View Colofon
Translations
Published in edition #1 2017-2019

ONZE VADER

Written in NL by Lotte Lentes

Het hele lichaam van mijn halfbroer heeft zich naar zijn onverschilligheid gevormd. Zijn benen, licht gekromd en in een vale spijkerbroek gestoken, eindigen in voeten die hij tijdens het lopen nauwelijks van de grond optilt, waardoor zijn aanwezigheid constant gepaard gaat met een sloffend geluid. Zijn bovenlichaam is als een uitgezakte ijstaart op zijn middel gezet. Hij heeft voorovergebogen schouders en slungelige armen die hij alleen opheft wanneer het hoogstnoodzakelijk is. Maar wat me het eerst opvalt als hij in de deuropening van zijn eengezinswoning verschijnt, zijn zijn wenkbrauwen en mondhoeken. Ze hangen ostentatief naar beneden, iedere vorm van buitensporige expressie vermijdend. Hij ziet eruit alsof hij de grootst mogelijke moeite heeft zich tegen de zwaartekracht te verzetten.

Martin heb ik hiervoor in mijn hele leven nog maar één keer gezien. Op mijn elfde verjaardag belde hij aan, twee uur later dan afgesproken. Mijn ouders en ik hadden al die tijd in de woonkamer gewacht. Mijn vader hevig zuchtend, mijn moeder in veel te nette kleren en ik met mijn skateboard op schoot omdat ik die graag aan hem wilde laten zien. Toen de bel klonk, kort maar luid, zei mijn moeder dat ik moest gaan, op een toon alsof het een voorrecht is de deur open te doen voor iemand die je niet kent.

Net als twintig jaar geleden ben ik te verbaasd over de gelijkenissen tussen hem en mijzelf om direct tot oordelen over te kunnen gaan. We zijn ouder geworden, maar niet per se van elkaar af veranderd. Wel zijn we van plek verwisseld, want dit keer bel ik aan, vijf minuten te vroeg. In plaats van een skateboard heb ik ambachtelijk gebakken koeken mee. Binnen word ik minimaal begroet door een hond die even loom is als zijn baas. Ik moet plassen, maar wil niet meteen vragen waar de wc is.

Martin vraagt niet wat ik wil drinken en geeft me ook geen rondleiding door het huis. In de keuken staat een kleine, vierkante tafel met een thermoskan koffie erop. Het kopje dat ik krijg moet hij eerst afwassen. Wanneer hij het op tafel neerzet zie ik vlak onder de rand nog wat zeepsop glinsteren. Ik veeg het weg met mijn duim als hij even niet kijkt. De koeken gaan niet op een schaaltje, maar gewoon uit de verpakking. Als hij er drie opheeft zegt hij dat hij ze erg lekker vindt.

Hoeveel contact Martin precies met mijn vader had weet ik niet. Ik kan het hem ook niet meer vragen want onze vader is sinds een paar maanden dood. Op de begrafenis was Martin er niet. Hij liet niet weten waarom, hij bleef gewoon thuis. Mijn moeder zette zijn naam na lang twijfelen op de rouwkrans, samen met die van mij en haar. Bij de koffietafel vroegen verschillende mensen of Martin mijn nieuwe vriend was.
    In de maanden na de begrafenis klikte ik tientallen keren Martins profiel op Facebook aan om hem vervolgens geen vriendschapsverzoek te sturen. In plaats daarvan bestudeerde ik keer op keer zijn profielfoto, waarop ik een jongere versie van mijn vader zag en een oudere, mannelijke versie van mijzelf. De man die nu tegenover me aan tafel zit lijkt dan weer een oudere replica van zichzelf, want op zijn profielfoto staan zijn schouders, wenkbrauwen en mondhoeken nog recht.
    Tegen mijn vader zeiden mensen vaak dat hij moeilijk te lezen was, toch zag ik in zijn norse blik altijd iets zachtaardigs. Martin heeft dezelfde stuurse oogopslag, maar omdat ik hem niet goed ken vind ik het moeilijk iets milds in zijn trekken te ontdekken. Tijdens het eerste kopje koffie twijfel ik erover de gelijkenis te benoemen om zo mijn vader ter sprake te brengen. Misschien wil hij wel niet op zijn vader lijken. Bovendien zou ik met het uitspreken van de overeenkomsten ook de nadruk leggen op het verschil. Ik vond mijn vader een lieve man, maar als Martin naast me zou komen zitten in een bushokje, zou ik mijn tas wat dichter naar me toe schuiven.

Toen mijn vader met pensioen ging had hij niets meer om naar uit te kijken en daarom praatte hij alleen nog maar over wat er was geweest. De hele dag ging hij tekeer over zijn rug, die door zijn jarenlange werk in de bouw zo stuk was dat er volgens de dokters niets te repareren, maar enkel iets uit te houden viel. Hoe meer hij erover praatte hoe krommer zijn rug trok. Hij sprak over collega’s van honderd jaar geleden, over zijn jeugd, over mijn moeder in haar jongere jaren, maar hij praatte nooit over Martin. Zijn leven was een geschiedenisboek waar een paar bladzijden uit waren gescheurd. Soms vroeg ik me af of hij zijn zoon gewoon vergeten was.
    Het kon niet anders dan dat het idee om Martin op mijn elfde verjaardag uit te nodigen van mijn moeder afkomstig was geweest. Ze probeerde met een toneelstukje van appeltaart en slingers vader en zoon een gezellig weerzien op te dringen, maar die rollen werden door de hoofdpersonages niet geaccepteerd. Zwijgend zaten ze naast elkaar op de bank, hun armen allebei op dezelfde manier over elkaar geslagen. Mijn moeder werkte zich in het zweet om de geladen stilte niet om te laten slaan in een geluid dat ze niet wilde horen. Ik was nog te jong om de omvang van de gebeurtenis te begrijpen, maar liet mijn skateboard die dag in een hoek van de woonkamer staan en ging na de taart naar mijn kamer.

Ik kan me niet voorstellen dat Martin met een ander gevoel dan teleurstelling ons huis verliet. Dat hij gekomen was betekende dat hij toen in ieder geval nog dacht dat hij bij ons iets kon halen, maar die hoop was op de dag van de begrafenis klaarblijkelijk vervlogen. Mijn moeder werd daar niet per se verdrietiger van. Ze leek eerder een beetje boos dat Martin bij de dienst niet naast ons zat om naar de kist te staren en naar klassieke muziek te luisteren die mijn vader zijn hele leven nog nooit had gehoord.
    ‘Uiteindelijk hebben jullie toch hetzelfde bloed,’ zuchtte ze toen ik haar ernaar vroeg. Maar nu ik aan deze keukentafel zit, te midden van een leven dat helemaal vorm heeft gekregen in afwezigheid van mijn vader en mij, snap ik prima waarom Martin er niet was. Uiteindelijk is mijn bloed nog steeds van mij, en zijn bloed nog steeds van hem. Mijn vader zit daar niet tussen, zeker nu hij er niet meer is.

De achterkant van het huis kijkt uit op een kleine jungle. Lage struiken, brandnetels en onkruid mogen duidelijk al jarenlang hun eigen weg gaan. Karkassen van kinderspeelgoed piepen tussen de dichte begroeiing door, ergens ligt een flets, blauw schelpenbad. De zoon die er ooit in moet hebben gebadderd is inmiddels achttien en, als ik de foto’s die Martin me laat zien moet geloven, breed en bonkig. In de jongen herken ik nauwelijks nog iets van mezelf, misschien alleen het hoge voorhoofd, of de kleur ogen, maar die ogen zijn dan weer in een totaal ander type kassen gelegd.
    Wanneer ik Martin naar hem vraag begint hij voorzichtig over hem te vertellen. Hij kijkt niet naar mij maar naar de tafel. Naast zijn koffiekopje zit een dikke groef waar hij zijn vingers steeds overheen laat gaan. De jongen woont bij zijn moeder, tweehonderd kilometer verderop.
    ‘Ik probeer hem zo vaak mogelijk te zien,’ zegt Martin, ‘maar in de weekenden gaat hij nu liever stappen dan met zijn pa op pad.’
    Hij kijkt op en we lachen naar elkaar. Ik probeer mijn gezicht zo ontspannen mogelijk te houden en niet de indruk te wekken dat ik de uitkomst van zijn ouderschap verbind aan het falen van zijn eigen vader, maar ik heb het idee dat hij mijn oordeel niet nodig heeft om zichzelf dat verwijt te maken. Voor een moment is het ongemakkelijk. Ik sla mijn benen over elkaar omdat ik nog steeds heel nodig moet plassen, maar ook dit lijkt me niet het moment naar de wc te vragen.
    ‘Ach, jongens van achttien hè.’
    Martin haalt zijn schouders op.

Martin en ik zijn nog steeds geen vrienden op Facebook. Ik stuurde hem een berichtje en moest lang wachten op antwoord omdat mijn bericht in de inbox ‘overig’ terecht was gekomen. In het berichtje zei ik expres niets over onze vader. Ik typte meerdere keren dat ik nieuwsgierig naar mijn halfbroer was, maar vond het woord zo vreemd en onaf klinken dat ik het steeds weer weghaalde. Toen ik het bericht verstuurde en het later nog een keer overlas vond ik het vooral zakelijk klinken. Wat hij terugstuurde was kort en bondig: Tuurlijk, altijd welkom, wanneer? Ik schrok zo van de vanzelfsprekendheid dat ik voor een datum koos die in de verre toekomst lag.

Wanneer hij het laatste koekje opeet is er bij het malen van zijn kaken steeds een knakje te horen. In zijn berichtje terug had ik een gastvrijheid gelezen die ik nu nergens meer terugvind. Ergens irriteert het me dat er voor mij geen uitzondering wordt gemaakt. Dat de dag zich op precies dezelfde manier lijkt voort te slepen als hij dat zonder mij had gedaan. Zoals zeventwintig jaar aan Martin voorbij zijn getrokken in de wetenschap dat ik ergens op de wereld rondliep, in de nabijheid van mijn vader. Ik zou willen dat ik een skateboard had om hem te laten zien. Ik zou willen dat hij uit zichzelf over onze vader begon, over de begrafenis, over de erfenis voor mijn part, ik zou willen dat ik niet zo eng veel op hem leek en daardoor het idee heb dat ik iets met hem moet.

Wanneer ik ga plassen struikel ik in de gang bijna over de hond. Hij tilt één ooglid op, om die direct weer te sluiten. De schnauzer is oud en heeft een grijsgekleurd ringbaardje waardoor hij lijkt op een karikatuur van een hond. Op de wc kijk ik naar een deur vol foto’s van zijn zoon. Hoe ouder de jongen wordt hoe minder vaak de vrouw die hoogstwaarschijnlijk zijn moeder is samen met hem poseert. Ik zie Martin in allerlei verschillende gedaantes, ik zie hoe hij door de jaren heen steeds krommer trekt. Wanneer ik klaar ben met plassen blijf ik nog even zitten. De koeken zijn toch al op, er valt hier niets te halen.

More by Lotte Lentes

Logboek van een laatste dag

I suppose, I said, it is one definition of love, the belief in something that only  the two of you can see.  Rachel Cusk, Outline Voor de zoveelste keer verbiedt ze me de kaart van het eiland uit mijn  rugzak te halen.  ‘Dan lijken we net toeristen,’ zegt ze.  ‘Maar we zijn toch ook toeristen?’ vraag ik.   Ze antwoordt niet, maar kijkt met samengetrokken wenkbrauwen  naar het scherm van haar telefoon. Iemand raadde haar een app aan waar mee je kaarten van een specifiek gebied kunt downloaden zodat je ze offline  kunt gebruiken. Omdat we de groene pijl op haar beeldscherm volgen die  telkens ...
Written in NL by Lotte Lentes
More in NL

Dagboek van een Portugese in Angola

Proloog Jarenlang werd ik om de oren geslagen met verhalen over Angola. Extreme verhalen van mensen die op slag verliefd waren op het land en zich er helemaal thuis voelden, maar ook van anderen die het haatten en er niet konden wennen. Sensationele verhalen die pure fictie leken, omdat iets in mij niet kon geloven dat het allemaal echt waar was. Ik dacht altijd dat ze flink overdreven en dat ze er, zoals dat gaat met doorvertelde verhalen, zelf wat aan toevoegden en in dit geval zelfs een volstrekt andere versie vertelden. Ik wist heel lang niet of ik dit mythische land nu wel of niet bete...
Translated from PT to NL by Finne Anthonissen
Written in PT by Patrícia Patriarca

En Verre Vingers Tien

DUIM Ook al zit je op twaalfhoog, je kunt het geluid van de bouwput horen. Je doet de afwas. Je bent uit je bed gerold, je hebt een boxershort aangetrokken en met blote borsten en zonder sokken ben je begonnen aan de afwas. Omdat er niet meteen warm water uit de kraan kwam, ben je vergeten om de koude kraan open te draaien, waardoor het water nu veel te heet is en pijn doet aan je handen. Als je ze uit het water haalt kleuren ze knalrood.  Het hele aanrecht is bedekt met vuile vaat. Ook op de grond van de keuken staan pannen, glazen ovenschalen, en stapels schoteltjes met uitgeharde kwark op ...
Written in NL by Joost Oomen

De reünie

Genoeg! Ik heb mijn koffer gepakt, het pak in zijn hoes, de schoenlepel erbij, en mijn sleutel ingeleverd. Het is zes uur rijden naar huis, maar de terugweg is altijd korter. Ik draai het raam open en met mijn hoofd in de frisse lucht rijd ik steeds sneller de hoofdweg van de stad af. De lucht, koel door het avondlijke tijdstip en de snelheid, scheert langs mijn wangen en doet me denken aan de ruwheid van de sponsjes die ze gebruiken bij het afschminken. Ik heb een gevoelige huid en kan niet goed tegen de behandeling die nieuwslezers moeten ondergaan om niet als een glimmend spook op het scher...
Translated from RO to NL by Charlotte van Rooden
Written in RO by Alexandru Potcoavă

Sommige dingen veranderen nooit

Ik voelde nog geen angst voor je, daarom reikte mijn hand omhoog, de jouwe vragend te zakken. En dan ging je hand in dalende lijn, liftmuziek als warme doekjes, met aders als kronkelende slangen die altijd zwijgen, je beet op je nagels totdat ze krompen tot schelpjes, en daar zakte jouw hand om die van je zoon vast te nemen en we verstrengelden ze met onze wormen van vingers. Arme jij. Daarvoor droeg je me in je armen, neuriede je slaapliedjes midden in de nacht toen jij ook moest liggen ronken. Je veegde meer dan eens mijn billen af, raakte met je wormen mijn kak aan die me van ballast ontde...
Translated from PT to NL by Finne Anthonissen
Written in PT by Luis Brito

Manoeuvre

Het is eind januari, een zaterdag, een jaar nadat je de rijstkoker bij haar achterliet. Je schenkt de koffie in twee mokken en haalt de sneeën brood uit de broodrooster. De suikerpot staat op de een na hoogste plank in het kastje boven het fornuis. Als je ernaar reikt maakt je schouder een misselijkmakend geluid. Ze kijkt op van haar telefoon, die naast haar bril op de eettafel ligt. Je zet de suikerpot op tafel, excuseert je en huilt op het toilet. Als je langzaam uitademt is de snik bijna niet te horen. Nauwelijks een echo. Een geheim dat je deelt met de maandkalender op de deur.  Je wast je...
Written in NL by Simone Atangana Bekono

Residence

Appartement 11  HET KIND  Dat kind, kijk goed naar dat kind.  Iedere zomer is dat kind een jaar ouder.  Iedere zomer geeft de zon zijn kastanjebruine haar een lichtere  kleur, rossig met een blonde glans. Iedere zomer pompt het ’s morgens de  banden van zijn bmx op en rijdt rondjes door de Residence, langs de stenen  tuinmuur van waarachter het zijn leeftijdsgenootjes begluurt die voetbal len op het gravelveld. Ze schreeuwen allerlei vieze woorden. Vieze woorden  die het kind zelf nog nooit gezegd heeft.  De Residence bestaat uit twee identieke gebouwen van drie verdie pingen. Ze zijn elkaars...
Translated from IT to NL by Lies Lavrijsen
Written in IT by Maurizio Amendola