View Colofon
Translations
Mentor

Fleur Jeras

Proofread

Stefanie Liebreks

Deze tekst is in iets gewijzigde vorm verschenen in Diepdiepblauw, uitgegeven door De Bezige Bij in 2022.

Published in edition #2 2019-2023

Platvis

Written in NL by Nikki Dekker

Ik drijf met mijn gezicht in het water en houd mezelf rustig. Geen aandacht trekken, geen energie verspillen. Gewoon blijven hangen. Traag, heel traag uitademen. Kleine belletjes die langs mijn wangen kriebelen als ze omhoog ploppen.

Op het laatste moment zal mijn lichaam gaan schokken, mijn buik ineenkrimpen om mijn mond te dwingen zich te openen, en op dat moment zal ik vastberaden en rustig mijn hoofd uit het water optillen en een diepe teug lucht nemen.

‘72 seconden!’ zal niemand roepen.

Dit is een vaardigheid die je nergens brengt in het leven. Hooguit dichter bij jezelf.

Ik zit op de bodem van het zwembad en kijk omhoog naar de mensen die gewoon voorbij zwemmen. Met mijn vingertoppen trek ik de ruwe tegelvoegen over.

Wanneer wist ik het? Ik heb het altijd al geweten, en ik weet het nog steeds niet. In mijn herinnering gebeurt alles tegelijkertijd. Ik zie mezelf als een verzameling polaroids naast elkaar op een koelkast. De secondes waarop de ontspanner werd ingedrukt brengen het hele verhaal terug tot een paar beelden: daar zit ze bij me op schoot, daar loop ik door de hal, daar sta ik op de rand van de dansvloer als een oude schoolvriendin me vertelt dat ze lesbisch is, en ik zeg: ‘Ik geloof ik ook een beetje.’

Ik ben altijd al goed geweest in mijn adem inhouden.

&

De achterdeur staat open en af en toe waait er een briesje naar binnen. Ik zit op de hypermoderne bureaustoel die mijn vader net heeft gekocht, achter de hypermoderne computer die we sinds een jaar hebben: een klein, wit balletje met een steel erop, met daarop een groot scherm. Het bureau is zo breed dat mijn benen gemakkelijk gekruist op het tafelblad ernaast kunnen liggen. Het is leeg, op een doosje lucifers na. Mijn kuiten, glibberig van het zweet, glijden langs elkaar.

Het is 2003.

Non c’è, non c’è vita per me.’

Een voor een strijk ik de lucifers af, kijk hoe elk vlammetje richting mijn vingertoppen kruipt, en blaas het dan uit.

Ik wacht op een oplossing voor een probleem waarvan ik niet wist dat ik het had. ‘Senza risposte ai miei perché adesso cosa mi resta di te.’

Ik ben nog geen vijftien en nu al nostalgisch, luister naar een liedje dat ik niet versta en zie mezelf als kind op de achterbank van de Volkswagen zitten: mijn hoofd leunt tegen het raam, de lantaarnpalen trekken strepen door de lucht. De drums en het achtergrondkoor zijn zo zeker van hun zaak.

Dit is hoe ik de zomer doorbreng: ik draai de cd’s van mijn vader en speel een gratis online spelletje waarbij ik gekleurde ballen moet laten exploderen door er andere ballen van dezelfde kleur tegenaan te schieten. Het is geen spelletje dat je kunt winnen of verliezen. Het gaat gewoon door. Elke explosie geeft een kleine kick. Ik schiet nog eens. Neurie mee met het liedje. Pak een nieuwe lucifer. Open het MSN-venster, waar de namen van mijn vrienden, omringd door emoticons van rozen en regenbogen, verschijnen en verdwijnen. Non c’e non c’e. Jitske is online. Jitske is offline. Thijmen is online. Anne is online.

‘Heb jij met Lisanne gezoend? Serieus?’

‘Nee,’ typ ik.

‘Zij zegt van wel.’

&

Binnen enkele minuten kan een platvis de kleur van zijn omgeving precies nabootsen. Zijn ogen, die allebei aan de bovenkant van zijn platte lijf zitten, kijken op steeltjes om zich heen, en de hersenen sturen signalen naar kleurcellen in het lichaam, die zich op basis van die informatie volzuigen met pigment, of juist leeg laten lopen. Zolang hij niet zwemt, is het bijna onmogelijk om een platvis met het blote oog op de zeebodem te zien liggen. Pas als hij in beweging komt, zie je hem.

&

We kiezen een gezin, bouwen een huis, en geven de oudste zus een zwembad in de tuin. Als ze erin glijdt, haar Barbieborsten in een klein bikinitopje het water raken en ze de schoolslag zwemt, pauzeren we het spel en halen het trappetje weg. Ik kijk naar het poppetje met haar handen in de lucht, grote uitroeptekens boven haar hoofd, woedend, bang, binnenkort eindelijk stil.

The Sims is een afkorting van The Simulated. De geveinsden, de gemaakte mensen. Ze zijn niet echt. Een hele generatie is opgegroeid met het martelen en vermoorden van alter ego’s. De meest inventieve en veel gebruikte methodes worden op fora besproken. We zoeken ruzie, steken het huis in brand, nemen drieëntwintig honden en sluiten de vader op in de slaapkamer, als een oefening voor het volwassen leven. Het komt eraan. We zijn mensen aan het worden. Of we doen in ieder geval ontzettend overtuigend alsof.

&

Een verfrommeld papiertje op de deurmat: we zijn geen vrienden meer. De meisjes praten met elkaar over wat de andere meisjes hebben gezegd. Al op de basisschool liepen we van het ene huis naar het andere, deden briefjes door de bus waarop stond wie wie stom vond. Soms loop je mee, soms schrijf je zelf die valse woorden op. Vriendschap is een ketting die je sommige ochtenden om kunt doen, en andere dagen in de kast laat liggen.

Anne zegt: ‘Ik vroeg haar hoeveel mensen zij gezoend had, en zij zei drie: Jordy, Bas, en jou.’

Of misschien komt dat later. Misschien zit ik gewoon achter de computer, de slappe liftmuziek van The Sims uit de speakers. Ik richt een huis in voor Tony, die een gouden ketting draagt en verlegen is. Ik zet een flipperkast in zijn keuken.

Mijn broertje komt thuis. Zijn voetbaltas ruikt naar afgebroken grassprieten, puberdeodorant en oud zweet. Hij zet hem naast me neer.

‘De jongens in het team zeggen dat jij lesbisch bent.’

Ik frons naar hem.

‘Wat is dat nou weer voor onzin,’ zeg ik.

&

Een platvis wordt geboren als iedere andere vis: een ovale romp met twee vinnen en een staart, zijn mond aan de voorkant van zijn kop, aan beide zijden een oog. Als hij in de puberteit komt, veranderen zijn ogen van positie. Terwijl zijn botten verschuiven, om hem platter te maken, verplaatst het linkeroog zich naar de rechterkant. In een paar dagen is zijn huid verkleurd: de onderkant wit, de bovenkant zandkleurig, korrelig, om perfect op te gaan in zijn omgeving. Hij ligt op de bodem van de zee, onherkenbaar in het zand. Zijn ogen zijn twee zwarte steentjes die nu alles anders zien.

&

Ik leg de lucifers op een rijtje, de zwartgeblakerde koppen om en om. Mijn voeten wiebelen op het tafelblad, ik roffel met mijn vingers op het hout, om niet op het toetsenbord te hoeven tikken.

‘Wat had ik dan moeten doen?’

Je had kunnen fronsen. Je op je recht van privacy kunnen beroepen. Je had iemand anders kunnen verzinnen. Je kon de chat afsluiten en zeggen dat het internet uitviel. Je ouders hadden binnen kunnen lopen. Je had huiswerk kunnen doen. Je had kunnen weigeren te antwoorden. Je had ‘twee’ kunnen zeggen. Je had dat deel van jezelf geweld aan kunnen doen, het het zwijgen op kunnen leggen, je had met geweld je eigen mond kunnen dichttimmeren. Met een vuist. Nee, had je kunnen zeggen, dit gebeurt niet echt. Nee, had je tegen jezelf kunnen zeggen, je bestaat niet. Je had je kaken op elkaar kunnen drukken en kunnen glimlachen.

&

De BBC heeft een woonkamer nagebouwd in een zeeaquarium: zwart-witte vloertegels, gestreept behang, en een gespikkelde chaise longue. Het is een uitdaging voor de zeekat: meesters in camouflage, die niet alleen van kleur, maar ook van structuur kunnen veranderen. Hij zet zijn bobbels of vinnen uit wanneer de omgeving daarom vraagt en lijkt dan op een bos zeewier, een stuk koraal, een zandbodem of een rots met anemonen erop.

De zeekat gaat op de grond liggen, maakt zichzelf zwart-wit, en probeert verschillende patronen uit: een zebravloerkleed, of een witte rechthoek op zijn rug. Hij zoekt verder, en ziet dat hij het makkelijkst opgaat in de chaise longue. Zijn bovenkant verandert in een bloemetjespatroon.

Deze oefening is niet onschuldig. De zeekat past zich aan om toe te kunnen slaan. Onzichtbaar glijdt hij over de zeebodem en blaast over het zand. De kleine dieren die opschrikken, vangt hij met een van zijn snelle tentakels. Ze verdwijnen in zijn snavelvormige bek.

&

Als ik door de grote hal loop, met mijn volle blauwe Kiplingrugzak over één schouder, komen ze een voor een bij me: of het waar is, of ik echt, dat ze hebben gehoord, of ik misschien – en ik kap ze allemaal af. Ik vertel ze wat er is gebeurd: hoe zij mij begon te zoenen, vanuit het niets, zelfs probeerde me te vingeren, terwijl ik daar dus echt helemaal niet op zat te wachten. Dat ik het niemand had verteld, omdat ik niet wilde dat ze gepest zou worden, maar dat ik nu toch wel het een en ander recht moest zetten. De enige lesbo op deze school was zij. Ik had er nooit om gevraagd.

Het is niet dat ik populair ben, maar ik heb meer vrienden dan Lisanne, en voor de lunchpauze aanbreekt kent iedereen het verhaal. Ik haal een KitKat Chunky uit de automaat, gooi mijn boterhammen in de prullenbak en doe het hele verhaal nog eens. Zolang mijn publiek geïnteresseerd is, voer ik de monoloog op.

‘Ik bedoel dit niet lullig,’ zeg ik. ‘Volgens mij is er helemaal niks mis mee als je lesbisch bent, en ik vind het ook niet erg dat ze probeerde mij te versieren. Maar dat ze dan het verhaal rondbazuint alsof het van twee kanten kwam, dat is gewoon niet waar.’

&

Schaamte is groter en geniepiger dan ik me haar had voorgesteld. Ze uit zich niet in neergeslagen ogen en rode wangen of gestamel, maar in ondoordachte formuleringen – ‘Het spijt me als jij het gevoel hebt dat’ – en in het web van verhalen dat ze bijeenhoudt. Ik schaam me voor wat er met Lisanne is gebeurd, en ik schaam me voor wat ik Lisanne heb aangedaan, en ik schaam me dat zij mij dat heeft laten doen, en ik schaam me voor wat ik ben geworden, en wat ik van Lisanne heb gemaakt.

Een halfjaar later komt ze met pleisters op haar polsen naar school. Gefluister, geritsel van nekken in regenjassen die zich abrupt omdraaien, en dan het gelach, als iemand haar tegenhoudt in de gang, de pleister eraf trekt en iedereen ziet dat er daar niets zit. Gave witte huid.

En dat ik nog weet hoe zacht die voelde tegen mijn buik.

&

Elke herinnering speelt zich af in de grote hal van mijn middelbare schoolgebouw, dat niet meer overeind staat. Ik droom over die hal. De groengele tegels tegen de wanden. Ik hoef geen tentamens te doen, er is geen stof die ik machtig moet zijn. Ik hoor hier niet. Waarom ben ik er dan? Ik sta naar het rooster te kijken, en weet niet waar ik heen moet. De hal is van steen, ieder geluid laat een echo achter. De tegels, de kapstokken, het punt waar vier gangen samenkomen, zodat er uit elke richting een toeschouwer aan kan komen lopen, iemand die me in het voorbijgaan aankijkt en zegt: ze was het eerste meisje dat je kuste en je hebt een leugenaar van haar gemaakt.

Ik kijk terug in de tijd en zie mezelf in kleine druppeltjes uiteenvallen. Ze stijgen op, en beginnen om elkaar heen te draaien, en ik beweeg me door mijn geheugen, over het groene linoleum van de gymvloer, waar de patronen van voetbal-, basketbal-, volleybal-, badminton en hockeyvelden al op uitgetekend staan, maar de lijnen waarbinnen kinderen moeten vallen onzichtbaar blijven, ik voel de brandende schaafwonden die we oplopen bij trefbal, en ik begin zo hard te draaien dat ik magnetisch word, net als de aarde, ik trek de hele geschiedenis naar me toe, en de wereld trekt terug, dit gaat jou niet aan, dit staat buiten jou, maar alles zal verdwijnen in mijn mond die steeds opnieuw dezelfde zin zegt: ‘Volgens mij is er helemaal niks mis mee als je lesbisch bent’, ik hef mijn armen en splijt de zee en kijk: daar ligt de platvis, happend naar adem.

More by Nikki Dekker

Een lichaam opzetten

Er zitten hele werelden onder onze huid. Tenminste, als je de illustraties mag geloven. Soms weet ik het niet zeker. Ik pak mijn sleutelbeen vast. Het steekt naar buiten als je je schouders optrekt. Dat doe ik vaak. Het sleutelbeen is een stevig botje, maar dun. Ik zou het kunnen breken. Misschien niet met mijn blote handen, maar als ik iets zwaars ertegenaan sla, dat massieve stenen beeld bijvoorbeeld, dan zeker. Er is niet veel nodig om uit elkaar te vallen. Je hoeft je maar één keer te verslikken en het is gebeurd. Waar blijven de propjes die het verkeerde gat in schieten? Voorbij de amande...
Written in NL by Nikki Dekker
More in NL

Een lichaam opzetten

Er zitten hele werelden onder onze huid. Tenminste, als je de illustraties mag geloven. Soms weet ik het niet zeker. Ik pak mijn sleutelbeen vast. Het steekt naar buiten als je je schouders optrekt. Dat doe ik vaak. Het sleutelbeen is een stevig botje, maar dun. Ik zou het kunnen breken. Misschien niet met mijn blote handen, maar als ik iets zwaars ertegenaan sla, dat massieve stenen beeld bijvoorbeeld, dan zeker. Er is niet veel nodig om uit elkaar te vallen. Je hoeft je maar één keer te verslikken en het is gebeurd. Waar blijven de propjes die het verkeerde gat in schieten? Voorbij de amande...
Written in NL by Nikki Dekker

Een afhankelijkheidsverklaring

Onlangs kwam ik op een barbecue iemand tegen die net een kind had gekregen. De barbecue was haar eerste uitje. Ze bekende, met de baby in haar armen, dat ze zo afhankelijk was geworden. Bij dat woord trok ze een teleurgesteld gezicht en ze vertelde het alsof ze een bekentenis deed.  Ze leek afhankelijkheid als een vorm van falen te beschouwen. Net als wij allemaal, denk ik. Afhankelijk wordt doorgaans geassocieerd met iets zwaks en onaantrekkelijks, lelijks bijna. Bij onafhankelijkheid zien we juist iets sterks, aantrekkelijks, en de bedoeling. Een wild paard dat over het strand rent. Bij afha...
Written in NL by Rebekka de Wit

Wanneer de leugens zich razendsnel opstapelen

Het was niet mijn bedoeling een hype te veroorzaken. Maar opeens was het zo. Ik vertelde op school over het verkeersongeluk en van het een kwam het ander.Ik baalde zo erg van de examens dat ik me steeds weer versliep, ter- wijl ik me elke keer opnieuw voornam om van tevoren alles wat ik nog niet had geleerd aandachtig door te bladeren. Na het tergende gebiep van het alarm van mijn moeder, die veel vroeger op haar werk moest zijn, viel ik altijd weer in een diepe slaap, zo diep dat ik mijn eigen wekker amper hoorde. Net op tijd kwam mijn vader me dan uit mijn nest halen. Maar op de maandag van ...
Written in NL by Carmien Michels

Een bom in de nacht die de bergen verlicht

Mijn vingers, gezwollen van hard werk en ouderdom, schuren over mijn wangen telkens wanneer ik de tranen droog die blijven stromen. Ik ben ervan overtuigd dat de zee eindeloos is en begrijp niet hoe het kan dat ik steeds opnieuw door een golf van verdriet overvallen word terwijl ik al dood ben vanbinnen. Is er dan geen rust na het einde van alles? De zee heb ik nog nooit gezien, maar ik weet hoe men wegen baant. Water is ongrijpbaar, gaat altijd waar het wil, maar ik kan het langs geulen leiden en zijn koppigheid in mijn voordeel laten werken, voor het me weer door de vingers glipt om de die...
Translated from PT to NL by Finne Anthonissen
Written in PT by Daniela Costa

Ik wil geen hond zijn

Liefdesverdriet termineren, typ ik. Dit moet nu stoppen. Ik zie verhalen van mensen, ik wil geen verhalen, ik wil oplossingen, geen compassie. Transformatie, typ ik. Google zegt dat je transformatie in de wiskunde en in de genetica hebt. Ik kies voor de tweede en maak daarmee mijn eerste keuze. Ik ben moe van dit lichaam dat al door te veel mensen is gekust, dat misschien wel verpest is, ik ben er roekeloos mee omgegaan, te vrijblijvend, het moet weg en anders en beter. Genetische transformatie. Sapkuur blinkt in mijn scherm. Transformeer in een nieuwe versie van jezelf. Een weckpot gevuld met...
Written in NL by Alma Mathijsen

Alle dieren van het veld

Zoals gewoonlijk werd ze die ochtend hongerig wakker. Het gekwaak van de eenden die over het dak fladderden trilde door in de muren van de slaapkamer en het meisje ging rechtop in bed zitten. De eenden waren van ver naar het huis van oma komen vliegen, misschien wel van een ander continent. Van de ene op de andere dag hoefde ze niet meer naar school en werd ze naar daar gestuurd, naar haar oma, die naast een meer woonde, kilometers van het dichtstbijzijnde dorp. Het kon niemand iets schelen. Haar ouders wilden meer tijd voor elkaar, of hadden het druk met werk, daar in de stad, dat was niet he...
Translated from ES to NL by Joep Harmsen
Written in ES by Adriana Murad Konings