde die althans niet meer horen. ‘Ze zitten op de vierde verdieping, in kantoor Wauw!, de blauwe deur. Ga het hen maar vragen.’
Het was natuurlijk niet gemakkelijk om een lift naar de vierde verdieping te vinden. Alle liften in het Vervloekte gebouw waren genummerd, zogezegd voor het gemak van de bezoekers, waarbij elke lift maar op bepaalde verdiepingen stopte. Het idee was om niet ontdekt te worden. Hierdoor werd het een pak moeilijker om van de ene verdieping naar een andere te gaan, omdat je dan van lift moest wisselen. Lydia had dit relatief snel begrepen. Ze besefte ook dat alle liften naar de begane grond gingen en bedacht dat de gemakkelijkste manier om zich te verplaatsen was om een willekeurige lift naar beneden te nemen en van daaruit op zoek te gaan naar de lift die haar naar de juiste verdieping zou brengen.
Dus dat deed ze ook. En hoewel ze snel door de liften navigeerde, kostte het haar een eeuwigheid om de Wauw! kamer te vinden, verstopt naast de toiletten op de vierde verdieping.
Als ze na deze kamer de drang zou voelen om over te geven, kon ze tenminste ergens naartoe.
Ze ging naar binnen. Het was er één en al naarstigheid. Wat er gebeurde kon je natuurlijk niet echt werken noemen, maar de bedrijvigheid was op niveau. De meneer achterin was computerspelletjes aan het spelen en schreeuwde iets in de microfoon van zijn headset. Naast hem zat een dame van middelbare leeftijd haar nagels te lakken. Iemand zat te lezen, een ander was gewoon wat met papier aan het ritselen. Naast de ticketautomaat stond een bewaker. Toen Lydia de deur achter zich dicht deed (iets harder dan nodig) werd de bewaker wakker en verzocht haar een nummertje te nemen. Ze duwde op de knop van de machine, ook al was ze de enige wachtende in de ruimte. Haar nummer – 1313 – verscheen ogenblikkelijk boven het derde loket. Achter de opening zat een heer van middelbare leeftijd met een kaal hoofd en een grote bril.
‘Hoe kan ik u helpen?’
Lydia was verrast door de vriendelijkheid van de medewerker.
‘Uw collega’s uit de Klote kamer sturen me aangaande enkele belastingaangiftes.’ ‘Laten we eens zien of u er klaar voor bent.’
Hij stak z’n hand uit en zij overhandigde hem de documenten.
‘Er zat een fout in het erfgenamencertificaat.’
‘Laat me eens kijken. In het systeem klopt alles.’
‘Ik weet niet waarom het niet in het systeem staat, maar Borjana Simova had als overleden moeten worden geregistreerd.’
‘Dat is blijkbaar niet gebeurd.’
‘Oké, maar wat moet ik hier nu mee doen?’
‘In principe kan ik dit corrigeren, maar dan heb ik een overlijdensakte nodig.’ ‘Hoe kom ik daaraan?’
‘Dat is heel eenvoudig. Ga naar het gelijkvloers, de dichtstbijzijnde lift is precies aan de andere kant van het toilet. Daarna… Daarna moet je doorlopen tot je bij een trap komt, twee verdiepingen naar beneden gaan, daarna links, bij de rotonde rechts en de derde deur rechts moet je hebben. Zwart van kleur.’
‘Dank je wel!’
Lydia wist niet zeker of ze alle instructies goed had onthouden, maar ze schaamde zich om te proberen ze te herhalen tegenover de grote bril van de man. ‘Daarna mag u terugkomen en zullen we het overlijden registreren. We zijn open tot 16 uur.’
Ze zeiden altijd dat ze tot 16u open waren, ook al stond er op de deur van het gebouw 17 uur. Het was niet duidelijk of dit uur verschil door het personeel was verzonnen zodat ze eerder naar huis konden, of om bezoekers de kans te geven het gebouw voor het einde van de werkdag te verlaten. In ieder geval hoopte Lydia de klus waarvoor ze was gekomen te kunnen voltooien in de vier uur die haar waren toebedeeld. Ze rende bijna tussen de verdiepingen. Voor alle zekerheid. Ondanks de onbegrijpelijke instructies vond ze zonder veel moeite de zwarte deur. Ze raakte enkel in de war bij de zogenaamde rotonde, die gewoon de zoveelste cirkelvormige foyer was. De laatste van de drie, maar wel de grootste.
Ze draaide aan de deurklink. Op slot. Een ogenblik vreesde Lydia dat de openingstijden van deze kamer anders waren, maar toen zag ze de bel aan de zijkant – Voor de “Hel” kamer. Ze drukte erop. Bijna meteen klonk er een klik en ging de deur vanzelf open. Lydia duwde er zachtjes tegen en ging naar binnen. De muren en de vloer waren volledig zwart, en als het niet voor de schilderijen was geweest (waaronder Bosch’ “Hel” en Goya’s “Saturnus verslindt zijn zoon”) zou het onmogelijk zijn geweest om te zien waar de ene eindigde en de andere begon. Achter een zwart bureau zat een rood figuur. Het had een groot, hypnotiserend blauw oog, glimmende rode tentakels en een blinkend rood pak – iets donkerder dan de menselijke huid.
‘Goeie dag.’ wist Lydia ternauwernood te zeggen.
‘Goeie dag, ik neem aan dat u komt voor een akte?’
Lydia knikte als antwoord. De figuur opende één van de lades van het bureau. Er steeg een wit licht uit op en er klonk een geluid dat aan opera deed denken. Lydia kon de melodie en de woorden niet volledig thuisbrengen, omdat de lade te snel weer werd gesloten.
‘Ga zitten, alstublieft.’ zei de ambtenaar en wees de armstoel aan. ‘Zegt u eens de naam van de overledene.’
‘Borjana.’
‘Borjana…’
Met één hand gebaarde de ambtenaar naar Lydia dat ze verder moest gaan, met het tweede doorzocht hij de mappen in de kast naast het bureau en met een derde hing hij het schilderij achter zich recht. Lydia’s hersenen waren druk bezig met begrijpen waar dat derde hand plots vandaan kwam, en het kostte haar enkele seconden meer dan nodig om verder te gaan.
‘Simova’
Op het moment dat ze de familienaam uitsprak, stopte de medewerker met graven. Hij haalde een map tevoorschijn.
‘Juist.’ Hij opende de map. ‘Ze overleed op 5 mei dit jaar. Heel recent dus. Ik zie dat de procedure inderdaad is uitgevoerd en u de akte dus zou moeten hebben.’ ‘Ik ben geen directe erfgenaam, ik regel de verdeling, maar in de documenten wordt haar overlijden niet vermeld. Ik werd hierheen gestuurd om een overlijdensakte te halen en naar de Wauw! kamer te brengen zodat ze Borjana Simova als overleden kunnen markeren.’
Lydia was verwonderd dat ze dat alles kon uitspreken terwijl het grote blauwe oog afwachtend knipperde.
‘Oh, die van de Wauw! kamer zijn erg incompetent. We zullen het nu invullen. Heb je de nodige gegevens?’
Lydia overhandigde één van haar mappen.
‘Kijk eens aan! Wel bedankt!’
De figuur begon het document in te vullen. Lydia probeerde om niet met haar ogen te knipperen. Dat leek haar onbeleefd. Ze was blij dat ze u kon zeggen, want ze was niet zeker van het geslacht van de medewerker in deze kamer. Maar nu was het te laat om het te vragen. Op één of andere manier leende de bureaucratische omgeving zich niet voor dit soort vragen.
‘Zo, Dat was het.’
Hij legde de akte opzij, waarna hij Lydia’s map opende.
‘Ik haal enkel dit er even uit. Dit heb je niet meer nodig.’
Hij liet haar niet zien wat hij eruit haalde, maar Lydia voelde dat er geen reden was om ruzie te maken. De ambtenaar opende de tweede lade. Lydia sprong op toen er geschreeuw en vuur uit ontsnapten. De vlam kleurde de kamer rood. De figuur liet de oude documenten erin verdwijnen. Vonken en as vlogen in het rond. De lade ging dicht en de functionaris schudde het roet van zijn glimmende jasje.
‘Hier is het.’ De ambtenaar gaf het blad aan Lydia. ‘Terug naar de collega’s. De naam van het document komt niet overeenkomt met wat je gevraagd werd, maar geen zorgen, het is hetzelfde.’
Ze nam het met trillende handen aan en knikte. Ze verliet de kamer en zuchtte. Ze bekeek het papiertje. Er stond: “Bevestiging van overlijden”. Dit bleek inderdaad te zijn wat ze in de Wauw! kamer hadden bedoeld. Het was een nieuw document dat het werk versnelde. Wat er precies versneld werd was haar niet duidelijk. Hoewel ze opnieuw de enige wachtende was, werd haar toch gevraagd een nummertje te nemen. Bij het loket werd ze vervolgens uitgescholden omdat ze een nieuw nummer had getrokken. Ze had meteen naar de persoon moeten gaan, die haar in eerste instantie had geholpen. Ondanks het wisselen tussen collega’s deed de heer met de grote bril het werk. Hij schreef één of ander briefje en zei tegen Lydia dat ze ermee naar de Klote kamer moest gaan. Lydia ging naar de begane grond en vond de lift naar de tweede verdieping – op dezelfde plek als waar de rode deur was. Deze keer zag ze meteen bij het binnenkomen de medewerker achter het loket. Ze ging erheen en overhandigde haar het briefje.
‘Wat is dit nu weer?’ vroeg deze minachtend.
‘Ik kreeg het van uw collega’s. Ze zeiden dat u me hiermee het addendum op de belastingaangifte zou geven.’
‘Luister eens, juffrouw’ begon ze, zonder zelfs maar naar het briefje te hebben gekeken, ‘ik heb u gezegd dat er niet zomaar addenda worden uitgegeven. Daarvoor wordt betaald.’
‘Maar waarom zou ik betalen voor de fouten van uw collega’s?’
‘Moet ik dan voor hun fouten betalen?’
‘Nee, u moet gewoon één pagina voor me afdrukken.’ zei Lydia tussen haar tanden door. Als ze nu haar handen door het kleine gaatje van het loket had kunnen steken om de bediende te wurgen, had ze dat zeker gedaan. Voordat ze het zoveelste bitsige antwoord in ontvangst kon nemen, hoorde ze achter zich een bekende stem. ‘Is alles in orde?’ vroeg de man in gestreept pak en blauw hemd, in wie Lydia haar vroegere klasgenoot van de middelbare school Pesjo herkende.
‘Pesjo, hey!’
‘Wat gebeurt er, hoor ik hier een discussie?’
‘Het is niet de eerste keer vandaag, hoe komt het dat je ons drie uur geleden niet hebt gehoord?’ zei Lydia en wierp de fronsende medewerkster een woedende blik toe. ‘Ik kwam enkel langs om wat spullen af te geven. Mijn bureau is op de bovenste verdieping, maar ik moest hier van lift wisselen. En ik hoorde dat er hier iets kookte.’ ‘Ja, mijn zenuwen.’
‘Dat is niet goed.’ Hij draaide zich om naar de medewerkster. ‘Doe haar een plezier, ik slaagde voor scheikunde dankzij haar.’
Lydia glimlachte. De medewerkster bleef fronsend achter. Pesjo zwaaide naar ons beiden. Hij en Lydia spraken af dat ze elkaar snel zouden terugzien, wetende dat dit nooit zou gebeuren. Ze hoorde de printer nog voor ze zich naar het loket had omgedraaid. Toen ze opnieuw voor de kleine opening stond, lag daar voor haar de gecorrigeerde pagina klaar. De werkneemster was verdwenen. Het was 16u01. De kantooruren eindigden stipt om 16u.